Roelof Koops: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Enormekever (overleg | bijdragen)
cat
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Roelof Koops''' ([[Zuidlaren]], [[19 juli]] [[1909]]) is de laatste nog in leven zijnde schaatser van de kernploeg die deelnam aan de [[Olympische Winterspelen 1936]] in [[Garmisch-Partenkirchen (stad)|Garmisch-Partenkirchen]]. Van de acht Nederlandse deelnemers van destijds (vier schaatsers: behalve Roelof Koops: [[Dolf van der Scheer]], [[Lou Dijkstra]], [[Ben Blaisse]], twee bobsleeërs en een skiër) zijn schaatser Roelof Koops (9798) en de nu 94-jarige skister freule [[Gratia Schimmelpenninck van der Oye]] (de eerste Nederlandse vrouw die aan de Winterspelen deelnam, en tevens de dochter van oud-NOC-voorzitter Alphert Schimmelpenninck van der Oye) nog in leven. Tegenwoordig woont dhr. Koops in [[Veendam (plaats)|Veendam]].
 
Roelof Koops kan bogen op een glansrijke schaatscarrière. Bij het Europees kampioenschap in [[Oslo (hoofdstad)|Oslo]], een maand voor de [[Olympische Winterspelen 1936]], was hij bij een merkwaardig kampioenschap (waar zelfs Amerikanen aan mee mochten doen), twaalfde geworden op de 5000 meter. 'Slechts' twintig seconden gaf hij prijs op dé kampioen van de jaren dertig, de Noor [[Ivar Ballangrud]]. Al in 1932 had Koops bij zijn Europese debuut in [[Davos]] een zilveren medaille behaald op de 10.000 meter. Een medaille met een verhaal. Roelof Koops: '[[Clas Thunberg]] had al drie afstanden gewonnen en was zeker van de titel. Hij hoefde de tien kilometer alleen maar uit te rijden. Hij reed tegen zijn landgenoot Blomqvist, en is toen een rondje op hem blijven wachten om hem op sleeptouw te nemen. Zo kon hij nog net onder mijn tijd komen. Maar eerlijk was het niet. Dat zilver van mij had goud moeten zijn.' Koops bereidde zich op het Olympisch seizoen niet anders voor dan andere jaren: 'Ik wachtte altijd de Zuidlaarder paardenmarkt af, de derde dinsdag van oktober. Daar mocht ik nog feesten, maar daarna begon ik serieus te trainen. Hardlopen in de omgeving, dat was het voornaamste. Maar als er dan iemand aankwam, dan ging ik maar even wandelen, want toen werd je voor gek nagekeken als je langs de wegen rende. Of ze dachten dat je een dief was die er vandoor ging. Vaak liep ik daarom over een onverhard pad langs twee sloten, daar kwam bijna nooit uitkijken om niet in het water te vallen, want straatverlichting had je toen nog nauwelijks. En verder werkte ik natuurlijk gewoon mee op de boerderij. Daar bleef je ook fit bij.'