Leerlingvolgsysteem: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Aanvulling 'kleutertoetsen'. |
k afko's voluit |
||
Regel 4:
Bij een leerlingvolgsysteem hoort een set van methodeonafhankelijke, [[Norm (standaard)|genormeerde]] toetsen. Deze toetsen (voor groep 1 en 2 / kleuterschool wordt gebruik gemaakt van genormeerde observaties - zie verder) betreffen vooral (de voorbereiding van) de instrumentele vaardigheden: functieontwikkeling (motoriek, woordenschat, rekentaal e.d.), het lezen, hoofdrekenen, spellen, rekenen/wiskunde en begrijpend lezen.
Een volledig leerlingvolgsysteem betreft de hele [[Basisonderwijs|basisschool]]. Dus in Nederland de groepen 1 t/m 8
Aan de hand hiervan kan de leerkracht meten in hoeverre de leerlingen de leerstof van een bepaald leerjaar beheersen, en wie op welke onderdelen eventueel extra oefening of uitleg behoeft.
De individuele resultaten op de LVS-toetsen worden voornamelijk uitgedrukt in [[percentiel]]en, zone's A t/m E, I t/m V of in "[[didactische leeftijdsequivalent]]en" (DLE), maar ook in vaardigheidsscores en in de positie
Aansluitend op de resultaten van het LVS kunnen dan ook analyses en een reeks remediëringsoefeningen, verdiepings- of uitbreidingstaken worden toegepast. Het Boom LVS biedt ook testen om de potentie van de leerling ('wat zit erin'?) vast te stellen, dit om na te gaan of 'eruit komt' wat 'erin zit'.
Regel 19:
Overigens zijn basisscholen in Nederland sinds de wet- en regelgeving van 2014 (Wet Eindtoetsing PO en Toetsbesluit PO) verplicht tot het hanteren van een leerling- en onderwijsvolgsysteem. Zij mogen daarbij uitsluitend toetsen gebruiken die zijn goedgekeurd door de Expertgroep Toetsen PO (ingesteld door de minister van OCW). Alleen de systemen van Cito en Boom voldoen op dit moment volledig aan deze eisen (Bron: Expertgroep Toetsen PO). Sinds 2019 zijn er ook een drietal toetsen (voor de groepen 6, 7 en 8) van Bureau ICE goedgekeurd. Per 1 augustus 2022 mogen scholen binnen het leerlingvolgsysteem voor kleuters geen gebruik meer maken van schoolse LVS-toetsen. Er blijft ruimte voor het gebruik van observatie-instrumenten. Deze instrumenten moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. De observatie-instrumenten dienen genormeerd te zijn en inhoudelijke, diagnostische informatie op te leveren over de ontwikkeling van een kleuter. Daarnaast dienen zij goedgekeurd te zijn door de Expertgroep PO (Bron: Expertgroep Toetsen PO). De voorloper van het LVS was de ''[[schoolvorderingentoets]]'' of -test (SVT) zoals die tot in de jaren tachtig in gebruik was.
Sterk in opkomst is de ontwikkeling waarbij de school naast het vaardigheidsniveau van de leerling ook de aanleg (en de [[persoonlijkheid]]skenmerken) in beeld brengt. In feite wordt hiermee teruggegrepen op de praktijk rond de hierboven aangehaalde schoolvorderingentoets ''(SVT).'' De bedoeling is namelijk na te gaan of eruit komt wat erin zit. Al vroeg in de schoolloopbaan wil men door het testen van de aanleg (met bijvoorbeeld de ''begintest'' al in de tweede helft van groep 2) een ''ontwikkelingsperspectief'' van de leerling schetsen om te voorkomen dat er onnodig aan de leerling wordt 'gedokterd'. Het nastreven van een onrealistisch niveau is namelijk voor zowel het kind als de ouders erg frustrerend. Anderzijds kan de leerling met veel potentie en een teleurstellend vaardigheidsniveau worden gestimuleerd.
Bij uitbreiding wordt de term leerlingvolgsysteem ook gebruikt om andere ontwikkelingen dan leerstofvorderingen bij te houden, zoals gedragsproblemen en begeleidingstussenkomsten in verband met spijbelen.
|