Kabinetsformatie Nederland 2002

formatie van het kabinet-Balkenende I

Een kabinetsformatie vond plaats in Nederland na de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002. Dit resulteerde in het kabinet-Balkenende I. De coalitie werd gevormd door Christen-Democratisch Appèl (CDA), Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) en de Lijst Pim Fortuyn (LPF).

De bordesscène van de ministers van het kabinet-Balkenende I met in het midden vooraan koningin Beatrix bij Huis ten Bosch op 22 juli 2002

Achtergrond bewerken

Sinds 1994 regeerden de paarse kabinettenkabinet-Kok I en kabinet-Kok II — onder voorzitterschap van minister-president Wim Kok. Het kabinet viel vanwege de kabinetscrisis over het Srebrenica-drama in april 2002, vlak voor de verkiezingen een maand later, waarvan de datum ongewijzigd bleef.[1]

Al in augustus 2001 had Kok aangeven niet meer beschikbaar te zijn voor het lijsttrekkerschap van de PvdA. Hij werd opgevolgd door Ad Melkert. Bij coalitiepartner VVD was Hans Dijkstal lijsttrekker. Van de kleinste paarse partij, D66, was Thom de Graaf lijsttrekker. Bij de grootste oppositiepartij, het CDA, werd Jan Peter Balkenende lijsttrekker. Van GroenLinks was Paul Rosenmöller lijsttrekker.[2]

 
Pim Fortuyn op 4 mei 2002.

Bij Leefbaar Nederland werd publicist Pim Fortuyn lijsttrekker. In zijn boek De puinhopen van acht jaar paars beschreef hij zijn kritiek op het beleid van de regering, waarbij de publieke sector volgens hem verwaarloosd was. Fortuyn was kritisch op de islam, wat hij een 'achterlijke cultuur' noemde, en op migratie. Die laatste standpunten leidde tot een breuk met Leefbaar Nederland in februari 2002, waarna hij onder tijdsdruk zijn eigen partij oprichtte, Lijst Pim Fortuyn. Leefbaar Rotterdam, waarvan hij nog wel lijsttrekker was, wist bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2002 in Rotterdam de grootste te worden.[3]

Waar tot begin 2002 PvdA en VVD goed scoorden in de peilingen, werd dit steeds kleiner ten gunste van LPF en CDA. PvdA, GL en D66 keerden zich tegen Fortuyn, en verweten hem een gevaarlijke en extreemrechtse koers. De VVD was kritisch, maar wilde ook wind uit de zeilen halen door kritischer te zijn op asiel. Het CDA daarentegen had met Fortuyn in november 2001 een niet-aanvalsverdrag afgesproken, en keerde zich tegen de multiculturele samenleving.[3]

De campagne kwam tot stilstand toen op 6 mei Fortuyn werd vermoord op het Media Park in Hilversum door milieuactivist Volkert van der Graaf. Nederland reageerde geschokt. Aanhangers van Fortuyn trokken naar het Binnenhof, waar ze naarmate de avond vorderde Melkert, Kok en Rosenmöller uitmaakten voor moordenaars. Het besluit of de verkiezingen door moesten gaan, werd aan de LPF gelaten. Zij kozen ervoor de verkiezingen door te laten gaan, "omdat Pim het zo gewild zou hebben". De campagne werd wel stilgelegd.[4]

Verkiezingsuitslag bewerken

 
De zetelverdeling van de nieuwe Tweede Kamer tijdens de kabinetsformatie:
 SP: 9
 GL: 10
 PvdA: 23
 D66: 7
 VVD: 24
 CDA: 43
 SGP: 2
 CU: 4
 LN: 2
 LPF: 26

De paarse partijen verloren bij de verkiezingen fors: PvdA van 45 naar 23, VVD van 38 naar 24 en D66 van 14 naar 7. De LPF kwam met 26 zetels de Kamer in, nog nooit haalde een nieuwkomer zoveel zetels. De grootste fractie werd het CDA met 43 zetels. Naar aanleiding van de uitslagen stapten zowel Melkert en Dijkstal op als partijleider en fractievoorzitter, die vervangen werden door respectievelijk Jeltje van Nieuwenhoven en Gerrit Zalm. Bij LPF koos de fractie uit vijf kandidaten Mat Herben als fractievoorzitter.[5]

