Otto II van Meißen: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Aanvullende informatie, focus lag eenzijdig op gebeurtenissen binnen de adel |
||
Regel 23:
==Levensloop==
Hij was de oudste
De verdeling van het bestuur over Koenraads'
In 1179 nam Otto deel aan de militaire expeditie van Frederik Barbarossa tegen de
=== Mijnbouw, vrijheidsrechten voor burgers ===
[[File:Freiberg in Sachsen, Obermarkt - geo.hlipp.de - 9880.jpg|thumb|[[Freiberg (stad)|Freiberg]] in [[Saksen (deelstaat)|Saksen]], Duitsland, de Obermarkt]]
Op binnenlands vlak sloot Otto enkele voor hem voordelige overeenkomsten naar plaatselijk [[Feodalisme|feodaal]] recht: hij kende in 1165 de inwoners van [[Leipzig]] stadsrechten toe en ontving in ruil inkomsten uit belastingen en heffingen. In bondgenootschap met de [[Rooms-Katholieke Kerk|Rooms-Katholiek kerk]] richtte hij in Leipzig de abdij Altzella op.
Tussen 1162 en 1170 liet Otto aan het riviertje de Münzbach grote stukken woud ontbomen en stichtte er landbouwnederzettingen voor het [[Rooms-Katholieke Kerk|Rooms-Katholieke]] [[Klooster (gebouw)|klooster]] Altzella. Toen daar zilvererts werd gevonden, lokte Otto mensen naar zijn gebied door hen feodale vrijheidsrechten te beloven, als burger en als mijnwerker. Iedereen kon tegen betaling een vergunning krijgen om zilver te delven, de bergbouwvrijheid. Het zilver dat werd gevonden en bewerkt, mocht alleen worden verkocht aan een bank van de graaf. Hier kwamen erg veel mensen op af en in hun kielzog handelaren, handwerkers als timmerlui, smeden en bakkers, leraren en boeren. Het kleine Christiansdorf ontwikkelde zich in 20 jaar tot een vrije stad op de vrije berg, de stad [[Freiberg (stad)|Freiberg]], de burgers leefden er in relatieve welvaart. Er ontwikkelde zich het eerste gewoonterecht voor de stad en voor de mijnwerkbouw, het ''ius Fribergensis'', dat voor het eerst wordt genoemd in 1233 en in 1307 op schrift werd gesteld. Deze vroege plaatselijke wetgeving werd van groot belang voor de hele regio van het [[Ertsgebergte]].<ref>{{Citeer web |url=https://www.montanregion-erzgebirge.de/welterbe-erfahren/wissenswertes-montanregion/bergbaugeschichte.html |titel=Bergbaugeschichte - Montanregion Erzgebirge/Krušnohoří |bezochtdatum=2022-10-17 |werk=www.montanregion-erzgebirge.de |uitgever=Welterbe Montanregion Erzgebirge e.V. |taal=de}}</ref>
Zo haalde Otto heel wat van zijn inkomsten uit de mijnbouw en van de steden en kreeg op deze manier de bijnaam ''de Rijke.''
=== Erfenisconflict ===
In zijn latere jaren werd Otto geconfronteerd met een erfenisconflict tussen zijn zonen [[Diederik van Meißen|Diederik]] en [[Albrecht de Trotse|Albrecht]]. Otto besloot namelijk om de jongste, Diederik, tot enige erfgenaam te benoemen. Albrecht was het daar niet mee eens en liet zijn vader gevangennemen. Keizer Frederik Barbarossa dwong Albrecht om zijn vader vrij te laten, wat hij dan ook deed. Albrecht hield echter vast aan zijn claim op de erfenis en volgde in 1190 zijn vader op als markgraaf van Meißen. De vete tussen Diederik en Albert bleef echter duren en zou pas eindigen na de dood van Albrecht in 1195.
Regel 69 ⟶ 76:
{{References|group=noot}}
}}
{{Appendix}}
[[Categorie:Markgraaf van Meißen]]
|