Opper-Silezië: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
k taal
Regel 7:
==Geschiedenis==
[[Bestand:Plakat Bei Deutschland dauernder Wohlstand.jpg|thumb|left|Affiche ten tijde van het plebisciet. "Bij Duitsland blijvende welvaart; bij Polen armoede en leegloop"]]
Opper-Silezië was, samen met [[Neder-Silezië (provincie)|Neder-Silezië]], van 1526 tot 1742 [[Habsburgse monarchie|Oostenrijks]] en van 1742 tot aan het einde van de [[Eerste Wereldoorlog]] [[Pruisen|Pruisisch]]. De [[reformatie|hervorming]] bereikte deze gebieden na 1520 en werd na het midden van de 16e eeuw door de [[Contrareformatie]] vooral in Opper-Silezië met succes bestreden. Het nu opgelegde katholicisme hield ook de band met de Poolse taal en cultuur in stand, langer dan in [[Neder-Silezië (provincie)|Neder-Silezië]] dat grotendeels luthers werd. Pas in 19e eeuw zou het Duitstalige element toch dominant gaan worden. Dit gebeurde tijdens de ontwikkeling van de mijnbouw en de daarmee verband houdende industrialisering en ermee gepaard gaande verstedelijking. Het eeuwenlang agrarische gebied werd na 1860 verstedelijkt tot een 'tweede Roergebied van Duitsland'. De Oppersilezische grootgrondbezitters speelden een grote rol en verrijkten zich aanzienlijk in deze ontwikkeling. Zij koesterden een traditionele band met [[Habsburgse monarchie|Habsburg]] via hun [[roomskatholicismeRooms-Katholieke Kerk|rooms-katholicisme]] dat hun ook gezag verleende in de samenleving en de Kerk. De economische integratie in het [[Duitse Rijk]] bracht, vooral in de snel groeiende steden, een culturele verduitsing met zich mee. Deels berustte deze op de vestiging van [[lutheranisme|lutherse]] Duitstaligen uit Neder-Silezië en overig Pruisen, die een maatschappelijke bovenlaag van ambtenaren in het openbaar bestuur en technische specialisten in de mijnbouw en de industrie vormden. Zij vormden een tiende tot een vijfde van de bevolking. Het staatsonderwijs zorgde ervoor dat vooral in de industriesteden de Opper-Sileziërs tweetalig werden en velen via deze tweetaligheid gaandeweg verduitsten ([[germanisering]]). Statistieken laten zien dat het aantal Duitstaligen in geheel Opper-Silezië, waartoe ook westelijke Duitstalige gebieden behoorden, in de 19de eeuw toenam van 30 tot 40%. Hoewel vooral de stedelingen in het industriegebied tweetalig en in toenemende mate Duitstalig werden, bleef een grote meerderheid van de plattelandsbevolking in de omringende dorpen Poolse dialecten spreken en daarom maakte het in 1919 heropgerichte Polen aanspraak op het gebied, waartegen weer fel verzet ontstond van de Duitsgezinde Sileziërs. Tot aan de volksstemming in 1922 zouden vier onbesliste burgeroorlogen gevoerd worden tussen Duits- en Poolsgezinden.
 
Het [[Verdrag van Versailles (1919)|Verdrag van Versailles]] bepaalde dat de bevolking in een volksraadpleging ([[plebisciet]]) zelf moest bepalen bij welke staat zij wilde behoren. Dit plebisciet zou alleen in tweetalige gebieden worden gehouden en niet in de westelijke randdistricten van de provincie, die met hun voor 90% of meer Duitstalige bevolking bij Duitsland zouden willen blijven en een keuze voor Polen nadelig konden beïnvloeden. Ook een zuidelijke grensstrook – het zogenaamde [[Hultschiner landje]] – viel buiten het volksstemmingsgebied en werd rechtstreeks aan het nieuwe Tsjecho-Slowakije toegewezen. Na een periode van grote onrust en geweldplegingen, waardoor de uitvoering van de volksstemming onmogelijk werd gemaakt, vond zij uiteindelijk dan toch onder internationaal toezicht plaats. 60% van de mensen die een stem uitbrachten koos voor Duitsland en dat vond de [[Entente]] toch te weinig om het hele gebied aan Duitsland te laten. Met name Frankrijk had Polen steeds gesteund in zijn claim op geheel Opper-Silezië maar accepteerde een plebisciet niettemin als een mogelijkheid tot een gebiedsverdeling die de nieuwe Poolse staat met een rijk industriegebied zou versterken en Duitsland navenant zou verzwakken. Het Verenigd Koninkrijk stemde daarmee in en zo kon het grootste deel van het mijnbouw- en industriegebied aan Polen toegewezen worden, waaronder de meeste van de zeven stadsgebieden (te weten Kattowitz ([[Katowice]]), Gleiwitz ([[Gliwice]]), Hindenburg ([[Zabrze]]), en Königshütte ([[Chorzów]]) die een min of meer aaneengesloten agglomeratie vormden waar de bevolking zich tussen 1870 en 1910 had vermeerderd van een kwart tot bijna één miljoen) en waar zij weliswaar in een grote meerderheid voor Duitsland had gestemd. Echter, de pro-Poolse stemmingsuitslag van het omringende platteland gaf de doorslag boven die van deze steden. Beuthen ([[Bytom]]), dat ook bij deze agglomeratie hoorde, bleef Duits.
