Militair exploratiedetachement op Zuidelijk Nieuw-Guinea: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting Label: bewerking met nieuwe wikitekstmodus |
Geen bewerkingssamenvatting Label: Link naar doorverwijspagina |
||
Regel 4:
==Doel==
Door het exploratiedetachement op Zuidelijk Nieuw-Guinea moest dit gebied in kaart worden gebracht. Onderdeel van de militaire exploratie zou ook wetenschappelijk onderzoek zijn hoewel dit niet de grootste prioriteit had. Hiertoe diverse exploratie tochten in de jaren 1907-1913 werden ondernomen. De resultaten van deze exploratietochten laten zich dus het beste zien in de grote hoeveelheid zeer gedetailleerde kaarten die zijn geproduceerd en bewaard gebleven in het archief van het Indisch Comité der Natuurkundig Onderzoek. Dit zijn voornamelijk kaarten van rivieren en zijtakken hiervan, aangezien het exploratiebedrijf zich voornamelijk over het water en te voet langs te oevers van deze rivieren voltrok. Deze kaarten hadden tot praktisch nut het gemakkelijk kunnen navigeren door het binnenland van het moeilijk begaanbare eiland, evenals het bijhouden van de plaats van de verschillende kampongs van de inheemse bevolking.
Voor elke individuele tocht werd een apart doel geformuleerd, zoals
==Exploraties 1907 - 1913==
Op 9 juni 1907 werd er bij
Ten tijde van de militaire exploratie van Zuid Nieuw-Guinea vond ook de zogenaamde Lorentz (KNAG) expedities plaats. Het contact tussen beide excploratie teams verliep moeizaam
De kapitein van het militair exploratie detachement bepaalde vaak waar de focus van de expeditie lag. Dit was meestal een bepaald rivierengebied. Dit gebied werd dan vaak eerst verkend voordat een grotere troepenmacht werd overgebracht. Deze voer dan zo ver mogelijk de rivier op tot ze niet meer verder konden. hier richtten ze dan een bivak op en trokken ze over het land verder.
Regel 15 ⟶ 14:
==1907-1908==
In augustus 1907 vond de eerste systematische exploratie van het detachement plaats. Het gebied tussen Digoel en Bijan werd onderzocht. Vanaf dat moment werd er door de assistent-resident R.L.H Hellwig besloten dat tijdens de exploratie geprobeerd moest worden om het gezag uit te breiden dat in de beginfase nog niet aanwezig was. Exploratieleden werden in die periode gezien als indringers. Exploratie vond aan het begin alleen nog over land plaats vanwege het ontbreken van schepen. Door de ingebruikname van de schepen ‘Valk’ en de ‘Anna’ kon men over water gaan exploreren. De flamingobaai waar de Lorentzrivier in uitmondde werd verkend.
In mei 1908 ging de exploratie westwaarts waar de kust werd onderzocht. De Bloemenrivier werd bevaren om te bekijken of het einde van de rivier de toegangsweg tot het Centrale Gebergte was. De rivier bleek niet in de verwachte richting te stromen. De exploratie keerde terug naar Merauke om landtochten voor te bereiden tussen de Bian-rivier en de Britse grens. Kapitein L. Weber heeft in deze periode het gebied tussen de Bian-rivier en Merauke verkend.
Regel 30 ⟶ 29:
In februari 1911 werd de Goliathberg bereikt door kapitein Schaeffer en werden metingen verricht. Andere bergen werden waargenomen en in kaart gebracht. De expeditie werd gestaakt vanwege ziekte bij de Europese deelnemers. Het plan om Nieuw Guinea van het zuiden naar het noorden te doorkruisen werd hierna opgegeven. Op deze expeditie waren ook enkele wetenschappers mee zoals Dr. de Kock, die etnografisch en biologisch onderzoek deed, en Meek; een Engelsman die gegevens verzamelde voor Rothschild in Londen. Eind februari bracht assistent-resident Kalff een bezoek aan het Zwaluwbivak. Een maand later keerde de expeditie terug naar Merauke. Tijdens deze expedities waren er enkele ontmoetingen met “dwergstammen”. Deze stammen werden onderzocht door middel van fysieke metingen.
