Osmolaliteit: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
R.schwab (overleg | bijdragen)
Inge Habex (overleg | bijdragen)
Regel 14:
De toniciteit is een belangrijke parameter in de waterhuishouding van het lichaam. De effectieve osmotische activiteit van de lichaamsvloeistoffen bepaalt immers de vochtshift van of naar de cellen.
 
DezeToniciteit wordt bepaald door een klein aantal stoffen die niet door de semi-permeabele membranen van het lichaam kunnen en daardoor instaan voor de vochtverdeling tussen de lichaamscompartimenten (intracellulair - extracellulair). De osmotisch stoffen in humaan plasma zijn o.a. ureum, Na<sup>+</sup>, K<sup>+</sup>, HCO<sub>3</sub><sup>-</sup> en Cl<sup>-</sup>, glucose en albumine.
 
Doch aangezien ureum los door de lichaamsmembranen kan diffunderen, behoort het niet tot de effectieve osmolen. Verder is de concentratie aan extracellulair kalium verwaarloosbaar ten opzichte van de overige concentraties effectieve osmolen. Wanneer voorts in rekening wordt gebracht dat het aantal osmolen Na<sup>+</sup> steeds gelijk is aan het aantal osmolen Cl<sup>-</sup> + HCO<sub>3</sub><sup>-</sup>, kan men de osmolaliteit van plasma eenvoudig berekenen aan de hand van volgende vereenvoudigde formule:
De grootste hoeveelheid osmotisch actieve stoffen in het plasma zijn Na<sup>+</sup>, Cl<sup>-</sup> en glucose. De effectieve osmolaliteit van plasma = Na<sup>+</sup> + Cl<sup>-</sup> + glucose, uitgedrukt in osmol/kg. Aangezien echter de concentratie Na<sup>+</sup> en Cl<sup>-</sup> steeds identiek zijn, wordt de formule voor effectieve osmolaliteit vereenvoudigd tot de plasmaconcentraties
 
: 2x Na<sup>+</sup> + glucose
 
Merk op dat ook met de concentratieosmolen K<sup>+</sup>albumine niet ingeen rekening gebrachtgehouden wordt, omdataangezien deze hoeveelheidte verwaarloosbaar kleinverwaarlozen is, t.o.v.zolang de anderehoeveelheid osmotischin actievehet stoffenbloed innormaal het plasmais.
 
Indien mannitolexogene wordtosmotische stoffen werden toegediend, dientof ookingenomen, dienen deze hoeveelheid bij de effectieve osmolaliteitosmolen opgeteld te worden. Frequent voorkomend zijn mannitol en alcohol.
 
De normale toniciteit van plasma bedraagt 285 mosmol/kg water. Is de toniciteit verlaagd, dan spreken we van hypotoniciteit, is ze verhoogd dan spreken we van hypertoniciteit.
In plasma Ze bepalen samen de osmolaliteit van het plasma, doch
 
De begrippen hypo- en hypertoniciteit worden eveneens gebruikt als relatieve begrippen tussen twee vloeistoffen die verschillen in osmolaliteit. Hebben beide vloeistoffen dezelfde osmolaliteit dan worden zij [[isotoon]] genoemd.
Wanneer twee oplossingen dezelfde effectieve osmotische druk hebben, dan worden deze oplossingen [[isotoon]] genoemd. Verschillen de oplossingen in osmotische kracht, dan noemt deze met de hoogste osmotische waarde [[hypertoon]] en de oplossing met de laagste osmotische waarde [[hypotoon]].
 
==Zie ook==