Informateur Donner bewerken

In de aanloop naar de verkiezingen was gepleit voor een Tweede Kamerdebat over het aanwijzen van een informateur, maar vanwege de omstandigheden was daar uiteindelijk toch geen meerderheid voor. Koningin Beatrix liet zich vervolgens door haar vaste adviseurs en de fractievoorzitters. Balkenende adviseerde een CDA-informateur aan te wijzen en had al eerder gehint op samenwerking met de LPF. Herben steunde eveneens een CDA-informateur voor gesprekken met CDA, LPF en VVD. Ook GroenLinks, D66, SP, ChristenUnie zagen een coalitie van CDA, LPF en VVD als meest voor de hand liggend. Zalm steunde een CDA-informateur, maar zag kabinetsdeelname voor VVD vanwege het verlies niet zitten. Op 17 mei benoemde Beatrix CDA'er Piet Hein Donner als informateur.[6] Hij werd bijgestaan door twee raadsadviseurs, waaronder Paul Huijts, en Rijksvoorlichtingsdienst-hoofddirecteur Eef Brouwers.[7]

Zalm bleef vasthouden aan zijn blokkade. Tegelijkertijd waren er wel signalen dat de VVD zich daar op voorbereidde. Zo werden de fractievergaderingen al gevoerd met personen lager op de lijst, die bij kabinetsdeelname de Kamer in zouden komen. Op 24 mei ging Zalm na beraad met zijn fractie uiteindelijk akkoord met onderhandelingen.[8]

Onderhandelingen bewerken

De daaropvolgende onderhandelingen vonden plaats in een goede sfeer, waarbij veel geïnvesteerd werd in persoonlijke relaties. Herbens doel was de LPF te integreren in de Nederlandse politiek, terwijl Balkenende en Zalm de LPF wilden binden aan het bestel. De Kamerfracties werden minder betrokken bij de onderhandelingen dan sinds 1982 gebruikelijk, hoewel de onderhandelaars wel een eigen formatieteam hadden die ze raadpleegden. Herben in het bijzonder werd later verweten solistisch te werk te zijn gegaan.[9]

De nieuwkomer LPF was in die periode nog zoekende, zowel inhoudelijk als organisatorisch. Zo ontstond er vlak voor de inhoudelijke besprekingen verwarring over het asielstandpunt. Herben liet in de Volkskrant weten bereid te zijn tienduizend uitgeprocedeerde asielzoekers op te nemen, terwijl Hoogendijk in Buitenhof pleitte voor een generaal pardon, wat neer kwam op honderdduizend. Beiden zeiden dat dit was wat Fortuyn had gewild. Herben wist CDA en VVD uiteindelijk gerust te stellen dat generaal pardon niet hun wens was.[10] Daarnaast moest Herben voortdurend de onderhandelingen verlaten, om ruzies in de fractie op te lossen.[11]

De partijen wisten op veel onderwerpen snel tot akkoord te komen, zoals restrictiever asielbeleid, afschaffing van het kwartje van Kok, beperking van melkertbanen en de gekozen burgemeester. Ze kwamen tot een bezuinigingspakket van 6,82 miljard euro. De lastigste onderwerpen werden tot het einde bewaard: invoering van een nieuw zorgstelsel en herziening van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Op deze onderwerpen stonden vooral CDA en VVD tegenover elkaar. Op 19 juni wisten de onderhandelaars ook op deze onderwerpen overeenstemming te bereiken. Vanwege de geserveerde versnaperingen, werd dit het 'tosti-akkoord' genoemd.[12]

Regeerakkoord bewerken

Op 25 juni werd het conceptakkoord gedeeld met de fracties. Inhoudelijk was vooral de VVD tevreden; veel kwam overeen met hun verkiezingsprogramma. Wel stoorden de voormalige paarse bewindslieden zich aan de titel 'Hersteld vertrouwen'. Alle fracties kwamen met een aantal amendementen. De LPF probeerde nog op laatste moment een ministerie van Veiligheid op te richten, waarin alle verantwoordelijkheden op het terrein van politie ondergebracht zou moeten worden, maar dit werd afgewezen. Uiteindelijk stemden de fracties op 3 juli in met het akkoord getiteld "Werken aan vertrouwen. Een kwestie van aanpakken". Op 4 juli hield de Tweede Kamer een debat, waarin ook het akkoord besproken werd. Hoewel geen moties het dat debat haalden, verhoogden de onderhandelaars het budget voor de politieopleiding. Vervolgens bracht Donner eindverslag uit aan Beatrix.[13]

Formateur Balkenende bewerken

Op advies van Donner werd Balkenende op 4 juli benoemd tot formateur, waarna Maria van der Hoeven als onderhandelaar namens CDA optrad. Over het aantal ministersposten per partij kwamen de onderhandelaars snel tot CDA 6, LPF 4 en VVD 4, waarbij de ministerspost voor Ontwikkelingssamenwerking voor een staatssecretaris werd. Het verdelen van de posten bleek lastiger en leidde tot ergernissen. LPF wilde Financiën — terwijl dat ministerie eigenlijk al aan VVD vergeven was — alsook Binnenlandse Zaken, Justitie of een zwaar ministerschap van Asiel en Immigratie. LPF dreigde zelfs met afhaken.

