Vinarmigen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Dryke (overleg | bijdragen)
Dryke (overleg | bijdragen)
Regel 31:
De vinarmigen hebben een typische jachtmethode. Ze bezitten drie voelsprieten die aan het midden van zijn kop zijn bevestigd, het zijn verplaatste en gemuteerde stralen van de rugvin en hebben vleesachtig uiteinde. De sprieten kan in alle richtingen bewogen worden zodat het lijkt op een prooidiertje. Op deze manier lokt de vis zijn prooi die bij aanraking van de spriet in een [[reflex]] door de vis wordt opgeslokt.
De meeste vissen uit deze orde leven in de [[diepzee]] op een diepte beneden 0,9 km, te diep voor zonlicht om door te dringen.
De vissen die op deze diepte leven gebruiken [[bioluminesentiebioluminescentie]] door middel van in [[symbiose]] levende [[bacteriën]] voor het lokken van de prooi.
De kaken van de brede bek hebben banden van lange puntige tanden die naar binnen gericht zijn. De vis heeft buigzame botten, waardoor het prooien kan opslokken die twee keer zo groot zijn als de vis zelf is.
Sommige bodemvissen hebben armachtige vinnen, waarmee de vin over de oceaanbodem kan lopen. Hieraan ontleend deze orde zijn naam. De vis heeft uitsteeksels die lijken op [[zeewier]] waarmee hij zichzelf kan camoufleren.
De armvinnigen hebben een unieke methode van voortplanting.
 
==Voortplanting==