Gebruiker:Koen Verbiest/Kladblok: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 26:
===Aanloop naar de formatie===
Op 2 april 1939 vonden vervroegde parlementsverkiezingen plaats. De [[Katholiek Blok|Katholieke Partij]] won 2,5 procent ten opzichte van de vorige verkiezingen en werd met 30 procent van de stemmen opnieuw de grootste partij van België. De katholieken namen deze fakkel over van de socialistische [[Belgische Werkliedenpartij|BWP-POB]], die ruim 2,5 procentpunt verloor en bijna 29,5 procent van de stemmen behaalde. De derde grootste partij was de [[Liberale Partij (België)|Liberale Partij]], die afklokte op 17 procent van de stemmen en bijna vijf procent vooruitging. Het Vlaams-nationalistische [[Vlaamsch Nationaal Verbond|VNV]] boekte lichte winst en steeg van 7 naar bijna 8,5 procent. De communistische [[Kommunistische Partij van België|KPB-PCB]] ging achteruit en daalde van 6 naar 4,6 procent. De grootste verliezer van de verkiezingen was het fascistische [[Rex (partij)|Rex]] van [[Léon Degrelle]]: in 1936 haalde de partij nog bijna 11,5 procent van de stemmen, in 1939 bleef daar nog maar 4,25 procent van over.<ref>[http://www.ibzdgip.fgov.be/result/nl/result_ko.php?date=1939-04-02&vt=CK&ko_type=KO_RK&ko=263 Resultaten Kamerverkiezingen 2 april 1939], verkiezingsdatabase.fgov.be.</ref>
 
Twee dagen na de verkiezingen, op 4 april<ref>''Eerste indrukken over den uitslag der verkiezingen'', [[Gazet van Antwerpen]], 3 april 1939.</ref>, bood premier [[Hubert Pierlot]] (Katholieke Partij) aan koning [[Leopold III van België|Leopold III]] het ontslag van de [[regering-Pierlot I]] (katholieken en socialisten) aan. In tegenstelling tot wat de gewoonte was aanvaardde de koning het ontslag van de regering niet, omdat een [[regering van lopende zaken]] onvoldoende slagkracht had in tijden van economische crisis en de militaire dreiging vanuit [[Nazi-Duitsland]]. Dezelfde dag nog begon het staatshoofd aan de raadplegingen met het oog op de vorming van de nieuwe regering en ontving hij Senaatsvoorzitter [[Romain Moyersoen]], [[Adolphe Max]], voorzitter van de liberale Kamerfractie, minister van Arbeid [[Arthur Wauters]] (POB), [[Henri Carton de Wiart]], voorzitter van de katholieke Kamerfractie, [[minister van Staat (België)|minister van Staat]] [[Albert Devèze]] (LP)<ref>''De Regeering neemt nog geen ontslag'', Gazet van Antwerpen, 4 april 1939.</ref>, Kamervoorzitter [[Camille Huysmans]] en voormalig eerste minister [[Paul-Henri Spaak]] (POB).<ref>''De politieke toestand'', Gazet van Antwerpen, 5 april 1939.</ref> De volgende dag kwamenwerden de audiënties afgerond met de ontvangst van de katholieke ministers van Staat [[Cyrille Van Overbergh]] en [[Jules Poncelet]] op audiëntie, waarna Hubert Pierlot werd aangesteld tot [[informateur]]. Zijn opdracht hield in dat hij de koning op de hoogte moest stellen van de voorwaarden waaronder een nieuwe regering tot stand kon worden gebracht, met een programma dat zou beantwoorden aan de verkiezingsuitslag en de toestand van het land.<ref>''De heer Pierlot met de voorbereiding in de regeringsvorming belast'', Gazet van Antwerpen, 5 april 1939.</ref> Pierlots voorkeur ging uit naar een drieledige regering van katholieken, socialisten en liberalen. De socialisten waren door hun nederlaag echter niet erg geneigd om in een dergelijke coalitie te stappen.
 
