Lutherse Kerk (Utrecht)

kerk en voormalige kloosterkapel in Utrecht
(Doorverwezen vanaf Lutherse kerk (Utrecht))

De Lutherse Kerk in Utrecht is een kerk in de Hamburgerstraat, in gebruik door de Evangelisch-Lutherse gemeente van Utrecht.

Lutherse Kerk
De Lutherse Kerk. Achter de vleugel aan de Hamburgerstraat ligt de oude kapel van het Ursulaklooster
Plaats Utrecht
Denominatie Evangelisch-Luthers
Coördinaten 52° 5′ NB, 5° 7′ OL
Gebouwd in 1412
Uitbreiding(en) 1745
Monumentale status Rijksmonument
Monumentnummer  36114
Architectuur
Architect(en) Jan Cloppenburg
Stijlperiode Lodewijk XIV-stijl
Interieur
Orgel J.F. Witte, 1880
Detailkaart
Lutherse Kerk (Binnenstad)
Lutherse Kerk
Afbeeldingen
Interieur van de Lutherse Kerk
Portaal  Portaalicoon   Christendom

Het oudste gedeelte van de kerk is de voormalige kloosterkapel van het Ursulaklooster uit 1412, gewijd aan de heilige Ursula. Oorspronkelijk was deze vijftiende-eeuwse kapel waarschijnlijk voorzien van een nonnengalerij, zoals dat nog te zien is bij de kapel van het voormalige Agnietenklooster (thans Centraal Museum). Op de kapel bevindt zich nog de dakruiter.

Na de hervorming kreeg de kapel verschillende bestemmingen totdat zij in 1743 gekocht werd door de Lutherse gemeente. Het voormalige kloosterterrein lag ingeklemd tussen bebouwing aan de Hamburgerstraat, de Lange Nieuwstraat, de Oudegracht en de Abraham Dolesteeg. Om toegang tot de kapel te krijgen werden enkele huizen in de Hamburgerstraat opgekocht. Op de plaats daarvan werd een nieuwe vleugel gebouwd naar ontwerp van Jan Cloppenburg met een zware gevel in Lodewijk XIV-stijl. Op de gevel prijkt het jaartal van de opening, 1745.

Het interieur werd vernieuwd in 1826.

Voorgeschiedenis bewerken

Aan het eind van de zestiende eeuw vestigde zich een groep Antwerpse vluchtelingen in Utrecht, die deel hadden uitgemaakt van een bloeiende Lutherse gemeente. Vanuit Amsterdam wordt Ds. Joh. Ligarius naar Utrecht gezonden. Hij was in 1566 en 1567 predikant in Antwerpen geweest. Hij heeft waarschijnlijk enkele malen in Utrecht gepreekt. In de jaren 90 van de zestiende eeuw werden Duitse soldaten in Utrecht gelegerd, die een eigen veldprediker hadden, Joannes Becker. Pas in het begin van de zeventiende eeuw werd de eerste predikant in Utrecht benoemd: Johannes Cremerius. Er werd in de Lijnmarkt een huis aangekocht, waar kerkdiensten konden worden gehouden. In 1613 werd Hibbaeus Magnus als voorganger benoemd. Hij kan worden beschouwd als de eigenlijke stichter van de gemeente. Hij stelt een kerkeraad aan en begint het notulenboek.[1] De gemeente werd erkend door "Amsterdam": op de tweede synode, gehouden in Amsterdam op 30 september en 1 en 2 oktober 1614 was Ds. Magnus met twee ouderlingen aanwezig. Hij werd daar gekozen tot lid van het algemeen consistorium, de synodale commissie. In 1616 en 1617 werden enige huizen verworven in de Strosteeg. Het geld daarvoor kwam deels van buitenlandse giften. Zo kwam Frederik IX van Saksen-Weimar in 1617 persoonlijk naar Utrecht om een geschenk te overhandigen.[2]

