Beyum

borg in Groningen, Nederland

(Huis te) Beyum of Sickinghe is een voormalige borg in de Nederlandse provincie Groningen. De borg hoorde bij het dorp Zuidwolde en stond tussen dit dorp en het gelijknamige gehucht Beijum, ongeveer 200 meter ten oosten van het Boterdiep aan westzijde van de huidige Beijumerweg. Het noordelijke deel van het borgterrein vormt een gemeentelijk monument. De borg had haar oprit aan het Boterdiep.

Tekening van de borg door Andries Schoemaker, ca. 1731.
Tekening van de borg door Jacobus Stellingwerf (18e eeuw, kopie van oudere tekening)

Geschiedenis bewerken

De borg bewerken

In de 16e eeuw was de borg in het bezit van de familie Sickinghe, die in 1567 ook de redgerrechten in Zuidwolde en Beijum van het klooster Selwerd kocht. In de 17e eeuw werd de borg door Beela (Sibilla) Sickinghe verkocht aan Frederik Coenders van Helpen. Frederik was de zoon van Bernard Coenders, gezant in onder andere Frankrijk. Frederik studeerde enige tijd in Frankrijk en bij zijn terugkeer in zijn geboortestreek in 1663 kocht hij de borg met bijbehorende landerijen en rechten. Tussen 1675 en 1680 vervaardigde hij met zijn broer Wilhelm een provinciekaart waarop de 24 grootste borgen van de Ommelanden staan afgebeeld. Deze kaart is bekend geworden als de Coenderskaart. Op de kaart staat de eigen borg Beyum prominent aangegeven.

Aan het einde van de 17e eeuw wekte de bewondering van Frederik Coenders voor Lodewijk XIV veel irritatie bij de Ommelander bestuurders. In 1690 werd hij uit zijn functies gezet en in 1691 werd de borg met alle rechten door zijn crediteuren samen met de erbij behorende rechten (waaronder 12 van de 13 ommegangen in het redgerrecht van de klauw van Zuidwolde en Beijum en 11 stemmen in de collatie van Zuidwolde) geveild 'bij brandender keerse'. Jonker Goffo Ivo Hillebrands van Harssens kocht de borg en 6 ommegangen in het redgerrecht.

In 1735 werd de borg gekocht door Allart Philip Tjarda van Starkenborgh. Deze was het alleen om de rechten te doen: In 1736 liet hij de borg afbreken. Volgens een volksverhaal werden de stenen onder andere gebruikt voor de restauratie van de kerk van Garmerwolde.[1]

Na de afbraak bewerken

Na de afbraak werd het schathuis verbouwd tot boerderij. De oostelijke gracht verdween in 1875 bij de vervanging van de zandweg aan oostzijde van de borg door een nieuwe kunstweg; de Beijumerweg.[1] Daarmee verdween ook de noodzaak van de laan naar het Boterdiep (de Beijumerweg vormde de vervanging voor de slechte kleiweg langs het Boterdiep), die vervolgens werd geslecht. In 1969 werd dit deel van de gemeente Bedum geannexeerd door de stad Groningen en vanaf 1978 ligt het aan noordzijde van de Groningse uitbreidingswijk Beijum met vrij uitzicht op Zuidwolde.

Het borgterrein is nog slechts gedeeltelijk aanwezig: Op het zuidelijke deel werden in 1983 woningen gebouwd (de straat Edzemaheerd), op het middendeel staat een eind-19e-eeuwse woonboerderij (Beijumerweg 15), die in de kern nog delen van het vroegere schathuis zou bevatten en het noordelijke deel vormt een parkje. Aan noordzijde van de woonboerderij ligt nog de oorspronkelijke buitengracht. De gracht aan zuidzijde van de woonboerderij vormt het restant van de vroegere zuidelijke binnengracht.