===Informateur Hubert Pierlot (5 april - 12 april 1939)===
[[File:Hubert Pierlot 1947.jpg|thumb|Hubert Pierlot.]]
Twee dagen na de verkiezingen, op 4 april<ref>''Eerste indrukken over den uitslag der verkiezingen'', [[Gazet van Antwerpen]], 3 april 1939.</ref>, bood premier [[Hubert Pierlot]] (Katholieke Partij) aan koning [[Leopold III van België|Leopold III]] het ontslag van de [[regering-Pierlot I]] (katholieken en socialisten) aan. In tegenstelling tot wat de gewoonte was aanvaardde de koning het ontslag van de regering niet, omdat een [[regering van lopende zaken]] onvoldoende slagkracht had in tijden van economische crisis en de militaire dreiging vanuit [[Nazi-Duitsland]]. Dezelfde dag nog begon het staatshoofd aan de raadplegingen met het oog op de vorming van de nieuwe regering en ontving hij Senaatsvoorzitter [[Romain Moyersoen]], [[Adolphe Max]], voorzitter van de liberale Kamerfractie, minister van Arbeid [[Arthur Wauters]] (POB), [[Henri Carton de Wiart]], voorzitter van de katholieke Kamerfractie, [[minister van Staat (België)|minister van Staat]] [[Albert Devèze]] (LP)<ref>''De Regeering neemt nog geen ontslag'', Gazet van Antwerpen, 4 april 1939.</ref>, Kamervoorzitter [[Camille Huysmans]] en voormalig eerste minister [[Paul-Henri Spaak]] (POB).<ref>''De politieke toestand'', Gazet van Antwerpen, 5 april 1939.</ref> De volgende dag kwamen de katholieke ministers van Staat [[Cyrille Van Overbergh]] en [[Jules Poncelet]] op audiëntie, waarna Hubert Pierlot werd aangesteld tot [[informateur]]. Zijn opdracht hield in dat hij de koning op de hoogte moest stellen van de voorwaarden waaronder een nieuwe regering tot stand kon worden gebracht, met een programma dat zou beantwoorden aan de verkiezingsuitslag en de toestand van het land.<ref>''De heer Pierlot met de voorbereiding in de regeringsvorming belast'', Gazet van Antwerpen, 5 april 1939.</ref> Pierlots voorkeur ging uit naar een drieledige regering van katholieken, socialisten en liberalen. De socialisten waren door hun nederlaag echter niet erg geneigd om in een dergelijke coalitie te stappen.
Na afloop van de consultaties werd Hubert Pierlot aangesteld tot [[informateur]]. Zijn opdracht hield in dat hij de koning op de hoogte moest stellen van de voorwaarden waaronder een nieuwe regering tot stand kon worden gebracht, met een programma dat zou beantwoorden aan de verkiezingsuitslag en de toestand van het land.<ref>''De heer Pierlot met de voorbereiding in de regeringsvorming belast'', Gazet van Antwerpen, 5 april 1939.</ref> Pierlots voorkeur ging uit naar een drieledige regering van katholieken, socialisten en liberalen. De socialisten waren door hun nederlaag echter niet erg geneigd om in een dergelijke coalitie te stappen.
 
In de avond van 5 april ontving Pierlot een liberale delegatie bestaande uit Kamerfractieleider Adolphe Max, Senaatsfractieleider [[Paul Henricot]] en ministers van Staat [[Paul Hymans]] en Albert Devèze om na te gaan onder welke voorwaarden de liberalen bereid waren om in een regering te stappen.<ref>''De heer Pierlot ontvangt de liberalen'', Gazet van Antwerpen, 6 april 1939.</ref> De dag daarna ontving de informateur een katholieke delegatie samengesteld uit minister [[Hendrik Marck]], fractievoorzitters Henri Carton de Wiart (Kamer) en Cyrille Van Overbergh (Senaat), [[Alfons Verbist (1888-1974)|Alfons Verbist]] en [[Giovanni Hoyois]], de voorzitters van het [[Katholiek Blok]], en [[Charles d'Aspremont Lynden]], voorzitter van de [[Federatie van Katholieke Kringen en Conservatieve Verenigingen]].<ref>''Ook de katholieken vreezen dat de regeringsvorming lang zal duren'', Gazet van Antwerpen, 7 april 1939.</ref> Op 7 april besliste de partijraad van de BWP om zich nog niet uit te spreken over een drieledige regering en het initiatief in de regeringsvorming over te laten aan de katholieken en liberalen. De socialisten zouden pas aan onderhandelingen deelnemen als de voorwaarden van de katholieken en de liberalen om een drieledige regering te vormen aanvaardbaar waren voor de partij.<ref>''De Algemene Raad van BWP treft geen besluit'', Gazet van Antwerpen, 8 april 1939.</ref> De BWP-POB verzette zich bijvoorbeeld tegen elke vorm van [[deflatie (economie)|deflatie]] en wilde geen verlaging van de lonen, de pensioenen en de werkloosheidsuitkeringen.
Regel 37 ⟶ 40:
Nadat Pierlot zijn eindverslag als informateur had ingediend, werd hij door de koning aangesteld tot [[formateur]].<ref>''De koning ontbiedt politieke personaliteiten'', Gazet van Antwerpen, 13 april 1939.</ref> De volgende dag gaven de socialisten aan dat ze bereid waren om in een regering van nationale eenheid te stappen, op voorwaarde dat er geen deflatiemaatregelen werden doorgevoerd. Dezelfde dag voerde Pierlot overleg met zijn partij om zijn voorstellen over het regeringsprogramma bij te schaven<ref>''De Regeeringsvorming'', Gazet van Antwerpen, 14 april 1939.</ref>. Op 14 april onderhandelde hij dan met de katholieken Henri Carton de Wiart en [[Hendrik Heyman]], de socialisten Paul-Henri Spaak en Willem Eekelers en de liberalen Adolphe Max en Albert Devèze over zijn aangepaste voorstellen<ref>''Belangrijke besprekingen'', Gazet van Antwerpen, 14 april 1939.</ref> en werd overeenstemming bereikt over het regeringsprogramma.<ref>''Accoord over het regeringsprogramma'', Gazet van Antwerpen, 15 april 1939.</ref>
 
