Annihilationisme: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 5:
 
== Historische ontwikkeling ==
De leer van het annihilationisme heeft zijn wortels in het [[jodendom]].<ref name="Rayner"/> Volgens [[David Bentley Hart]] lijken de ideeën van de rabbijn [[Hillel]] omtrent het laatste oordeel in de richting van het annihilationisme te wijzen.<ref name="Hart1"/>D. Bentley Hart: ''The New Testament. A translation'', Yale University Press 2017, p. 450</ref> Hillel leefde een generatie eerder dan Jezus. In ieder geval lijkt hij te geloven dat de mensen die in Gehenna (hel) terechtkomen daar voor een bepaalde tijd verblijven. De zielen van de overledenen ondergaan een soort zuiveringsproces, waarbij het er op lijkt dat degenen die dit proces niet doorstaan zullen ophouden te bestaan. Een heel klein groepje heel slechte mensen zullen allicht voor eeuwig in Gehenna verblijven. Zijn tijdgenoot (en tegenspeler) [[Sjammai]] dacht er blijkbaar hetzelfde over.<ref name="Hart1"/> [[Rabbi Akiva]], die een generatie ná Jezus leefde meende dat het verblijf in Gehenna niet langer dan twaalf maanden zou duren.<ref name="Hart1"/>
 
De grote meerderheid van de christelijke theologen heeft tot zeker het einde van de middeleeuwen vastgehouden aan de [[doctrine]] van een letterlijke hel. Verwijzingen naar een voorwaardelijk eeuwig leven zijn te vinden bij [[Justinus de Martelaar]] (rond het jaar 165). Rond het jaar 330 draagt [[Arnobius]] expliciet het concept van het annihilationisme uit. Ook in preken van [[John Wesley]] zijn sporen van het idee van het annihilationisme terug te vinden.
Regel 11:
Halverwege de 19e eeuw won de doctrine van het annihilationisme aan invloed binnen de kerken en groepen die voortkomen uit de beweging rond [[William Miller (predikant)|William Miller]]. Het gaat dan onder andere om de zevendedagsadventisten, de broeders in Christus en Jehova’s getuigen. In 1965 schreef de zevendedagsadventist en historicus [[Le Roy Froom]] een boek dat een belangrijke invloed zou uitoefenen, namelijk ''The Conditionalist Faith of our Fathers''.
 
Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw heeft het annihilationisme binnen de protestantse theologie aan gezag gewonnen. In de laatste jaren voor zijn dood droeg [[William Branham]], een invloedrijke [[Bijbel (christendom)|Bijbel]]leraar, de leer van het annihiliationisme uit. [[Basil Atkinson]], [[John Wenham]] en andere geleerden aan de [[Universiteit van Cambridge]] vervulden een belangrijke rol in het meer gezag geven van deze leerstelling. Verschillende invloedrijke [[Evangelicaal christendom|evangelicale]] theologen, waaronder [[John Stott]], wezen ook de klassieke helleleer af. Een reden waarom sommige auteurs de doctrine van een eeuwige pijniging in de hel afwijzen, is omdat zij deze niet verenigbaar vinden met het idee van Gods alomvattende liefde. De liberale Britse theoloog [[Hastings Rashdall]] (1858-1924) droeg een vergelijkbaar standpunt uit.<ref name="Rayner"/>Margaret J. Rayner: ''The Theology of Hastings Rashdall'' ([[dissertatie|diss.]]), University of Gloucestershire, Gloucestershire 2005, p. 242</ref>
 
== Standpunt ==