Interferometer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Richardw (overleg | bijdragen)
Regel 26:
In de spectroscopie, vooral in het infrarode gebied van het elektromagnetische spectrum maakt men om andere redenen uitgebreid gebruik van interferometers. In deze techniek heeft de interferometer de [[monochromator]] vrijwel geheel verdrongen.
 
Wanneer men een bundel 'wit' infraroodlicht, dat bestaat uit een mengsel van allerlei golflengten door een monochromator stuurt, blijft er slechts één golflengte over of althans een heel nauw gloflengte gebied. Dit maakt het mogelijk om een [[spectrum]] op te nemen dootdoor de absorptie van een stof als functie van de golflengte te meten. Deze methode heeft echter een groot nadeel. Bij de selectie van die ene golflengte wordt 99,9% van alle straling weggegooid en het resulterend signaal is daarom vaak erg zwak. Dit maakt de meting traag en de signaal-ruis verhouding ongunstig. Wanneer men de monochromator vervangt door een interferometer ontstaat een veel rooskleuriger beeld.
 
Afhankelijk van het lengteverschil tussen de twee paden van een interferometer worden van het 'witte' licht sommige golflengten doorgelaten andere weer niet, omdat zij door interferentie gedoofd worden. De onstane bundel is daarom nog steeds een mengsel van golflengten, maar er gaat weinig straling te loor en het gemeten totale signaal zal sterk zijn. Wanneer het padverschil verandert ontstaat telkens een ander mengsel van golflengten. Meet 1000 mengsels met 1000 padverschillen en het moet mogelijk zijn de ontstane 1000 vergelijkingen naar zijn 1000 onbekende golflengtes op te lossen. Gelukkig bestaat er voor deze rekenpartij een uitstekende wiskundige en algoritmische methode: FFT de [[Fast Fourier Transform]]. FTIR is hiermee een veel snellere en preciezere methode dan de oude dispersieve Infraroodspectrospie.