Symfonie nr. 1 (Bruckner)

Bruckner

Symfonie nr. 1 (WAB 101) uit 1865 - 1866 is een compositie van de Oostenrijkse componist Anton Bruckner. Het was de eerste symfonie die Bruckner zelf als volwaardig zag. Hij gaf hem dus zijn nummer mee.

Symfonie nr. 1 in c
Componist Anton Bruckner
Soort compositie Symfonie
Toonsoort c
Opusnummer WAB 101
Andere aanduiding "Keck's Beserl"
Compositiedatum 1865-1866 (Linzer versie)
Première 9 mei 1868
Duur 60 min.
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Ontstaan bewerken

Hij liet het werk na aan de Nationale Bibliotheek van Oostenrijk. Deze symfonie komt chronologisch na de Studiesymfonie uit 1863, maar voor de "Nulde" symfonie van 1869.

De eerste uitvoering in Linz onder Bruckner zelf liet het publiek ontsteld achter. Deze Linzer versie is de basis voor de door Robert Haas gemaakte (nu gebruikelijke) editie, die gebaseerd is op de autograaf van 1877 van Wenen. Deze nu gebruikelijke versie wordt als 'frisser' ervaren dan de bewerking die Bruckner verzorgde in 1891 en die naar huidige musicologische inzichten zinloos was. Hij droeg in die tijd deze symfonie op aan de Universiteit van Wenen, die hem een eredoctoraat had verleend.

Delen bewerken

  1. Allegro (in c)
  2. Adagio (in As)
  3. Scherzo: Lebhaft (in g) – Trio: Langsam (in G)
  4. Finale: Bewegt und feurig (in c)

Structuur bewerken

I Allegro molto moderato
Het eerste thema is een voor Bruckner ongebruikelijk springerig marsthema. De bijnaam die Bruckner - gekscherend - zelf gaf ("keckes Beserl" = spring in het veld) hangt vermoedelijk met dit thema samen. Een tweede tweestemmig thema in de violen is zangerig en Oostenrijks. En -typisch voor Bruckner- is er een derde thema. Dit thema in de trombones leidt tot passages wat met zijn omspelingen rond het trombonethema, dat sterk aan Wagner, met name aan Tannhäuser, doet denken.

II Adagio
Verschuivende stoutmoedige harmonieën, een cantabel 2e thema en een uitgesponnen opbouw naar een climax voor het verstilde einde.

III Scherzo: Lebhaft - Trio: Langsam
Een heftig eerste thema met een landelijk dansant Trio in majeur

IV Finale: Bewegt und feurig
Ook hier een sonatevorm met 3 thema's. Het eerste heeft ondanks het bijschrift (bewegt und feurig) een groots karakter. Het tweede (dat na de inzet door violen, celli door het hout en dan door het hele orkest wordt overgenomen) heeft als bijschrift ruhig. Het derde thema is een korte koraalmelodie. Als zo vaak bij Bruckner een citaat uit zijn religieuze werken (in dit geval uit het Benedictus van zijn Mis in f). Aan het slot een zegevierende melodie in de hoorns, die lijkt op het door Haydn gecomponeerde Oostenrijkse volkslied.