Regel 16:
Na de [[Tweede Wereldoorlog]] werd de [[Oder-Neissegrens]] als nieuwe Pools-Duitse grens vastgesteld en vanaf toen was naast [[Neder-Silezië (provincie)|Neder-Silezië]] geheel Opper-Silezië Pools. Een groot deel van de bevolking, in ieder geval de Duitstaligen, vluchtte of werd verdreven. Alleen degenen die in staat waren Pools, althans het Oppersilezische dialect te spreken mochten voorlopig blijven, mits zij een verzoek indienden om Pools staatsburger te worden. Dat werd overigens alleen na een taalkundige en een politieke toetsing toegestaan en soms ging er een veroordeling en gevangenschap wegens collaboratie aan vooraf. Deze collaboratie zou de bevolking lange tijd het odium van onbetrouwbaarheid geven want tijdens de oorlog waren de dienstplichtige Oppersileziërs opgeroepen in de Duitse [[Wehrmacht]] of tewerkgesteld in paramilitaire diensten.
Voorlopig werd onder deze en andere voorwaarden aan 60% van de bevolking toegestaan om te blijven, zie ''[[Verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog]]''. De Silezische bevolking bleef verdacht en in het repoloniseringsbeleid werd hen verboden in het openbaar nog langer Duits te spreken. In het onderwijs was Duits verboden, zoals ook in het hoger onderwijs waar het niet als 'vreemde taal' gekozen kon worden, wat elders in Polen wel mogelijk was. Deze strenge repoloniseringspolitiek had kennelijk beperkt succes, want rond en ten oosten van [[Opole (stad)|Opole]] (voor 1945 ''Oppeln'') bleef een Duitse, althans Duitsgezinde, minderheid van enkele honderdduizenden Sileziërs bestaan. Door het verbod om de Duitse taal te gebruiken zijn de na 1945 geboren generaties primair op het Pools overgegaan, maar tweetaligheid wordt onder hen nog steeds gecultiveerd. Tussen 1945 en 1990 zijn na het sluiten van akkoorden tussen Polen en de [[Bondsrepubliek Duitsland (1949-1990)|Bondsrepubliek Duitsland]] grotere aantallen geëmigreerd naar Duitsland. Tussen 1950 en 1956 60.000, in 1957 en 1958 216.000, tussen 1960 en 1980 300.000 en in 1988 en 1989 nadat het [[IJzeren Gordijn]] was gevallen 800.000. Na 1990 kregen de achterblijvers het recht om naast hun Poolse staatsburgerschap ook de Duitse nationaliteit aan te vragen en velen zochten met een Duits paspoort werk in Duitsland. De noodzaak om daarvoor definitief te emigreren verdween. Zie: ''[[Duitse minderheid in Polen]]''.
Sinds 1990 is een politieke strijd gaande tussen Poolse centralisten en Silezische regionalisten. Een deel van de laatsten eiste de status van eigen nationaliteit voor zich op maar werd daarin ongrondwettelijk verklaard. Beroep bij het Europese Hof in Straatsburg mocht hen niet helpen maar de afwijzende houding van 'Warschau' bracht een verdubbeling teweeg van het aantal "nationale Sileziërs" tussen de registraties bij de volkstellingen van 2001 en 2011 (tot ca. 370.000). Met name beschuldigingen uit nationalitischenationalistische Poolse (regerings-)kringen dat zij "Duitsers" zouden zijn die zich vermomden als regionalisten en heulden met revanchisten in Duitsland, zetten kwaad bloed en hadden een averechtse uitwerking.
 
== Tram ==