Nederlandsche Kultuurkamer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
tot iemand Ferdinand toch weer beter vindt
k typo
Regel 2:
 
==Aanleiding==
In Duitsland zelf was op 22 september 1933 de [[Reichskulturkammer]] opgericht door propagandaminister [[Joseph Goebbels]]. Ook de Nederlandse Kultuurkamer moest ten dienste staan van de bezetter alsmede zijn [[nationaalsocialisme|nationaalsocialistische]] ideologie. Trefwoorden waren nationalisme, verbondenheid met land en volk, historisch besef, uitbannen van ′ontaarde'ontaarde, ongezonde, onnatuurlijke creativiteit′creativiteit' en een 'positief-Germaanse houding'. Aanmeldingen door Joden (zij die twee of meer Joodse grootouders hadden) of 'Joods-vermaagschapte' personen (zij die met personen van Joodse afkomst getrouwd waren) werden in beginsel niet geaccepteerd, hoewel de president van de Kultuurkamer ontheffing van die bepaling mocht geven.
 
De noodzaak van de Nederlandsche Kultuurkamer werd verwoord door haar president, de NSB-ideoloog [[Tobie Goedewaagen]]: ''De nieuwe ordening, waar wij nu aan toe zijn, houdt in, dat de kultuurwerker weer een deel van het volk wordt''. In nationaalsocialistische kring werd aangevoerd dat de West-Europese kunstenaar na de [[Franse Revolutie]] steeds meer van zijn eigen volk vervreemd was geraakt. De kunstenaar zou sindsdien zijn eigen weg zijn gegaan, een weg die hem steeds verder wegvoerde van de volksgemeenschap. De Nederlandsche Kultuurkamer beoogde de kunstenaar terug te voeren naar die volksgemeenschap.
Wie, zonder dat zijn aanmelding bij de Kultuurkamer was geaccepteerd, toch artistieke arbeid verrichtte, riskeerde een boete van ten hoogste ''f'' 5000 (omgerekend naar de waarde in 2005 is dit € 29 500).
 
Het Nederlandse overheidsbeleid sinds het midden van de 19e eeuw ten aanzien van de kunst was gebaseerd op [[Johan Rudolph Thorbecke|Thorbecke]]s uitlating: “Kunst is geen regeringszaak”. De nationaalsocialisten dachten daar anders over: kunst mocht volgens hen wel degelijk door de overheid gestuurd worden. Naoorlogse kabinetten zetten de politiek van cultuurbevordering voort.