Uiteindelijk kwamen de onderhandelaars op 10 juli tot een compromis waarbij LPF het ministerschap van Immigratie en Integratie kreeg. De LPF-fractie voelde zich echter nog steeds onderbedeeld en stuurde Herben terug naar de onderhandelingstafel. LPF-Kamerleden João Varela, Joost Eerdmans en Harry Wijnschenk gingen ook zelf naar de onderhandelingstafel om wederom een ministerie van Veiligheid te bepleiten. Het CDA dreigde anderzijds met het teruggeven van de formateursopdracht. Uiteindelijk ging VVD akkoord met een LPF-staatssecretaris voor politie en openbare zaken op het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Personele invulling bewerken

Voor de verkiezingen hadden Fortuyn en oud-VVD-leider Hans Wiegel over het premierschap voor Wiegel als LPF de grootste werd. Herben had aan het begin van de formatie ook herhaald dat het niet vaststond dat Balkenende premier zou worden en opperde wederom Wiegel. Tijdens de formatieopdracht sprak Herben echter steun uit voor het premierschap voor Balkenende. Verder verliep het selecteren van bewindspersonen redelijk gemakkelijk voor het CDA. Bij de VVD wilde Zalm graag een aantal vrouwen in het kabinet, maar de gevraagde vrouwen wezen allemaal af, waardoor CDA'er Van der Hoeven de enige vrouwelijke minister was. LPF en CDA hadden aangegeven geen bewindspersonen uit het paarse kabinet te willen, maar Zalm behield toch drie bewindspersonen uit het vorige kabinet.

Bij de LPF ging het vinden van bewindspersonen ingewikkelder. Zij konden niet putten uit ervaren bestuurders en politici en wilden ook geen Kamerleden doorschuiven naar kabinet. Voorwerk van Mickey Huibregtsen en Albert de Booij werd tevens door de fractie genegeerd. Vervoerseconoom Hugo Roos wees het ministerschap van Verkeer en Waterstaat af omdat hij zich niet geschikt achtte voor de politiek. Herben was bereid het voornemen om geen Kamerleden door te schuiven los te laten voor Vic Bonke, maar die zag er om persoonlijke redenen van af. Herben sprak ook met Ahmed Aboutaleb, bestuurslid van het instituut voor multiculturele vraagstukken Forum, maar die zag er van af omdat zijn opvattingen te ver van LPF af stonden en sloot zich later aan bij PvdA.[14] Voor het staatssecretariaat voor Emancipatie vond Herben uiteindelijk Philomena Bijlhout, die met haar Surinaamse komaf de eerste allochtone bewindsvrouw werd.[15]

Ongeduldig stelde Balkenende een ultimatum voor de LPF voor 16 juli, waarvoor Herben net op tijd een lijst inleverde. Tussen 17 en 20 juli hield Balkenende gesprekken met de kandidaat-bewindspersonen. Bijzondere aandacht was er voor het scheiden van persoonlijke en commerciële belangen, omdat vooral LPF-bewindspersonen uit bedrijfsleven afkomstig waren. Op 22 juli vond het constituerend beraad plaats, waarbij minister van Binnenlandse Zaken de integrale verantwoordelijkheid voor de politie claimde, ondanks eerdere toezeggingen aan de LPF. Diezelfde dag bracht Balkenende verslag uit bij Beatrix en werden de bewindspersonen beëdigd.

Nasleep bewerken

Zeven uur na de beëdiging stapte Bijlhout al op — een record — omdat ze verzwegen had lid geweest te zijn van een volksmilitie van Desi Bouterse in Suriname ten tijden van de decembermoorden. Op 26 juli sprak Balkenende de regeringsverklaring uit. Ondanks de relatief vlotte formatie viel het kabinet al na drie maanden, vanwege onophoudelijke conflicten binnen de LPF.[16]

Externe link bewerken

Bron bewerken

Referenties bewerken

  1. Brand 2016, pp. 319-322.
  2. Brand 2016, pp. 319-320.
  3. a b Brand 2016, pp. 320-321.
  4. Brand 2016, pp. 322-323.
  5. Brand 2016, pp. 323-324.
  6. Brand 2016, pp. 324-326.
  7. Brand 2016, p. 330.
  8. Brand 2016, p. 329.
  9. Brand 2016, pp. 330-332.
  10. Brand 2016, p. 332.
  11. Brand 2016, p. 334.
  12. Brand 2016, pp. 332-336.
  13. Brand 2016, pp. 336-339.
  14. Brand 2016, pp. 343-344.
  15. Brand 2016, p. 345.
  16. Brand 2016, pp. 346-348.