Mark I: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
update
update
Regel 42:
Wat de tank extra kwetsbaar maakte, waren de lage snelheid (in het terrein hoogstens een paar kilometer per uur) en de zeer omslachtige besturing: er waren twee man nodig om de aparte versnellingsbak van iedere rupsband te bedienen. Om dat te ondervangen had ''Mother'' aan de achterkant een enorm dubbel "stuurwiel" hangen - nog een erfenis van ''Little Willie'' - dat als een soort sleepanker fungeerde. Door één van beide wielen te blokkeren, kon de chauffeur in z'n eentje de tank wat bijsturen. Dat leek nuttig want door het helse lawaai dat motor en bewapening voortbrachten, verliep de communicatie wat moeizaam: de chauffeur sloeg eerst met een sleutel op de motorbak om de aandacht te trekken teneinde daarna met handsignalen de gewenste richting aan te geven.
 
Door de plaatsing van de bewapening in uitstekende barbettes aan de zijkant had de tank van voren een enorme dode hoek, ook al waren de kanonnen die kant op gericht (de machinegeweren, i.c. te bedienen door de laders, staken naar achteren). Voor het aanvallen van loopgraven was dat echter niet zo'n bezwaar. De tank schoof gewoon over de loopgraaf heen om dan aan beide kanten de bezetting daarvan uit te moorden. Daarbij kon de commandant die naast de chauffeur op de bestuurdersbank zat en de remmen bediende, een draagbaar machinegeweer door een luikje in de cabine steken en hij had voor zijn pistool ook nog een schietgat naar onderen in de neus van de tank.
 
==="Tank, Mk I"===
Regel 72:
Na het eind van de oorlog had de ''Royal Commission on Awards to Inventors'' een prijs van 33.000 pond uit te delen aan de uitvinder van de tank. Maar wie was dat? Tijdens een hoorzitting op 6 oktober [[1919]] kwamen maar liefst dertien man naar voren om die eer voor zich op te eisen. Churchill vond het beneden zijn stand om mee te dingen, maar was wel aanwezig als getuige. Lancelot de Mole (een Australische uitvinder van voor de oorlog), Crompton en Hetherington kregen niks. Sueter kreeg ook niets, maar zijn aannemers voor een alternatieve tank, MacFie en Nesfield, mochten duizend pond delen. Dat bedrag was er ook voor d'Eyncourt en Swinton elk. De hoofdsom werd gedeeld door Tritton en Wilson.
 
''Little Willie'' is nog te bekijken in het Tank Museum te Bovington. De lege romp van ''Mother'' stond daar ook maar werd in [[1940]] omgesmolten. ''Little Willie'' ontsnapte aan dat lot doordat hij zogenaamd werd ingezet als bewaking tegen een mogelijke Duitse invasie. Ook de granaat en huls van het eerste schot dat Hetherington en Stern bijna fataal werd, zijn er te bewonderen. De enige Mark I die nog bestaat is No. 702: het exemplaar dat in [[1919]] aan Lord Salisbury werd gegeven als dank voor het beschikbaar stellen van zijn landgoed Hatfield Park voor de eerste rijproeven en dat aldaar als monument stond tot [[1970]], toen het naar Bovington werd overgebracht voor (oppervlakkige) restauratie en tentoonstelling.