Bouma-sequentie
De Bouma-sequentie is een volgorde van sedimentaire structuren die karakteristiek is voor turbidieten. De volgorde bestaat uit vijf eenheden, die de letters A tot en met E krijgen.
De Bouma-sequentie is genoemd naar de Nederlandse geoloog Arnold Bouma, die hem in 1962 voor het eerst beschreef als onderdeel van het mariene onderzoeksprogramma van de Groningse diepzee-onderzoeker Philip Henry Kuenen.
Turbidieten worden gevormd wanneer troebellingsstromen over de zeebodem tot rust komen. De grovere sedimentkorrels bezinken daarbij eerder dan de fijnere.
Indeling bewerken
De volgorde van de Bouma-sequentie is als volgt:
- E (top): ongesorteerde "pelagische lagen" van klei en silt, soms met bioturbatie;
- D: parallel gelamineerd fijn zand en silt;
- C: lagen met stroomribbels en cross-bedding, bestaande uit middel tot fijn zand;
- B: parallel gelamineerd middel zand;
- A (basis): middel tot grof zand met naar boven toe een duidelijke afname van de korrelgrootte (gegradeerde gelaagdheid).
Een individuele turbidiet (en daarmee een Bouma-sequentie) kan van enkele centimeters tot vele meters dik zijn.
Ontstaan bewerken
De eenheden A tot en met D worden in relatief korte tijd gevormd als de troebellingsstroom tot rust komt. De "pelagische" laag E is de "gewone" sedimentatie in de diepzee, nadat de troebellingsstroom is gaan liggen. Vaak volgen turbidieten in grote aantallen op elkaar, waarbij de E-laag een relatief dunne scheidingslaag tussen twee turbidieten vormt. De vorming van de E-laag duurt echter een relatief veel langer. Omdat de lagen A tot en met D door de troebellingsstroom werden afgezet bestaan ze uit sediment dat afkomstig is van hoger langs de continentale helling. De E-laag bestaat uit zeer fijn diepzee-sediment en afgestorven (fossiele) plankton.
De Bouma-sequentie is een ideale volgorde, die niet bij alle turbidieten even goed ontwikkeld is. De meeste turbidieten missen één of meerdere lagen. De fijnere eenheden C, D en E zijn soms door een volgende voorbijkomende troebellingsstroom meegenomen. De lagen A en B komen alleen voor als de troebellingsstroom nog genoeg zwaardere sedimentdeeltjes bevatte. Verder van de bron van de stroom af (distaal) missen juist deze lagen vaak.
Bronnen, noten en/of referenties
|