Gebruiker:Hardscarf/Kladblok: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 16:
== Verder met ==
* Lepage verwerken (en vermelden bij bron dat het gaat om deels verouderde inzichten: 1994, maar 1990 niet geraadpleegd)
**vanaf p. 6771:
*Lepage p. 44:
**1526: houten Boteringepoort vervangen door stenen Boteringepoort (controleren in andere bronnen: zou kunnen gezien bouwwerkzaamheden in die tijd)
Regel 262:
De plannen voor het versterken van de noordelijke (en oostelijke) linies waar vooralsnog een aanval niet was te verwachten, werden door de directe Spaanse dreiging en de gaten in de wallen aan zuidzijde echter eerst uitgesteld.<ref name=":19" /> Door de betalingen wist de stad Groningen zich gesterkt om in 1606 een verzoek te doen om het (technisch ook problematische) kasteel te slechten om de bouwmaterialen te kunnen gebruiken voor het versneld uitvoeren van de beide bastions aan zuidzijde. In 1607 werd dit gehonoreerd door de Staten aangezien de stad als meest noordoostelijke versterking niet kon worden gemist door de prille republiek.<ref name=":29" /> De afbraak van het kasteel startte vervolgens op 21 februari 1607.
 
In 1608 stelde de stad ingenieurs aan om een definitief plan voor het versterken van de zuidelijke werken te maken. [[Johan Adriaens van den Bosch]]<ref>Volgens Essen 2010, p. 75</ref> en Hillebrandt Smidt<ref>Volgens Kortekaas et al. 2017, p. 16. Volgens Essen p. 75 was Smidt tot 1613 in dienst van de Generaliteit.</ref> waren de ontwerpers. Deze plannen waren geïnspireerd op het werk van wiskundige [[Simon Stevin]]. Na goedkeuring van Maurits werd dit in gang gezet, waarbij [[Garwer Peters]] als opzichter fungeerde. Peters zou tot het eind betrokken blijven bij de aanleg van de vestingwerken en vormde een belangrijke schakel in het proces.<ref>Koster (2001), p. 240</ref> WaarschijnlijkDe werdversterkingen toenrichtten ookzich begonnentot met1612 onder leiding van Peters vooral op de sloopzuidzijde en de westzijde van de stad. Hier werden vijf nieuwe dwingers gerealiseerd tussen de A en het Schuitendiep. Daarvoor werden de bestaande vestingwerken gesloopt en deels herbouwd: Het Statenkasteel werd gesloopt vanaf 1608, waaraanwaarbij mende afbraak in 1611 nog beziggaande was. Mogelijken was het kasteelmogelijk pas in 1614 volledig geslechtwerd voltooid.<ref name=":20" /><ref group="noot">Op 24 april 1611 schrijft Willem Lodewijk aan de Staten Generaal "''desen avont ben ick gecommen in gewisse ervaringe dat de magistraet tot Groningen op eergisteren mit twee vendel borger angevangen hebben te demolieren die oister ende westersijde vant gene aent casteel was blijven staen nade openinge vandien''". Hij vermelde erbij dat de stad hiervoor geen toestemming had (Koster 2001, p. 238)</ref>). De Oude Rondeelsdwinger (Bremer Buik)Herepoort werd gewijzigdtussen naar1608 deen nieuwe1614 Oldegesloopt Rondeelsdwinger.en herbouwd<ref name=":020" /> De versterkingen richtten zich tot 1612 onder leiding van Peters vooral op de zuidzijde) en de westzijde van de stad. Een van de eerste prioriteiten was de herbouw van de Oosterpoort uit resten van de Drenkelaarstorenwerd tussen 1608 en 1612. Ookherbouwd werden tussen 1608 en 1609 deuit resten van de UlentorenDrenkelaarstoren. geslooptDe om deze te hergebruiken voor de nieuweUlentoren fortificatiesverdween<ref name=":1" /> Ook samen met de oudeOude HerepoortRondeelsdwinger werd(Bremer tussenBuik), 1608die enwerd 1614gewijzigd geslooptnaar ende herbouwdnieuwe Olde Rondeelsdwinger.<ref name=":002" />

Door financiële problemen in 1612 was men echter genoodzaakt om de gaten in de zuidelijke wal eerst provisorisch te vullen met een muur en het werk verder te staken.<ref name=":19" /> Er waren toen dus 5 dwingers gereed.<ref name=":8" /> De stad had destijds geen plannen voor verdere vestingwerken aan zuidzijde omdat het landschap daar omhoog opliep (bijvoorbeeldvooral bij de [[Kempkensberg (heuvel)|Kempkensberg]]) en dit de vijand dus alleen maar voordeel zou geven, aangezien deze dan dichter bij de stad zouden komen te liggen.<ref name=":18">{{Citeer web|url=https://books.google.nl/books?id=MtjTX7mKhckC&pg=PA78|titel=De stadspoorten|bezochtdatum=21-5-2020|auteur=Essen, G. van|achternaam=|voornaam=|datum=2010|werk=Bouwheer en bouwmeester: bouwkunst in Groningen, Stad en Lande (1594-1795)|uitgever=Van Gorcum|pagina's=pp. 78-81|taal=}}</ref>
 
