Vorstendom Transsylvanië

Het vorstendom Transsylvanië of vorstendom Zevenburgen (Duits: Fürstentum Siebenbürgen, Hongaars: Erdélyi Fejedelemség, Roemeens: Principatul Transilvaniei) was een semi-onafhankelijk vorstendom op de grens tussen koninklijk Hongarije en het Ottomaanse Rijk. In 1699 werd het een bezit van de Oostenrijkse Habsburgers. Sinds de ontbinding van Oostenrijk-Hongarije (1919) is het gebied een onderdeel van Roemenië.

Fürstentum Siebenbürgen
Erdélyi Fejedelemség
Principatul Transilvaniei/ Principatul Ardealului
Vazal van het Ottomaanse Rijk en suzerein van de Habsburgse monarchie
 Oost-Hongaarse koninkrijk 1571 – 1711 Grootvorstendom Zevenburgen 
Kaart
Locatie in het huidige Europa
Locatie in het huidige Europa
Algemene gegevens
Hoofdstad Alba Iulia (1570–1692) en Sibiu (1692–1711)
Talen Roemeens Hongaars, Duits
Religie(s) Roemeens-Orthodoxe kerk, Calvinisme, Lutheraans, Katholiek
Regering
Regeringsvorm Vorstendom
Geschiedenis van Hongarije
Vroege geschiedenis
Prehistorie van Hongarije
Pannonië
Hongarije in de volksverhuizingstijd
Middeleeuwen
Magyaren
Vorstendom Hongarije (895-1000)
Koninkrijk Hongarije (1000-1526)
Voorbije eeuwen
Ottomaans Hongarije
Oost-Hongaars koninkrijk
Vorstendom Transsylvanië
Koninklijk Hongarije (1526-1867)
Hongaarse Revolutie
Oostenrijk-Hongarije
Democratische Republiek Hongarije
Hongaarse Radenrepubliek
Hongaarse Republiek (1919-1920)
Koninkrijk Hongarije (1920-1946)
Hongaarse Staat
Communistisch Hongarije
Republiek Hongarije (1946-1949)
Volksrepubliek Hongarije
Hongaarse Opstand
Modern Hongarije
Hongarije
Andere onderwerpen
Militaire geschiedenis van Hongarije
Hongaarse minderheid in Roemenië
Geschiedenis van Zevenburgen
Portaal  Portaalicoon  Geschiedenis

Geschiedenis bewerken

Afscheiding van Hongarije bewerken

In de Slag bij Mohács (1526) verpletterde Süleyman I het leger van het eerste koninkrijk Hongarije. Deze confrontatie kostte het leven aan koning Lodewijk II van Hongarije. Hongarije werd een vazalstaat van het Ottomaanse Rijk. De politieke rechterhand van Lodewijk II, Janos I, kon het koningschap overnemen (1529) met instemming van Süleyman en van de plaatselijke adel. Ook Ferdinand I van Habsburg, als verwant van Lodewijk II, maakte echter aanspraak op het koningschap. Door het Verdrag van Constantinopel (1533) kwam het tot een tweedeling, waarbij Janos I het zuiden behield maar Ferdinand I een klein deel in het noorden terugkreeg (koninklijk Hongarije).

Toen Janos I stierf (1540) liet de sultan het zuidelijke gedeelte preventief bezetten, om te vermijden dat Ferdinand de "twee Hongarijes" probeerde te herenigen. De sultan gaf hiervan slechts de helft terug aan troonopvolger Janos II (het Oost-Hongaars koninkrijk). De andere helft kwam onder rechtstreeks gezag van de sultan (Ottomaans Hongarije). Er bestonden nu dus drie restanten. Wegens de godsdienstige gevoeligheden voerde Janos II het Edict van Torda in: de dominantie van de Rooms-Katholieke Kerk werd vervangen door godsdienstvrijheid. Het lutheranisme van de Zevenburger Saksen, alsook het calvinisme en unitarisme van de Hongaren en de Roemeense orthodoxen, kregen hierdoor ruimte.

Hoewel de Habsburgers slechts een klein deel van Hongarije bezaten, hechtten ze veel belang aan de titel "koning van Hongarije". Uiteindelijk ging Janos II akkoord om zich niet langer "koning van Hongarije" te noemen. Dit garandeerde hij in het Verdrag van Spiers (1570). Bij die gelegenheid werd zijn restant hernoemd tot "het vorstendom Transsylvanië/Zevenburgen". In ruil kreeg hij van keizer Maximiliaan II een grensstrook, het zogenaamde Partium. Hij was reeds een vazal van het van het Ottomaanse Rijk, maar werd via Partium dus ook verbonden aan koninklijk Hongarije.

