Infanteriegevechtsvoertuig: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Loveless (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 14:
Deze ontwikkeling bezorgde de westerse tactici vele hoofdbrekens. Het slagveld dreigde verzadigd te raken door een zwerm van goedkope en lichte maar desalniettemin levensgevaarlijke pantservoertuigen. Er moest een even goedkope oplossing gevonden worden om de nieuwe dreiging het hoofd te bieden. Het antwoord op dit probleem was zeer eenvoudig: men begon de eigen APC's te vervangen door voertuigen die met lichte snelvuurkanonnen uitgerust waren. De Verenigde Staten kwamen met de [[M2 Bradley]], de BRD met de [[Marder]], Frankrijk met de [[AMX-10]] en het Verenigd Koninkrijk met de [[Warrior]]. De meeste van deze voertuigen hebben mede de mogelijkheid geleide antitankraketten af te vuren. Hun gevechtskracht is dus zeer aanzienlijk. Ook deze voertuigen worden infanteriegevechtsvoertuig genoemd, hoewel hun functie ver staat van het oorspronkelijke concept - al hebben ze dan voor de vorm wat schietgaten.
 
Ook de de Sovjet-Unie kwam met een versie met snelvuurkanon: de [[BMP-2]]. Dit leidde echter tot een wedloop tussen pantsering en bewapening die analoog is aan die welke zich bij [[tank (voertuig)|tanks]] voordoet. Infanteriegevechtsvoertuigen worden zo steeds zwaarder (zodat ze niet langer amfibisch zijn) en duurder. In de meest extreme vorm heeft dit in Israël geleid tot het ombouwen van de rompen van verouderde tanks tot infanterietransportvoertuig. Dit lost weliswaar het probleem op van de kwetsbaarheid bij frontale aanvallen, maar de prijs daarvoor is dat infanteriegevechtsvoertuigen onbetaalbaar dreigen te worden. Ten dele wordt dit ondervangen door een nieuwe generatie van veel goedkopere [[pantserwagen]]s te bouwen.
 
[[Categorie: gevechtsvoertuig]]