Reuss-Lobenstein

(Doorverwezen vanaf Vorstendom Reuss-Lobenstein)

Reuss-Lobenstein was de naam van een staatje in Thüringen, dat bestond van 1647 tot 1825, eerst als heerlijkheid, vanaf 1673 als graafschap en vanaf 1790 als vorstendom. Het land stond onder bestuur van Reuss jongere linie, een tak van het Huis Reuss.

Reuß-Lobenstein
 Reuss-Gera 1647 – 1825 Reuss-Lobenstein-Ebersdorf 
(Details)
Algemene gegevens
Hoofdstad Lobenstein
Bevolking ± 10.000 (1820)
Talen Duits
Religie(s) Protestants
Regering
Regeringsvorm Monarchie
Dynastie Huis Reuss
Staatshoofd heer
graaf
vorst
De vorstendommen van de jongere linie in 1820 (oranje) - de interne grenzen tussen Reuss-Lobenstein, Reuss-Schleiz en Reuss-Ebersdorf zijn niet aangegeven; groen de oudere linie

Geschiedenis bewerken

De tak ontstond in 1647 toen na de dood Hendrik Posthumus Reuss-Gera onder zijn nakomelingen werd verdeeld. Zijn oudste zoon Hendrik II (1602-1670) bleef in Gera. Zijn derde zoon Hendrik IX (1616-1666) verkreeg Reuss-Schleiz. Zijn jongste zoon Hendrik X (1625-1671) werd heer van Reuss-Lobenstein en zijn kleinzoon Hendrik I (1639-1692) werd heer van Reuss-Saalburg.

Na de dood van Hendrik X in 1671 werd Lobenstein door zijn drie zoon gezamenlijk geregeerd. Dat waren Hendrik III, Hendrik VIII en Hendrik X. In 1673 werden zij alle drie in de rijksgravenstand verheven. In 1678 werd Lobenstein onder de drie broers verdeeld. Hendrik VIII verkreeg Reuss-Hirschberg en Hendrik X werd graaf van Reuss-Ebersdorf. De oudste zoon, Hendrik III, bleef in Lobenstein.

In 1712 werd een deel van deze splitsing weer ongedaan gemaakt, nadat Hendrik VIII in 1711 kinderloos was overleden. Het graafschap Hirschberg werd over Lobenstein en Ebersdorf verdeeld.

Hendriks achterkleinzoon Hendrik XXXV werd in 1790 in de rijksvorstenstand verheven. Aangezien hij geen zoons naliet, viel het land na zijn dood in 1805 toe aan Hendrik LIV (1767-1824) uit de tot op dat moment niet regerende tak Reuss-Selbitz.

Na het uitsterven van de tak Reuss-Gera in 1802 werden Gera en Saalburg gemeenschappelijk bestuurd door Reuss-Lobenstein (25% van de inkomsten), Reuss-Schleiz (50%) en Reuss-Ebersdorf (25%).

Onder Hendrik LIV trad Reuss-Lobenstein in 1807 toe tot de Rijnbond en in 1815 tot de Duitse Bond. Met zijn dood in 1825 stierf de tak Selbitz uit. Lobenstein viel nu toe aan Reuss-Ebersdorf, dat van toen af aan Reuss-Lobenstein-Ebersdorf heette.

Heersers bewerken

Heren bewerken

Graven bewerken

Vorsten bewerken

Zie Huis Reuss voor een uitleg over de nummering van de vorsten.

Literatuur bewerken

  • Stucke, Sigismund: Die Reußen und ihr Land. Die Geschichte einer süddeutschen Dynastie. J.G.Bläschke Verlag. St.Michael 1984, ISBN 3-7053-1954-X, p. 105-107, 187-190.
  • Schmidt, Berthold: Geschichte des Reußenlandes. Teil II. Hermann Ranitz Verlag. Gera 1927, passim.
  • Schwennicke, Detlev: Europäische Stammtafeln. Neue Folge. Teil I/3 Die Häuser Oldenburg, Mecklenburg, Schwarzburg, Waldeck, Lippe und Reuss. Vittorio Klostermann. Frankfurt/Main 2000, ISBN 3-465-03060-5, Tabel 369.