Willem de Sitter (drost)
Willem de Sitter (Groningen, 21 juli 1750 - Midlaren, 7 juni 1827) was een Groningse bestuurder en drost van Westerwolde.
Willem de Sitter | ||||
---|---|---|---|---|
Algemeen | ||||
Volledige naam | Willem de Sitter | |||
Geboren | 21 juli 1750 | |||
Overleden | 7 juni 1827 | |||
Titulatuur | Mr. | |||
Functies | ||||
1776-1795 | hoofdman Hoge Justitie Kamer van het gewest Groningen | |||
1803-1805 | lid Wetgevend Lichaam voor het departement Groningen | |||
1805-1810[1] | drost van Westerwolde | |||
1812-1813 | president rechtbank van eerste aanleg arrondissement Winschoten | |||
1814 | lid Vergadering van Notabelen voor het departement Wester-Eems | |||
|
Leven en werk
bewerkenDe Sitter, zoon van de Groningse jurist Wolter Reinolt de Sitter[2] en Johanna Schultens, studeerde rechten aan de hogeschool van Groningen en promoveerde aldaar in 1772. De Sitter werd hoofdman van de Hoge Justitie Kamer in het gewest Groningen (1776-1795). In 1803 werd hij lid van het Wetgevend Lichaam voor Groningen en in 1807 werd hij benoemd tot drost van Westerwolde. In 1814 werd hij namens het departement Wester-Eems lid van de landelijke Vergadering van Notabelen, die de eerste grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden vaststelde.
In de periode 1803 tot 1810 was zijn broer Albert Johan de Sitter ook drost, Willem van Westerwolde en Albert Johan van de beide Oldambten. De drosten kregen vanaf het najaar 1806 de taak om rekruten voor het leger te werven, hetgeen op veel verzet stuitte bij de plaatselijke bevolking.[1]
De Sitter huwde in 1777 te Groningen met Maria Albertina Johanna Drewes. Hun zoon Johan de Sitter en hun kleinzoon Willem de Sitter waren onder meer lid van de Eerste Kamer.
- ↑ a b Kamphuis vemeldt 1805 als jaar van benoeming van De Sitter tot drost van Westerwolde (bron: Kamphuis, Hendrik Albert Stad en Lande tijdens de Bataafse Republiek (2005) uitg. Koninklijke Van Gorcum, Assen, ISBN 90-232-4080-4)
- ↑ Wolter Reinold de Sitter was advocaat fiscaal en secretaris van Groningen en raadsheer in de Hoofdmannenkamer (bron: Vries, Oebele De Heeren van den Raede blz. 360 (1999) uitg, Verloren, Hilversum, ISBN 90-6550-076-6). Hij schreef het verslag van een reis met 's lands binnenjacht van Den Haag via Zeeland naar België, terug via Gelderland en het Duitse grensgebied, via Middelburg, Brugge, Antwerpen, Mechelen, Brussel en Emmerik (bron: Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis [1])