=== Tweede fase: De grote uitleg (1614 - 1624) ===
Vanwege de rustige periode onder het [[Twaalfjarig Bestand]] vanaf 1609 was de economie echter weer opgebloeid en vermoedelijk was dit de reden dat de stad aan een veel groter plan dacht: een compleet nieuw vestingstelsel naar ontwerp van het [[Oud-Nederlands vestingstelsel]] inclusief een grote stadsuitleg naar het noorden en oosten. Hiermee moest aan noordzijde de strategische noordes (huidige [[Hortusbuurt]]) en aan oostzijde het reeds bestaande en al omgrachte [[Schuitenschuiverskwartier]] binnen de stadswallen worden getrokken. Daarmee groeide de stad in oppervlakte van 67 naar 121 hectare.<ref>Koster (2001), p. 159</ref>
 
In 1614 wist Abel Coenders de Staten-Generaal te bewegen tot het verstrekken van een jaarlijkse subsidie van 12.000 gulden gedurende 6 jaar om de vestingwerken verder te versterken mits deze volgens de bestaande plannen uit (vermoedelijk) 1606 zouden worden uitgevoerd. De stad wist hiervoor ook toestemming te verkrijgen van Maurits mits het niet te groot zou worden en de stad het zelf zou betalen.<ref>Koster (2001), p. 239</ref> De republiek had wel belang bij deze extra ruimte omdat zij er in geval van een aanval vanuit het noorden een garnizoen kon legeren.<ref name=":20" /> Het stadsbestuur gaf vervolgens Garwer Peters opdracht om dit nieuwe plan te maken. Willem Lodewijk was echter sceptisch en had ook [[Hindrick van der Merwede]] opdracht gegeven tot het tekenen van een plan, die alleen aan noordzijde een uitbreiding tekende, hetgeen de stad vervolgens afkeurde. Na overleg lieten de Groningse machthebbers in 1615 door de (onafhankelijke) ingenieur [[Johan van Valckenburgh]] een nieuw plan maken voor de noordelijke stadsuitleg bij de Boteringe- en de Ebbingepoort, mogelijk om zo Maurits en Willem Lodewijk over de streep te trekken. Hiermee kon ook de noordes binnen de stadsmuren worden getrokken.<ref name=":32" /> Het is niet bekend of het plan van Valckenburgh uiteindelijk is geaccepteerd of dat Peters nog een verbeterd ontwerp heeft ingediend, dat vervolgens is geaccepteerd. Het is dus onbekend wie het uiteindelijke ontwerp voor de vestingwerken rond de grote uitleg heeft gemaakt.<ref name="K2003">{{citeer web|url=https://bulletin.knob.nl/index.php/knob/article/view/Koster163/565|titel=De zeventiende-eeuwse stadsuitleg van Groningen: over de keuze van de vorm en de gedachtegang van de ingenieur|datumgeraadpleegd=3-4-2021|auteur=Koster, E.A.|datum=2003 4/5|werk=Bulletin KNOB|uitgever=Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond|paginas=pp. 163-169}}</ref> Tijdens de uitvoering werd in 1617 een [[Stedenbouwkunde|stedenbouwkundig]] plan opgesteld.<ref name=":0" />
 
De werken werden door de stad niet zoals [[Uitleg van Amsterdam in de 17e eeuw|bij Amsterdam]] in eigen beheer uitgevoerd, maar werden net als bij de vestingwerken van [[Deventer]] in kleinere onderdelen [[Aanbesteding|aanbesteed]].<ref>Koster (2001), pp. 248-249</ref> De plannen, bestekken en het materiaal werden daarvoor door het stadsbestuur aangeleverd.<ref name=":18" /> Voor de eerste fase van de bouw werden vermoedelijk veel stenen van het afgebroken Statenkasteel gebruikt.<ref>Koster (2001), p. 252</ref>
 
