Pieter Simons (bisschop): verschil tussen versies

Bisschop
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
a
(geen verschil)

Versie van 13 mei 2021 16:51

Mee bezig Mee bezig
Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.

Pieter Simons (Tielt, 1539 - Ieper, 5 oktober 1605) was de tweede bisschop ven het bisdom Ieper.

Levensloop

De ouders van Pieter Simons, Stefaan Simons en Maria Van Slambrouck baatten in een buitenwijk van Tielt, in de Wittestraat, een hofstede uit.

In 1550 waren beide ouders overleden, en 'Pierkin' werd als intern aanvaard in de Brugse Bogardenschool. Hij had dit waarschijnlijk te danken aan zijn oom, Gaspard Simons. Hij slaagde uitstekend in de humaniora, en de directie van de school besliste om hem naar Leuven te sturen. Vanaf 2 september 1556 was hij student in de Pedagogie 'het Castrum'. Hij studeerde er wijsbegeerte en letteren en bij de proclamatie van maart 1559 werd hij uitgeroepen tot tweede op 154 deelnemers. Datzelfde jaar vatte hij de studies godgeleerdheid aan, dankzij een beurs geschonken door Meester Jacques Van Themseke. Hij werd in die mate gewaardeerd, dat de Bogardenschool hem gelastte met de opdracht te zorgen over de verschillende oud-leerlingen van deze school die naar Leuven werden gestuurd. Hij promoveerde in 1563 tot baccalaureus en werd docent godgeleerdheid in de priorij van de Celestijnen in Heverlee. Op 18 september 1563 werd hij in Roeselare tot priester gewijd door de eerste bisschop van Brugge, Petrus Curtius. Op 2§ september droeg hij zijn eremis op in de Sint-Laurentiuskapel van de Bogardenschool. Weldra werd hij bekend omwille van zijn welsprekendheid. Op 1 november 1566 sprak hij een sermoen uit voor het voltallige professorencorps van Leuven, in de kerk van de dominicanen, gewijd aan het Allerheiligenfeest.

Na verdere studies promoveerde hij in 1567 tot licentiaat in de godgeleerdheid. Op 28 februari 1568 benoemde het kapittel van de Sint-Donaaskathedraakl hem, op aanbeveling van de Bogardenschool, tot kanunnik, in opvolging van de overleden Josse van Baersdorp. Deze benoeming gebeurde terwijl de bisschopszetel vacant was en was derhalve volens het kerkelijk recht ongeldig. Hij gaf er niet om, want hij had toen al vooruitzicht om in dienst te treden van Corneel Jansenius die in juli 1568 tot bisschop van Gent werd benoemd. Hij werd zijn secretaris en in april 1569 benoemde de bisschop hem tot kanunnik en penitencier, om op 2 juni 1570 bevorderd te worden tot aartspriester. Samen met de aartsdiaken Clemens Crabeels werd hij de draaischijf rond wie het bisdom draaide. Toen de bisschop het klooster aankocht van de Broeders van het Gemene Leven om er het bisschoppelijk seminarie op te richten. Het was Simons die de Latijnse inhuldigingsrede uitsprak.

Op 11 juni opende in Mechelen een provinciaal concilie. Simons vergezelde er zijn bisschop. Bij het slot op 14 juli hield hij een redevoering, die als merkwaardig werd bestempeld, gewijd aan de gehoorzaamheid aan de kerkelijke wetten. Tijdens de synode die volgde in Gent in februari 1571 was het Simons die de openingsrede hield. Vervolgens riep hij regelmatig de Gentse geestelijkheid bijeen om ze te onderrichten over hun plichten. Elk jaar hield hij in het Latijn de vastenpreken in het seminarie en hij preekte ook vaak in de volkstaal voor de gewone gelovigen.

In 1572 nam de geuzenleider Jacques Blommaert met zijn troepen Oudenaarde in. Priester Mahusius, pas benoemd tot bisschop van Deventer, die zich in Oudenaarde bevond, werd zwaar mishandeld, terwijl zes priesters, aan handen en voeten gebonden, in de Schelde werden geworpen. Vijf van hen overleefden het niet. Zodra de geuzen de stad hadden verlaten stuurde de bisschop Simons naar daar om er de vijf martelaars te herdenken en kerkelijk te begraven. Hij stelde, meteen ook een rapport op, in het Latijn, over alles wat zich had voorgedaan.

Toen bisschop Jansenius op 11 april 1576 overleed was Simons een van zijn testamentuitvoerders en sprak hij de lijkrede uit. Hij zorgde ook voor een herziene uitgave van de werken van de bisschop, zoals hij het ook deed met de werken van zijn Leuvense leermeester Josse van Ravesteyn.

In oktober 1577 werd de toestand in Gent ondraaglijk. op 28 oktober hadden de Staten van Vlaanderen geweigerd Willem de Zwijger als Ruwaard van Vlaanderen te erkennen met als gevolg dat het Calvinistisch stadsbestuur zich meester maakte van de bisschoppen Rithovius en Driutius evenals van de hertog van Aarschot en andere edellieden. Simons bleef verder het katholiek geloof prediken en dit tot in Juli 1578. In september werd de katholieke eredienst verboden.̹̹̟ op 23 oktober kreeg Simons het bevel onmiddellijk de stad te verlaten.