Johan Frederik Witte

Nederlands orgelbouwer (1840-1902)

Johan Frederik Witte (Utrecht, 6 november 1840 - aldaar, 3 februari 1902) was een Nederlands orgelbouwer.

Johan Frederik Witte (1870)
Witte-orgel uit 1880 in de Lutherse Kerk (Utrecht)
Witte-orgel uit 1900 in de Oud-Katholieke Parochie van de H.H. Barbara en Antonius (Culemborg)

Carrière bewerken

In 1869 kwam hij in dienst bij dat bedrijf, waarvan zijn vader Christian Gottlieb Friedrich Witte toen de eigenaar was. Na het overlijden van zijn vader in 1873 zette Johan Frederik Witte het bedrijf voort. Met zijn overlijden in 1902 kwam een einde aan het orgelmakershuis Bätz. Diverse van zijn werknemers starten daarna een eigen bedrijf, o.a. Spit, Sanders en Johan de Koff. Zijn werk werd tijdens zijn leven hoog gewaardeerd, maar viel met name in de jaren 60 tijdens de periode van de neobarok veelal in ongenade. Hierdoor sneuvelde ook zijn grootste werk, het orgel van de Grote- of St. Jacobskerk te Den Haag (1882), het grootste orgel dat in de 19e eeuw door een Nederlandse orgelmaker werd gebouwd. Ook het orgel van de Pieterskerk te Utrecht (1899) overleefde deze periode niet. De laatste decennia laten echter een herwaardering zien, als zijn werk in relatie met zijn tijd wordt geplaatst.

Orgels bewerken

Witte heeft orgels gebouwd voor onder meer de volgende kerken:

Familie bewerken

Hij was een achterkleinzoon van Johann Heinrich Hartmann Bätz, de oprichter van de orgelbouwersfirma Bätz en Cie. te Utrecht.

Zijn broer George Hendrik Witte was een bekende musicus in Duitsland.

Literatuur bewerken

  • Gert Oost: De orgelmakers Bätz (1739-1849), een eeuw orgelbouw in Nederland. Canaletto, Alphen aan den Rijn, 3e druk 1981, 408 pag.
  • Teus den Toom: De orgelmakers Witte: een bijdrage tot de geschiedschrijving van de orgelbouw in Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw. J.J. Groen en Zoon, Heerenveen, 1997, 2 dln., 1540 pag.

Externe link bewerken

Zie de categorie Johan Frederik Witte van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.