De socialisten wensten echter niet te onderhandelen over de verdeling van de ministerportefeuilles zolang niet duidelijk was of hun partijcongres zou instemmen met regeringsdeelname.<ref>''Socialisten weigeren in de Regeering te treden voordat hun congres uitspraak zal hebben gedaan'', Gazet van Antwerpen, 15 april 1939.</ref> De katholieken en liberalen hadden bezwaar tegen deze werkwijze en besloten daarom op 15 april tot de vorming van een tweeledige regering over te gaan.<ref>''De heer Pierlot hoopt vandaag een tweeledige katholiek-liberale regering te vormen'', Gazet van Antwerpen, 16 april 1939.</ref> Op 16 april kwamen de katholieken Charles d'Aspremont Lynden, Hendrik Marck en [[Gustaaf Sap]] en de liberalen Adolphe Max en Albert Devèze onder leiding van Pierlot samen om de laatste hand te leggen aan een tweeledige regering. Dezelfde dag nog kwamen de socialisten terug op hun besluit om de beslissing van hun congres af te wachten, waarna Paul-Henri Spaak en Eugène Soudan zich bij de onderhandelingen van de katholieken en de liberalen voegden.<ref>''De onderhandelingen van Zondag'', Gazet van Antwerpen, 17 april 1939.</ref> Op de avond van 16 april werd een akkoord bereikt over de verdeling van de ministerportefeuilles: vijf katholieken, vijf socialisten, drie liberalen en tweedrie onafhankelijken. De volgende dag werden 1314 van de 1516 ministers van de [[regering-Pierlot II]] beëdigd, de aangezochte socialistische ministers Spaak (Buitenlandse Zaken) en [[Louis Piérard]] (Werkverschaffing) wachtten de beslissing van hun partijcongres af alvorens ze de eed zouden afleggen. Op 17 april besliste het socialistisch congres met een kleine meerderheid om regeringsdeelname af te wijzen<ref>''Het Congres der Belgische Werkliedenpartij verwerpt de medewerking aan de Regeering'', Gazet van Antwerpen, 18 april 1939.</ref>, waardoor de socialistische ministers zich terugtrokken uit de regering. De katholieken en liberalen vormden vervolgens een tweeledige regering, waarbij het programma waarover met de socialisten overeenstemming werd bereikt, werd behouden (handhaven van de [[neutraliteitspolitiek]] en de sociale wetgeving, geen verlaging van de lonen, voortzetting van de besparingen, striktere toepassing van de taalwetten, de hervorming van het onderwijs, aan het parlement volmachten vragen om begroting in evenwicht brengen en financieel herstel te bereiken). Ook werd beslist om de drie socialistische ministers (Eugène Soudan, Arthur Wauters en Willem Eekelers) te vervangen door tweeeen liberale ([[Paul-Emile Janson]] en [[Marcel-Henri Jaspar]]) en een katholieke minister ([[Antoine Delfosse]]). Op 18 april legden de nieuwe ministers de eed af. Op 25 april 1939 werd in de Kamer de regeerverklaring voorgelezen door premier Pierlot in het Frans en minister [[Arthur Vanderpoorten]] (liberaal) in het Nederlands, een dag later las minister Albert Devèze in de Senaat de regeerverklaring voor. Op 26 april gaf de Kamer haar vertrouwen aan de regering-Pierlot II, op 28 april deed de Senaat hetzelfde.
 
