Pieter Simons (bisschop): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
usaeis
Regel 6:
De ouders van Pieter Simons, Stefaan Simons en Maria Van Slambrouck baatten in een buitenwijk van Tielt, in de Wittestraat, een hofstede uit.
 
In 1550 waren beide ouders overleden, en 'Pierkin' werd als intern aanvaard in de Brugse [[Bogardenschool]]. Hij had dit waarschijnlijk te danken aan zijn oom, de franciscaan Gaspard Simons, die in Brugge woonde. Hij slaagde uitstekend in de humaniora, en de directie van de school besliste om hem naar de [[Universiteit Leuven (1425-1797)|Universiteit van Leuven]] te sturen. Vanaf 2 september 1556 was hij student in de [[Pedagogie De Burcht|Pedagogie 'het Castrum']]. Hij studeerde er wijsbegeerte en letteren en bij de proclamatie van maart 1559 werd hij uitgeroepen tot tweede op 154 deelnemers. Datzelfde jaar vatte hij de studies godgeleerdheid aan, dankzij een beurs geschonken door Meester Jacques Van Themseke. Hij werd in die mate gewaardeerd, dat de directie van de Bogardenschool hem gelastte met de opdracht te waken over de verschillende oud-leerlingen van deze school die naar Leuven werden gestuurd. Hij nam zijn intrek bij de theologanten in het [[Heilige Geestcollege]], waar hij onder meer Cornelius Jansenius als president had, promoveerde in 1563 tot baccalaureus en werd docent godgeleerdheid in de [[Celestijnenpriorij Heverlee|priorij van de Celestijnen]] in [[Heverlee]]. Op 18 september 1563 werd hij in [[Roeselare]] tot priester gewijd door de eerste bisschop van Brugge, [[Pieter de Corte|Petrus Curtius]]. Op 21 september droeg hij zijn eremis op in de Sint-Laurentiuskapel van de Bogardenschool. Weldra werd hij bekend omwille van zijn welsprekendheid. Op 1 november 1566 sprak hij een sermoen uit, gewijd aan het Allerheiligenfeest, voor het voltallige professorencorps van de Leuvense universiteit, in de kerk van de dominicanen.
 
Na verdere studies promoveerde hij in 1567 tot licentiaat in de godgeleerdheid. Op 28 februari 1568 benoemde het kapittel van de [[Sint-Donaaskathedraal]] hem, op aanbeveling van de Bogardenschool, tot kanunnik, in opvolging van de overleden kanunnik Josse van Baersdorp. Deze benoeming gebeurde echter terwijl de bisschopszetel vacant was en was derhalve volgens het kerkelijk recht ongeldig. Simons gaf er niet om, want hij had toen al vooruitzicht om in dienst te treden bij [[Cornelius Jansen|Corneel Jansenius]] (1510-1576) die in juli 1568 tot [[bisschop van Gent]] was benoemd. Hij werd zijn secretaris en in april 1569 benoemde de bisschop hem tot kanunnik en 'penitencier', en op 2 juni 1570 tot aartspriester van het bisdom Gent. Samen met de aartsdiaken [[Clemens Crabeels]] werd hij de draaischijf rond wie het bisdom draaide. Toen de bisschop het klooster aankocht van de [[Broeders van het Gemene Leven]] om er het bisschoppelijk seminarie op te richten, was het Simons die de Latijnse inhuldigingsrede uitsprak.
 
Op 11 juni 1570 opende in [[Mechelen]] een provinciaal [[concilie]]. Simons vergezelde er zijn bisschop. Bij het slot op 14 juli hield hij een redevoering, die als merkwaardig werd bestempeld, gewijd aan de gehoorzaamheid tegenover de kerkelijke wetten. Tijdens de [[synode]] die volgde in [[Gent]] in februari 1571 was het Simons die de openingsrede hield. Vervolgens riep hij regelmatig de Gentse geestelijkheid bijeen om ze te onderrichten over hun plichten. Elk jaar hield hij in het Latijn de vastenpreken in het seminarie en hij preekte ook vaak in de volkstaal voor de gewone gelovigen.
 
In 1572 nam de geuzenleider [[Jacob Blommaert]] ([[Pamele]], 1534 - vermoord in [[Oostwinkel, 1572) met zijn troepen [[Oudenaarde]] in. Priester Mahusius, pas benoemd tot bisschop van [[Deventer]], die zich in Oudenaarde bevond, werd zwaar mishandeld, terwijl zes priesters, aan handen en voeten gebonden, in de [[Schelde]] werden geworpen. Vijf van hen overleefden het niet. Zodra de geuzen de stad hadden verlaten stuurde de bisschop Simons naar daar om er de vijf martelaars te herdenken en kerkelijk te begraven. Hij stelde meteen ook een rapport op, in het Latijn, over alles wat zich had voorgedaan.
Regel 20:
In februari 1580 werd Kortrijk opnieuw door de Spaanse troepen ingenomen en Jan David hernam zijn activiteiten als pastoor van de zuidelijke portie in de Sint-Martinuskerk. Simons vervoegde hem weldra, aangezocht als hij was om de noordelijke portie te bedienen in die zelfde kerk. Op 24 augustus 1581 voerde hij, samen met Jan David, de clerus aan die de bisschop van Ieper Riethovius en de bisschop van Brugge Driutius verwelkomden, nadat ze waren vrijgelaten in ruil voor Burchard van Hembyse en voor een calvinistische predikant.
 
In 1582 trad David in bij de jezuïeten en stond Simons er voor de Sint-Martinusparochie alleen voor en dit in moeilijke omstandigheden veroorzaakt door een pestepidemie en door de verschillende troebelen.
 
== Bisschop van Ieper ==