Event-related potential: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Albert Kok (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Albert Kok (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 12:
De identificatie of definitie van diverse componenten blijft een punt van discussie. Het meest toegepast zijn de twee hierboven genoemde fysische criteria, namelijk ''polariteit'' (positief of negatief), en moment van optreden (waarbij men van volgorde of ''latentie-tijd'' kan uitgaan). Bijvoorbeeld: component P1 (of P100) is de eerste vroege positieve component, die gemiddeld in de buurt van 100 msec na de prikkel optreedt. P3 (of P300) is de derde positieve component, die gemiddeld na 300 msec optreedt. Het derde criterium is de ''schedel-topografie''.
[[Afbeelding:topografie.PNG|300px|right|thumb|Voorbeeld van een topografische kaart van een ERP component. De lijnen op het hoofd verbinden punten op de schedel die eenzelfde voltage hebben. Hier getoond is een negatieve component die frontaal maximaal is ]]Vroege componenten pieken duidelijk boven primaire schorsgebieden, terwijl late componenten een meer diffuse verdeling over de schedel vertonen. Dit komt omdat zij of een afspiegeling zijn van meerdere gebieden in de hersenen, of van grotere gebieden die minder scherp gelokaliseerd zijn dan bij vroege componenten het geval is. Een vierde criterium dat vooral bij de late componenten wordt toegepast, betreft de ''functionele kenmerken'', dat wil zeggen de gevoeligheid voor specifieke aspecten van de cognitieve taak. Zo blijkt de P3(00) het duidelijkst waarneembaar in zogenaamde oddball taken. Dit zijn taken waarbij men moet reageren op infrekwent voorkomende doelstimuli ('targets'). In passieve condities, en bij frekwent optredende stimuli is de amplitude van P300 veel kleiner. Een ander voorbeeld is de N400 component, een negatieve component met een latentie van ongeveer 400 msec. Deze is vooral goed zichtbaar bij woorden die in een zin zijn ingebed, en die qua betekenis afwijken van de strekking van de zin (zoals het laatste woord in de zin: ''het meisje at patat met schoen''). Daarnaast verschillen P300 en N400 ook in topografie: zo is de P300 het grootst boven het pariëtale gebied en de N400 het grootst boven de centrale schorsgebieden.
 
== Bronschattingen ==