Dynamisch positioneringssysteem: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Sawims (overleg | bijdragen)
Noe300 (overleg | bijdragen)
Regel 111:
*'''Hydroacoustic Position Reference, HPR'''. Dit systeem bestaat uit één of meer [[transponder]]s die op de zeebodem geplaatst worden en een [[transducer]] die onder het vlak van het schip is aangebracht. De transducer stuurt door middel van [[Piëzo-elektrisch effect|piëzo-elektrisch]] elementen een [[Akoestiek|akoestisch]] signaal naar de transponder die getriggerd wordt om te reageren. Aangezien de [[geluidssnelheid]] door het water bekend is (bij voorkeur wordt er regelmatig een soundprofile gemaakt), kan de afstand berekend worden. Omdat er veel elementen op de transducer zitten, kan de richting van het signaal worden vastgesteld. Op deze manier kan de positie van het schip ten opzichte van de transponder worden berekend. Nadelen zijn de vatbaarheid voor lawaai door de thrusters of ander akoestische systemen. Verder is het gebruik in ondiep water beperkt door het buigen van geluid als het horizontaal door het water gaat. De belangrijkste fabrikanten zijn Kongsberg Simrad, Sonardyne en Nautronix. De volgende drie HPR-systemen zijn het meest gangbaar:[[Afbeelding:Hipap in dok.jpg|thumb|200px|[[Kongsberg Gruppen|Kongsberg]] HiPAP 500 [[transducer]] van de [[DCV Balder|''Balder]] in [[Droogdok|dok]].]]
**'''Ultra- of Super- Short Base Line, USBL of SSBL'''. Dit werkt zoals hierboven beschreven. Omdat de hoek ten opzichte van de transponder wordt gemeten, is een correctie nodig voor de slagzij en trim. Deze worden gemeten door de Motion Reference Units, [[versnellingsmeter]]s. Door de aard van hoekmeting wordt de nauwkeurigheid minder bij toenemende waterdiepte.
**'''Long Base Line, LBL'''. Dit bestaat uit een opstelling van minstens drie transponders. De aanvangspositie van de transponders wordt bepaald door USBL en/ of door het meten van de basislijnen tussen de transponders. Hierna hoeven alleen nog maar de afstanden naar de transponders gemeten te worden om de relatieve positie te bepalen. De positie zou theoretisch moeten liggen op de snijding van denkbeeldige bollen rond de transponders ([[BOX-IN]]). De straal van deze bollen is gelijk aan de tijd tussen het zenden en ontvangen, vermenigvuldigd met de snelheid van het geluid door water. Doordat hoekmeting niet nodig is, is het nauwkeuriger dan USBL in grote waterdiepte. Omdat er minstens drie transponders moeten worden gemeten, is het systeem niet goed te gebruiken voor dynamic positioning in ondiep water.
**'''Short Baseline, SBL'''. Hierbij zijn meerdere transducers aangebracht onder het schip. Deze meten hun afstand tot een transponder. De relatieve positie ten opzichte van de transponder wordt op dezelfde manier als bij LBL bepaald.<ref>[http://www.imca-int.com/divisions/marine/publications/151.html IMCA M 151, The Basic Principles and Use of Hydroacoustic Position Reference Systems in the Offshore Environment, april 1999]</ref>
*'''Riser Angle Monitoring'''. Het meten van de hoek die de riser, de pijp waarbinnen geboord wordt, maakt. Op boorschepen kan dit in het dynamic positioning-systeem worden gevoed. Dit kan bestaan uit een elektrische [[inclinometer]] of gebaseerd op USBL, waarbij een ''riser angle monitoring''-transponder wordt aangebracht op de riser en een inclinometer op de Blow Out Preventer (BOP) die ondervraagd worden met het HPR-systeem.