Eind mei werd er een nieuwe commandant van het exploratie detachement aangesteld: kapitein J.H.L. le Cocq d’Armandville. Onder zijn commando werden meerdere rivieren verkend, onder andere de
In januari 1912 werd het detachement overgebracht naar de
In dezelfde periode had luitenant W.K.H. Feuilleteau de Bruijn een verkenningstocht gemaakt naar de bron van de Noord-West rivier. Deze rivier werd nauwkeurig in kaart gebracht. Tevens werden er verkenningen over land uitgevoerd. Meestal werd een heuvel beklommen waardoor de omliggende omgeving in kaart kon worden gebracht. In de rapporten wordt vaak positief gesproken over het contact met de lokale bevolking. Vanaf 23 juni ging deze tocht 8 dagen over land en werd een hooggelegen punt bereikt waar metingen werden gedaan. Op 18 juli werd het detachement overgebracht naar een centraal punt op de Bloemenrivier waar een bivak werd opgericht. Vanuit dit bivak zouden in de komende maanden de omliggende rivieren in kaart worden gebracht. Tijdens deze verkenningen vond gewelddadig contact plaats met de waarbij enkele expeditieleden gewond raakten en enkele bewoners van het gebied werden gedood.
Op 15 december 1912 werd het detachement overgebracht naar de bovenloop van de Digoel rivier om verder te gaan waar men in 1909 gestopt was. Eén van de doelstellingen bleef het in kaart brengen van de [[Fly]]-rivier de grensrivier tussen het Nederlandse en het Britse deel.
==1913==
Regel 42 ⟶ 41:
In januari 1913 werd vanuit het hoofdbivak een voettocht ondernomen naar de Fly-rivier onder leiding van luitenant Feuilletau de Bruyn. De rivier werd bereikt en in kaart gebracht, wat gezien werd als een grote prestatie. Op deze voettocht gingen 20 soldaten en 40 dragers mee. Ook was een missionaris, pater Viegen, mee op deze expeditie. Er vonden gewelddadige incidenten plaats. Bij een van deze incidenten werd een soldaat door 7 pijlen doorboord waarna hij overleed. Ook enkele Papoea’s lieten het leven. Dit specifieke incident is goed beschreven in de KNAG-tijdschriften en in de stukken van Pater Viegen.
Er werden plannen gemaakt om in april of mei het laatste hoogland van Nieuw-Guinea te verkennen. De exploratie richtte zich in januari 1913 onder leiding van kapitein Weijerman, met luitenant Chaillet, op de Fly-rivier. Een zijrivier, de Alice review, bleek zich op Brits grondgebied te bevinden. De eerder door Gooszen gevonden oorsprongen van de [[Digoel]]- en Bian-rivier werden bevestigd. Kapitein J.V.L. Opperman ondernam in de periode juni-augustus enkele tochten in de benedenloop van de Nederlands-Britse grens. Opperman moest een rivier gaan verkennen die al 1907 en 1908 door respectievelijk Lorentz en Gooszen was waargenomen maar nooit verder onderzocht. Deze “onbekende rivier” werd van groot belang geacht omdat zij een toegangsweg zou kunnen zijn richting het Centrale Gebergte. Zij was een zijrivier van de Noordwestrivier en werd voorheen omschreven als een kreek met snelstromingen. In 1913 ondernam majoor Gooszen zelf de exploratie van deze rivier die al gauw een grote brede stroom waarvan bleek dat de loop inderdaad overeenkwam met de eerdere bevindingen. Toende tochten van kapitein Opperman tot een einde kwamen werd de onderneming van de exploratie voltooid geacht. Op 10 november 1913 vertrok het personeel van het exploratie detachement naar het Noordelijk bestuursgebied om de daar voortdurende exploratie te voltooien.
==Organisatie==
De exploratietochten ondernomen door het detachement waren grote ondernemingen. De leiding was in handen van Europeanen, soldaten (vaak Ambonezen) gingen vaak mee als begeleiding. Daarnaast waren er niet-Europeanen en lokaal personeel aangesteld, zij bekleden diverse functies zoals tolken, gidsen, dragers, roeiers. Er was ook een grote groep dwangarbeiders die verplicht werden om de expedities te ondersteunen.
===Lijsten personeel (chronologisch)===
Lijst van Kapteins van het zuidelijk detachement (Chronologisch)
Regel 89 ⟶ 88:
Schepen:
*''De
*''De
*''De Kitty'' stoomschip (1912)
*''De Spits'' stoomschip
|