De strijd tegen Habsburgse invloed bewerken

Janos II werd in 1571 opgevolgd door Stefanus Báthory. In 1576 werd Stefanus tevens benoemd tot koning van Polen-Litouwen. Stefanus stierf in 1586 en werd opgevolgd door zijn neef, Sigismund Báthory. Sigismund koos vastberaden de kant van de Habsburgers, en behaalde gedurende de Vijftienjarige Oorlog (1591–1606) verscheidene overwinningen op de Ottomanen. Hij werd daarna echter verslagen door een andere christelijke vorst, Michaël de Dappere. Zijn adviseur, István Bocskai, riep de hulp in van de Ottomanen om Transsylvanië opnieuw onafhankelijk te maken. Michaël de Dappere werd vermoord in 1601. Tegen het einde van de oorlog sloot Bocskai vrede met de Habsburgers (het Verdrag van Wenen). De Habsburgers stonden toe dat de adel en burgers van Transsylvanië hun vorst zelf kozen.

Het vorstendom beleefde haar gouden jaren gedurende de regeringsperiode van Gabriël Bethlen (1613–1629) en George I Rákóczi (1630–1648). Bethlen waagde zelfs drie oorlogen tegen de Habsburgers, en eiste tweemaal de titel "koning van Hongarije" op. De Habsburgers probeerden de Rooms-Katholieke Kerk tot enige staatskerk van de Habsburgse erflanden te maken. De godsdienstvrijheid voor calvinisten kon opnieuw bevestigd worden in 1621 (de Vrede van Nikolsburg) en in 1645 (het Verdrag van Linz). Rákóczi en Bethlen spendeerden grote sommen aan het verfraaien van de hoofdstad Gyulafehérvár (nu Alba Iulia), dat een belangrijkste protestants bolwerk in oostelijk Centraal-Europa werd. Tijdens hun heerschappij was het vorstendom een van de weinige landen waar katholieken, calvinisten, lutheranen en unitariërs samenleefden. Al deze religies behoorden tot de "algemeen erkende godsdiensten" (religiones receptae). De orthodoxen, die het grootste kerkgenootschap vormden onder de Transsylvaanse Roemenen, waren niet erkend maar werden wel gedoogd.

Het Ottomaanse Rijk wordt teruggedrongen bewerken

In 1660 viel Transsylvanië in Ottomaanse handen. Vorst Jan Kemény en zijn raad verklaarden Transsylvanië onafhankelijk van het Ottomaanse Rijk (april 1661) en hoopten op een tussenkomst van de Habsburgers. De Habsburgers versloegen de Ottomanen in de Slag bij Szentgotthárd (1664). De gewapende beweging onder leiding van graaf Imre Thököly (met de goedkeuring van vorst Michaël I Apafi, Mehmet IV en Lodewijk XIV van Frankrijk) verhinderde dat de Habsburgers Transsylvanië konden veroveren. De Ottomanen leden echter een gevoelige nederlaag bij hun mislukte beleg van Wenen (1683). In de Grote Turkse Oorlog die erop volgde, konden de Habsburgers alsnog Transsylvanië innemen. De anti-Habsburgse Rákóczi's Opstand (1703–1711) haalde niets uit. De titel "vorst" werd vervangen door het ambt "gouverneur". Later werd het vorstendom verheven tot het grootvorstendom Zevenburgen, een nieuw kroonland bij Oostenrijk (1765).

De Habsburgers streefden niet langer naar een katholiek Transsylvanië, maar bevoordeelden wel de positie van de Katholieke Kerk. Een aanzienlijk deel van de orthodoxe en tegelijk Roemeense meerderheid van de bevolking liet zich opnemen in een zogenaamde "Geünieerde Kerk", waarin de oosterse riten werden gevolgd en de priesters mochten huwen, maar waarin de bisschoppen het oppergezag van Rome moesten erkennen. De bisschoppen werden voorgedragen door de Habsburgse monarchen en benoemd door de paus. Zulke kerkgenootschappen behoren onder de noemer van de "Oosterse Kerken" of "Grieks-Katholieke Kerken", zoals ze genoemd worden in de Balkan en in Oekraïne. In Roemenië wordt ze "Roemeense Grieks-Katholieke Kerk" genoemd. Aan het einde van de 18de eeuw was een situatie bereikt waarin de Katholieke Kerk het dominante instituut was geworden en de overige kerkgenootschappen een gedoogde status hadden. De calvinistische kerken werden beschermd door de adel. De lutheranen hadden hun vrijheid kunnen handhaven als onderdeel van hun bestuurlijke privilege uit de 13e eeuw (zie Zevenburger Saksen).