==Vorming regering-Pierlot III==
Op 1 september 1939 vielen de [[Nazi-Duitsland|nazi's]] [[Tweede Poolse Republiek|Polen]] binnen, waarna [[Derde Franse Republiek|Frankrijk]] en het [[Verenigd Koninkrijk]] twee dagen later de oorlog verklaarden aan Nazi-Duitsland. Omdat de vrees bestond dat België, dat een neutraliteitspolitiek handhaafde, betrokken zou raken in het conflict, werd het Belgisch leger [[mobilisatie|gemobiliseerd]] om een mogelijke aanval vanuit Nazi-Duitsland tegen te gaan. In deze tijden van oorlogsdreiging zag Pierlot zich genoodzaakt om zijn katholiek-liberale regering uit te breiden met de socialisten en een regering van nationale eenheid te vormen. Op 3 september vroeg Pierlot in naam van de koning aan de socialisten om deel uit te maken van de regering. Het partijbureau van de BWP-POB, dat in spoedzitting bijeenkwam, ging hiermee akkoord en dezelfde dag nog kregen de socialisten vijf ministers toegewezen, waardoor de regering vanaf dan 18 leden telde: voorzitter [[Hendrik de Man]] werd minister zonder Portefeuille, Paul-Henri Spaak volgde Pierlot op als minister van Buitenlandse Zaken, [[Eugène Soudan]] volgde Paul-Emile Janson (liberaal) op als minister van Justitie, [[August Balthazar]] volgde Antoine Delfosse (katholiek) op als minister van Arbeid en Sociale Voorzorg en [[Arthur Wauters]] kreeg de nieuwe bevoegdheid Nationale Voorlichting. Janson en Delfosse bleven in de regering als minister zonder Portefeuille en minister van Bevoorrading.<ref>''Heer Pierlot vormt een regeering van nationale unie'', Gazet van Antwerpen, 4 september 1939.</ref> De nieuwe ministers van de [[regering-Pierlot III]] legden dezelfde dag nog de eed af. Op 5 september werd in het parlement de regeerverklaring voorgelezen door premier Pierlot in het Frans en minister Hendrik de Man (BWP) in het Nederlands.
 
==Vorming regering-Pierlot IV==
===Formateur Hubert Pierlot (4 januari - 5 januari 1940)===
De regering-Pierlot III kreeg de kritiek dat ze te veel ministers telde om een efficiënt beleid te kunnen voeren en daarom besloot premier Pierlot begin 1940 om zijn regering te herschikken. Op 4 januari bood hij aan koning Leopold III het ontslag van de regering aan, waarna Pierlot de opdracht kreeg om zo snel mogelijk verslag uit te brengen betreffende de wijzigingen die aan de regering moesten worden aangebracht.<ref>''De regeering Pierlot heeft ontslag genomen'', Gazet van Antwerpen, 5 januari 1940.</ref> Een dag later bereikte de formateur een akkoord over de samenstelling van de nieuwe regering.<ref>''De nieuwe regeering Pierlot is samengesteld'', Gazet van Antwerpen, 6 januari 1940.</ref> De [[regering-Pierlot IV]] telde 14 ministers: 5 katholieken, 4 socialisten, 3 liberalen en 2 onafhankelijken. Albert Devèze (LP) werd als minister van Binnenlandse Zaken opgevolgd door zijn partijgenoot Arthur Vanderpoorten, die op Openbare Werken werd vervangen door [[Léon Matagne]] (POB), Hendrik Marck (KP) werd als minister van Verkeerswezen opgevolgd door Antoine Delfosse, [[Jules Duesberg]] (onafhankelijk) werd op Openbaar Onderwijs opgevolgd door Eugène Soudan (BWP), die op zijn beurt als minister van Justitie werd vervangen door Paul-Emile Janson (LP). Minister zonder Portefeuille Hendrik de Man (BWP) en minister van Nationale Voorlichting Arthur Wauters (POB) verdwenen uit de regering en werden niet vervangen. Door de oorlogsdreiging werd beslist om geen regeerverklaring te houden.
 
{{Appendix}}