Adolf Pieter Melchior: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→Eerste periode in Nederlands-Indië: aanvulling |
k Link aangepast |
||
Regel 28:
In april 1878 werd hij bevorderd tot ingenieur 3e klasse, In juni 1879 werd hij examinator voor het staatsexamen in Surabaya. In juni 1880 werd hij overgeplaatst naar Batavia, om daar te assisteren bij de havenwerken. Er waren nogal wat problemen met de aanleg van de havendammen van Tanjung Priok en de aanslibbing van de toegangsgeul. In januari 1882 is hij bevorderd tot ingenieur 2e klasse. Inmiddels was ook de hoofdingenieur, De Gelder om leiding te geven aan de afbouw van de havenwerken. In mei 1882 is hij, samen met De Gelder weer naar Surabaya vertrokken om daar aan het marine Etablissement te werken.<ref>{{Citeer nieuws|datum=26-6-1882|titel=Surabaijasch Handelsblad|bezochtdatum=18-1-2022|url=https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011086315:mpeg21:a0007}}</ref> In mei 1883 heeft Melchior hier de leiding van De Gelder overgenomen.<ref>{{Citeer nieuws|datum=9-5-1883|titel=Bataviaasch Handelsblad|bezochtdatum=18-1-2022|url=https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110537089:mpeg21:a0032}}</ref> In december 1883 ging hij weer terug naar Batavia. Hier raakt hij weer betrokken bij de havenwerken van Tanjung Priok. Uit de krantenbericht blijkt dat er nog steeds problemen zijn met de aanslibbing van de [[Ciliwung|Ciliwong]].<ref>{{Citeer nieuws|datum=270601884|titel=Bataviaasch Handelsblad|bezochtdatum=18-1-2022|url=https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110614677:mpeg21:a0026}}</ref> Een aantal vergaderingen van het KIvI zijn in 1884 gewijd aan deze problemen. In de krant van november 1884 wordt hierover gesteld: "''Naar wij vernemen, zijn door de regeering in commissie benoemd de heeren J. A. de Gelder, lid in den raad van N. Ind., F. H. P. van Alphen, schout bij nacht, Jhr. E. P. E. de Stuers, directeur van het marine etablissement te Soerabaya, H. A. Sirks, directeur voor de marine en het stoomwezen te Soerabaya, M. J. van Bosse, ingenieur B. O. W., J. J. E. van Bergen, ingenieur, A. P. Melchior, ingenieur, voor het opmaken van plannen en begrootingen en het doen van bepaalde voorstellen voor het overbrengen van de maritime werken op Onrust naar Tandjoeng-Priok en voor het uitbreiden van de fabriek voor de marine te Soerabaya. Hiermede is de zaak van de Priok-haven, na gedurende eenigen tijd met bizondere levendigheid aan de orde te zjjn geweest, verdwaald op de schouders eener commissie, de gewone phase, waarin in lndië een zaak intreedt, wanneer men er geen raad meer mede weet''."<ref>{{Citeer nieuws|datum=13-11-1884|titel=Bataviaasch Handelsblad|bezochtdatum=18-1-2022|url=https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110613085:mpeg21:a0060}}</ref>
In februari 1885 zijn De Gelder en Melchior weer naar Surabaya vertrokken. Desondanks blijven zij betrokken bij de problemen in Batavia. In een krantenartikel van Mart 1885 worden beide genoemd met betrekking tot overstromingen door [[
== Tweede periode in Nederlands-Indië ==
Melchior ging van 1888-1890 met verlof naar Nederland. Na terugkeer werd hij ingenieur 1%e klasse en werd hij geplaatst in Semarang bij de afdeling Irrigatie en Waterafvoer van het Departement Burgerlijke Openbare Werken. In deze functie heeft hij de basis gelegd voor een meer wetenschappelijke aanpak van de irrigatiewerken. Hij heeft hiervoor een belangrijke bijdrage geleverd aan het standaardwerk "bevloeiingen", dat onder naam van zijn chef, ir. De Meijer is uitgebracht.<ref>{{Citeer boek|titel=Bevloeiingen, in: Waterbouwkunde Eerste deel,
|