Op 22 juni 1618 werd ds. Magnus opgevolgd door Henricus Clessius, die uit Duitsland afkomstig was. In augustus 1620 werd begonnen met het verbouwen van de huizen in de Strosteeg tot kerk. De eerste steen werd gelegd door de hertog van Brunswijk.[3] Probleem was dat de vroedschap van Utrecht zich tegen de bouw van de kerk verzet, en een deurwaarder het verbod om te verbouwen laat aanzeggen. Zelfs bemiddeling door de ambassadeur van Denemarken, en in een later stadium door Prins Maurits en de koning van Bohemen konden niet baten. De zaak was "volkomen hopeloos", maar intussen was de bouw zo ver gevorderd, dat er rond 1624 toch in het nieuwe huis gepreekt wordt. In 1638 wordt een kerkorgel gekocht. De gemeente groeide flink: in 1646 waren er 107 dopelingen, en met kerstmis 1650 waren er 400 avondmaalsgangers. Ds. Clessius vertrok al in 1625, en werd voor een korte periode van twee jaar opgevolgd door Justus Zythopaeus, ook genaamd Brouwer. Hij begon in 1626 met het bijhouden van een doopboek. De volgende predikant was Johannes Coendring (of: Conring), die de gemeente twintig jaar leidde. De gemeente maakt een periode van voorspoed door, en in 1639 wordt een tweede predikant aangesteld: ds. Johan Adam Hunerfanger. Ds. Clessius wordt na zijn overlijden in 1647 opgevolgd door Fredericus Swetgius, die van Silezische geboorte was. Op 27 januari 1651 werd het gereformeerd protestantisme tot staatsgodsdienst verklaard[4], waardoor Lutheranen geen overheidsbetrekkingen meer konden uitvoeren. Alleen de beul was meestal Luthers. Hij had in de kerk een eigen (beuls-)bankje. Het ledental verminderde. Daarbovenop kwam een hevige twist binnen de gemeente die meer dan tien jaar duurde. Toen ds. Swetgius in 1668 overleed werd Johannes Baers benoemd, de eerste predikant van Nederlandse oorsprong. In 1671 overleed ds. Hunerfanger. Hij werd voor twee jaar opgevolgd door Artur Georg Velten.[5] Afgezien van enkele korte perioden waarin er daarna een vervanger was, duurde het tot 1691, voordat een nieuwe (Duitse) predikant werd beroepen: Enno Ewen. In 1705 overleden de beide predikanten. Er werden weer twee nieuwe predikanten benoemd: een Duitse, Heinrich Michels, die aanbleef tot 1714, en een Nederlander, Henricus Hollenhagen, die in 1740 overleed. Als opvolger van Michels werd de Duitse predikant Johan Albert Veltgen benoemd, die in 1720 op 32-jarige leeftijd overleed en werd opgevolgd door zijn broer Johannes Arnoldus Veltgen, die zestig jaar als predikant voor de gemeente zou werken. In 1716 kreeg de kerk een nieuw orgel.[6]

Al in 1711 besloot de kerkeraad uit te zien naar een ander kerkgebouw. Er werd in binnen- en buitenland gecollecteerd voor de nieuwe kerk, en uiteindelijk kreeg men een bedrag van ƒ 25.000,- bij elkaar. Ondertussen was een kapel in de Roomburgerstraat (de latere Hamburgerstraat) beschikbaar gekomen. Die kapel had sinds 1412 deel uitgemaakt van het Sint Ursulaklooster.[7]

Orgel bewerken

Het orgel werd in 1880 gebouwd door Johan Frederik Witte, een nazaat van de familie Bätz, in een kast waarvan achttiende-eeuwse onderdelen verwerkt zijn. Het instrument is in 1998 gerestaureerd door Van Vulpen, die een nieuwe prestantachtige violini bouwde voor het bovenwerk, en twee registers aanvulde.[8]

Hoofdwerk C–f3
Prestant 8′
Bourdon 16′ Witte/vV
Roerfluit 8′
Octaaf 4′
Quint 3′
Octaaf 2′
Cornet disc. V
Nevenwerk C–f3
Holfluit 8′
Salicet 8′
Viola 8′ Witte/vV
Violini 4′ vV
Fluit 4′
Pedaal C–d1
Bourdon 16′
  • Koppels: Manuaalkoppel, pedaalkoppel aan hoofd- of nevenwerk.


Zie de categorie Lutherse Kerk (Utrecht) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.