Otto II van Meißen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Aanvullende informatie, focus lag eenzijdig op gebeurtenissen binnen de adel
Regel 23:
 
==Levensloop==
Hij was de oudste overlevende zoon van markgraaf [[Koenraad de Grote]] (''Konrad von Wettin'') van Meißen. Toen zijn vader in 1156 om gezondheidsredenen aftrad als markgraaf van Meißen, volgde hijOtto hem hier op. Zijn broers Diederik en [[Dedo III van Lausitz|Dedo]] kregen zeggenschap over de andere bezittingengebieden van hethun vader: Diederik kreeg zeggenschap over het markgraafschap Lausitz en Dedo over het graafschap Groitzsch.
 
De verdeling van het bestuur over Koenraads' rijkgebieden betekende in beginsel een verzwakking voor de Wettindynastie, iedere broer moest nu een kleiner grondgebied exploiteren en datverdedigen, betekendewat meebracht dat Ottoer inminder tegenstellinginkomsten totwaren, zijneen vaderminder weinigsterk invloedleger had.en Zodus moestminder hijinvloed, toezienin hoetegenstelling detot machtzijn vanvader. Zo kon keizer [[Keizer Frederik I Barbarossa|Frederik I Barbarossa]] met militair geweld zijn macht uitbreiden in het naburige [[Pleißenland]] uitbreidde en verloorwas hijOtto eenmilitair gebiedsconflictniet metopgewassen tegen de burggraven van [[Dohna]] en moest gebied opgeven.
 
In 1179 nam Otto deel aan de militaire expeditie van Frederik Barbarossa tegen de rebelse Saksische hertog [[Hendrik de Leeuw]]. De expeditie was voor Barbarossa succesvol enmaar Hendrikbetekende werdvoor afgezet.de TochSaksen slaagdehet verlies van hun leider Hendrik. Otto slaagde er niet in om direkt eigen voordeel uit deze winstgang van zaken te halen.{{Bron?}} Wel bleef Barbarossa een bondgenoot op lange termijn.
 
=== Mijnbouw, vrijheidsrechten voor burgers ===
Op binnenlands vlak kende Otto meer successen. Zo schonk hij in 1165 de inwoners van [[Leipzig]] stadsrechten en richtte hij de abdij Altzella op. Hij haalde heel wat van zijn inkomsten uit de mijnbouw in de stad [[Freiberg (stad)|Freiberg]] en kreeg op deze manier de bijnaam ''de Rijke''.
[[File:Freiberg in Sachsen, Obermarkt - geo.hlipp.de - 9880.jpg|thumb|[[Freiberg (stad)|Freiberg]] in [[Saksen (deelstaat)|Saksen]], Duitsland, de Obermarkt]]
Op binnenlands vlak sloot Otto enkele voor hem voordelige overeenkomsten naar plaatselijk [[Feodalisme|feodaal]] recht: hij kende in 1165 de inwoners van [[Leipzig]] stadsrechten toe en ontving in ruil inkomsten uit belastingen en heffingen. In bondgenootschap met de [[Rooms-Katholieke Kerk|Rooms-Katholiek kerk]] richtte hij in Leipzig de abdij Altzella op.
 
Tussen 1162 en 1170 liet Otto aan het riviertje de Münzbach grote stukken woud ontbomen en stichtte er landbouwnederzettingen voor het [[Rooms-Katholieke Kerk|Rooms-Katholieke]] [[Klooster (gebouw)|klooster]] Altzella. Toen daar zilvererts werd gevonden, lokte Otto mensen naar zijn gebied door hen feodale vrijheidsrechten te beloven, als burger en als mijnwerker. Iedereen kon tegen betaling een vergunning krijgen om zilver te delven, de bergbouwvrijheid. Het zilver dat werd gevonden en bewerkt, mocht alleen worden verkocht aan een bank van de graaf. Hier kwamen erg veel mensen op af en in hun kielzog handelaren, handwerkers als timmerlui, smeden en bakkers, leraren en boeren. Het kleine Christiansdorf ontwikkelde zich in 20 jaar tot een vrije stad op de vrije berg, de stad [[Freiberg (stad)|Freiberg]], de burgers leefden er in relatieve welvaart. Er ontwikkelde zich het eerste gewoonterecht voor de stad en voor de mijnwerkbouw, het ''ius Fribergensis'', dat voor het eerst wordt genoemd in 1233 en in 1307 op schrift werd gesteld. Deze vroege plaatselijke wetgeving werd van groot belang voor de hele regio van het [[Ertsgebergte]].<ref>{{Citeer web |url=https://www.montanregion-erzgebirge.de/welterbe-erfahren/wissenswertes-montanregion/bergbaugeschichte.html |titel=Bergbaugeschichte - Montanregion Erzgebirge/Krušnohoří |bezochtdatum=2022-10-17 |werk=www.montanregion-erzgebirge.de |uitgever=Welterbe Montanregion Erzgebirge e.V. |taal=de}}</ref>
 
Zo haalde Otto heel wat van zijn inkomsten uit de mijnbouw en van de steden en kreeg op deze manier de bijnaam ''de Rijke.''
 
=== Erfenisconflict ===
In zijn latere jaren werd Otto geconfronteerd met een erfenisconflict tussen zijn zonen [[Diederik van Meißen|Diederik]] en [[Albrecht de Trotse|Albrecht]]. Otto besloot namelijk om de jongste, Diederik, tot enige erfgenaam te benoemen. Albrecht was het daar niet mee eens en liet zijn vader gevangennemen. Keizer Frederik Barbarossa dwong Albrecht om zijn vader vrij te laten, wat hij dan ook deed. Albrecht hield echter vast aan zijn claim op de erfenis en volgde in 1190 zijn vader op als markgraaf van Meißen. De vete tussen Diederik en Albert bleef echter duren en zou pas eindigen na de dood van Albrecht in 1195.
 
Regel 69 ⟶ 76:
{{References|group=noot}}
}}
 
{{Appendix}}
 
[[Categorie:Markgraaf van Meißen]]