Spitten

kerende grondbewerking van de bovenste laag van de grond
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 30 mei 2008 om 14:32. (+ogg)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Spitten is een kerende grondbewerking van de bovenste laag van de grond (bouwvoor). Hierbij wordt deze laag zodanig omgedraaid dat het onkruid en de eventueel opgebrachte stalmest of kunstmest onder de grond komt.

smalle spa voor kleigrond; brede voor zandgrond en lichte klei
linker schep met recht blad; rechter met gebogen blad
Spitvork
spitmachine

Spitten wordt gedaan om de structuur van de bodem te verbeteren, gewasresten en mest onder te werken en onkruid te bestrijden.

Kleigrond moet voor de winter gespit worden, zodat door de vorst de grond kan stukvriezen en zo de structuur verbeterd wordt. Zandgrond daarentegen kan in het voorjaar gespit worden, zodat er in de tussentijd nog een groenbemester op verbouwd kan worden, waardoor uitspoeling van meststoffen (mineralen) voorkomen wordt.

Spitten kan met de hand met een spade (spa), een spitvork (spitgreep) of een schep (ook wel schop of bats genoemd) gedaan worden of machinaal met een spitmachine. De schep met gebogen blad is niet geschikt voor het spitten en vooral bedoeld voor het opscheppen van grond. De steel van een dergelijke schep is ook korter, zoals op de foto ook te zien is. Kleine oppervlakten worden met de hand gespit en grote met een door een tractor aangedreven spitmachine.

De smalle spa heeft een ongeveer 15 cm lang blad, de brede 20 cm en de spitvork 25 cm lange tanden.

Spitten heeft als voordeel boven ploegen dat er geen ploegzool, verdichte laag net onder de geploegde grond, gevormd wordt. Een nadeel is dat spitten langzamer gaat dan ploegen.

Spitten heeft als voordeel boven frezen dat de structuur van de grond beter blijft.