Willem Marinus van Rossum: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Edoderoobot (overleg | bijdragen)
k #add_Authority_control
→‎Leven: anti-modernist
Regel 28:
 
== Leven ==
Van Rossum groeide op als weeskind in Zwolle en trad in 1873 toe tot de redemptoristen. In 1879 werd hij tot priester gewijd. Hij doceerde [[Latijn]] en [[retorica]] in Roermond. Van 1883 tot 1892 was hij professor voor dogmatiek en dogmatische geschiedenis aan het bekende [[Seminarie|grootseminarie]] van de [[Redemptoristenklooster (Wittem)|redemptoristen te Wittem]]. Hij was er tevens van 1886 tot 1893 studieprefect. Van 1893 tot 1895 was hij de rector van dit seminarie.
 
Tussen 1895 en 1911 woonde hij in een redemptoristenklooster te [[Rome (stad)|Rome]]. In deze jaren was hij onder andere lid van de commissie die een nieuw wetboek van [[canoniek recht]] voorbereidde, de ''Codex Iuris Canonici'' die in 1917 zou verschijnen. [[Paus Pius X]] waardeerde het [[Modernisme (Rooms-katholiek)|anti-modernisme]] van de Nederlander en benoemde hem in 1911 tot [[kardinaal-diaken]] met als [[titelkerk|titeldiakonie]] de [[San Cesareo in Palatio]]. In 1914 werd hij benoemd tot president van de [[Pauselijke Bijbelcommissie]]. Van Rossum werd zodoende de eerste Nederlandse kardinaal sinds de [[Reformatie]] en het [[herstel van de bisschoppelijke hiërarchie]] in 1853.

Hij nam deel aan het [[Conclaaf van 1914]]. In 1914 werd hij benoemd tot president van de [[Pauselijke Bijbelcommissie]]. In 1915 verkreeg hij de benoeming tot hoofd van de [[Apostolische Penitentiarie|Poenitentiaria]], een van de hoogste kerkelijke rechtbanken. In dit jaar werd hij verheven tot [[kardinaal-priester]] met als [[titelkerk]] de [[basiliek]] van [[Santa Croce in Gerusalemme]]. In 1918 werd hij benoemd tot [[Titulair bisschop|titulair aartsbisschop]] van ''Caesarea in Mauretania'' en tot kardinaal-prefect van de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren.
 
Van Rossum overleed op 30 augustus 1932 in het [[Ziekenhuis Calvariënberg]] in Maastricht, nadat hij op terugreis vanuit Denemarken ziek was geworden. Op 3 september 1932 werd een uitvaartdienst gehouden in de [[Sint-Servaasbasiliek (Maastricht)|Sint-Servaaskerk]] in Maastricht, waarna het stoffelijk overschot naar [[Wittem]] werd vervoerd om bijgezet te worden in de grafkelder van de kloosterkerk van de redemptoristen.