==== Kosten ====
De financiën vormden een twistpunt met de Ommelanden. Als onderdeel van het nieuwe gewest [[Stad en Lande]] waren zij door de Staten verplicht mee te betalen, hetgeen zij onwenselijk achten. Volgens een verklaring van de Ommelanden uit 1616 zou de grote uitleg waarschijnlijk niet bevolkt worden. Zij zouden tot de jaren 1650 procederen bij zowel de Staten-Generaal als de stadhouder om niet hieraan mee te hoeven betalen.<ref name=":19" /> De republiek had echter wel belang bij deze extra ruimte omdat zij er in geval van een aanval vanuit het noorden een garnizoen kon legeren.<ref name=":20" /> De werkzaamheden aan noordzijde bleken al snel veel bewerkelijker dan vooraf gedacht doordat de Hondsrugbodem ter plekke vol zat met keien en de bermen dusdanig steil werden, dat ze zonder stenen ommetseling wegspoelden bij regen. De stad verzocht daarop om extra gelden uit Den Haag, maar de Staten-Generaal ging hier ditmaal niet in mee, zodat er door het stadsbestuur extra leningen moesten worden afgesloten in 1616 (14.000 gulden) en 1617 (ruim 12.000 gulden). Mogelijk werden de fortificatieplannen hierdoor niet in het geplande jaar 1618 voltooid, maar pas in 1624.<ref>{{Citeer web|url=https://www.stichtingmenm.nl/images/hervondenstad/pdf/HS_2008/HS_2008-09.pdf|titel=Vlinten en bermen. Een brief van Willem Lodewijk uit 1616 over de noordelijke stadsuitleg van Groningen (1615-1624)|bezochtdatum=8-3-2021|auteur=Schroor, M.|datum=2008|werk=Hervonden Stad|uitgever=Stichting Monument en Materiaal|pagina's=pp. 165-168}}</ref> De totale kosten zijn onbekend. In een ongedateerde brief schrijft de stad echter: "''Die fortificatien hebben gecost over drie millioenen. Alle dat ghene dat tot subsidie genoten is monteert niet boven vijffmael hondert duisent guldens.''" Het grootste deel zal dan ook zijn bekostigd uit de opbrengsten van de [[Groninger stadslanden|stadslanden]] in de [[Groninger Veenkoloniën]].<ref name="K2003" /> De stad kon verder kosten besparen doordat ze in die tijd de venen bij [[Foxhol]] en [[Sappemeer]] had uitgegeven aan [[Vervening|verveners]] die tevens [[Steenfabriek|steenbakkers]] en [[Kalkoven|kalkbranders]] waren. Zij moesten in ruil daarvoor 'om niet' stenen en kalk leveren en ook [[Turf (brandstof)|turf]] leveren aan de tichelwerken bij het [[Boterdiep]], [[Donghorn]] en de [[Noorderhoogebrug]].<ref name=":30">Schroor 2009, p. 31</ref>
 
==== Aanpassingen ====
Regel 285 ⟶ 287:
 
==== Resultaten ====
Het ontwerp werd net als bij uitbreidings- en vestingplannen in [[Jülich|Gulik]] en [[Utrecht (stad)|Utrecht]] vermoedelijk ontworpen in de vorm van een (wiskundige) [[Ellips (wiskunde)|ellips]] en is mogelijk gebaseerd op het model van een twaalfhoekige vesting. De destijds als ideaal geachte cirkel was als vorm namelijk niet haalbaar doordat de zuidelijke bolwerken reeds aangelegd waren, de noordelijke hogere es erin getrokken moest worden en aan west- en oostzijde de natte lager gelegen ondergrond niet geschikt was om op te bouwen en bovendien in het geval van een aanval beter gebruikt kon worden om te [[Inundatie|inunderen]].<ref name="K2003" /><ref name=":38" /> Het nieuwe vestingstelsel kreeg zeventien dwingers ([[Bastion|bastions]]), die op regelmatige afstand van elkaar werden geplaatst en door [[Courtine|courtines]] van min of meer gelijke lengte met elkaar werden verbonden. De omtrek strekte zich uit over 7 kilometer.<ref>Lepage (1994), p. 70</ref> De vijfhoekige aarden dwingers moesten de tussengelegen courtines met geweervuur kunnen dekken. De afstanden tussen de dwingers werden volgens de regels van het vestingstelsel bepaald op basis van de minimum [[defensielijn]] vanaf de [[Saillant (krijgskunde)|saillant]] (punt) van de dwinger langs de [[face]] tot aan de [[Flank (vesting)|flank]] van de volgende dwinger: de afstand die een [[musket]] maximaal kon overbruggen zonder de volgende dwinger zelf te raken, zodat de vestingwerken zelf niet beschadigd konden worden. Waar dit niet mogelijk bleek (zoals bij de Apoort en Kranepoort) werd de lengte van de courtine iets aangepast.<ref name=":40">Koster (2001), pp. 243-244</ref> Binnen de courtines werden zeven poorten en vijf waterpoorten aangelegd.
 
De stadswallen werden gefundeerd op een stenen [[keermuur]] en werden versterkt met onder andere [[Graszode|graszoden]] en [[kweekgras]].<ref>Koster (2001), p. 250</ref> Aan buitenzijde werd naar het model van het Oud-Nederlands vestingstelsel een [[onderwal]] aangelegd met erachter een sluippad en een droge gracht. De dwingers kregen een hoogte van 10 meter en een doorsnede van 120 meter. De tussengelegen courtines hadden aan de basis van de wal een breedte van 27 meter. De buitenwallen werden beplant met doornenstruiken. De poorten werden in het midden van de courtines geplaatst. De omringende [[Natte gracht|natte grachten]] hadden een breedte van ongeveer 33 meter en hadden in het midden een [[cunette]]. Aan buitenzijde van de gracht werd een [[bedekte weg]] aangelegd met een [[Borstwering (verdedigingswerk)|borstwering]] en een [[Glacis (vesting)|glacis]]. Aan noordoostzijde en westzijde kon het omliggende terrein in geval van oorlogsdreiging worden [[Inundatie|geïnundeerd]].