Tachtigjarige Oorlog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 284:
Frankrijk zette in 1639 twee legers in om de blamage van het voorafgaande jaar goed te maken. Voor de Republiek gaf dat hoop om ook iets te kunnen veroveren na een teleurstellend jaar. Het plan was om Hulst in te nemen. Echter toen de Staatse troepen klaar stonden in [[Bergen op Zoom]] om naar Vlaanderen te varen, had ook de kardinaal-infant een sterk leger verzameld in Vlaanderen. Frederik Hendrik deed nog een poging om dit leger weg te lokken maar dat mislukte. Ook het Franse leger had weinig succes. Het eerste leger werd [[beleg van Thionville (1639)|verslagen bij Thionville]] door Piccolomini. Het tweede kreeg [[Beleg van Hesdin|met succes Hesdin in handen]] .
 
[[Bestand:Reinier Nooms - Before the Battle of the Downs - c.1639.jpg|left|thumb|De [[Staatse vloot]] voor de [[Zeeslag bij Duins]]. De gewonnen zeeslag behoort tot de grootste Nederlandse overwinningen uit de 17ezeventiende eeuw op het water.<ref name="Nimwegen-287">{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Prud'homme van Reine, R.}}, 'De Republiek in oorlog' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 287</ref> Door [[Reinier Nooms]].]]
 
Spanje en Engeland hadden in 1630 vrede gesloten en sindsdien waren troepenverplaatsingen voor Spanje over zee betrekkelijk veilig. Tussen 1631 en 1637 waren ruim 16.000 soldaten via zee in de Nederlanden aangekomen.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 273</ref> In 1639 was een nieuwe grote vloot met troepen en oorlogsschepen onderweg om de Nederlandse vloot te verslaan en verse troepen aan land te zetten. Het kwam tot een treffen tussen de Staatse vloot onder leiding van [[Maarten Harpertszoon Tromp|Maarten Tromp]] en deze '[[tweede Spaanse Armada]]', tijdens de [[Zeeslag bij Duins]], die Tromp won. Driekwart van de troepen wist desondanks vanuit Engeland de Spaanse Nederlanden te bereiken maar het was voor Spanje duidelijk dat de route over zee niet meer gebruikt kon worden om troepen aan te voeren.<ref name="Nimwegen-287" /> Daarnaast was de route over land ook niet meer begaanbaar sinds het afsnijden van de [[Spaanse weg]] met de [[beleg van Breisach|Franse inname van Breisach]] in 1638. De Spaanse Nederlanden waren voorlopig op zichzelf aangewezen. Er gingen geluiden op in de Republiek om het veldleger in te krimpen na de twee teleurstellende jaren, maar de nieuwe situatie in de Spaanse Nederlanden gaf weer een reden om inkrimping uit te stellen.
Regel 340:
Door diverse [[geschiedschrijving|geschiedschrijvers]] is de Opstand verschillend beoordeeld. De eerste van hen was [[Pieter Corneliszoon Hooft|P.C. Hooft]] met zijn werk ''[[Nederlandsche Historien|De Nederlandsche Historiën]]'' (1642-1647), dat de Opstand van 1555 tot 1587 beschreef. Hij poogde onpartijdig te schrijven door ook Spaanse bronnen te raadplegen.
 
In de 17ezeventiende eeuw overheersten de geschriften van tijdgenoten het beeld van de Tachtigjarige Oorlog. Chroniqueurs als [[Pieter Christiaenszoon Bor|Bor]] en [[Emanuel van Meteren|Van Meeteren]], [[Pieter Corneliszoon Hooft|Hooft]] en [[Hugo de Groot (rechtsgeleerde)|De Groot]], [[Lieuwe van Aitzema|Aitzema]] en [[Willem Baudartius|Baudartius]] konden uit de eerste hand vertellen. In de 18eachttiende eeuw werd het verzamelen van bronnen uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog belangrijker. Met name de compilatie van [[Jan Wagenaar (historicus)|Jan Wagenaar]] uit het midden van de 18eachttiende eeuw werd een standaardwerk voor die tijd en hierdoor raakten de contemporaine schrijvers meer op de achtergrond.<ref>{{aut|Petrus Johannes Blok|Blok, P.J.}} (1896): [https://www.dbnl.org/tekst/blok013gesc02_01/blok013gesc02_01_0001.php 'Voorrede'] in ''Geschiedenis van het Nederlandsche volk'', Deel 2, A.W. Sijthoff, p. V-VI</ref>
 
In de 19enegentiende eeuw werd de Tachtigjarige Oorlog weer uitgebreid onderzocht. Tot die tijd werd vooral gesproken van De Opstand of De Nederlandse Opstand.{{Bron?||2012|03|19}} De naam Opstand slaat vooral op de eerste fase van de Tachtigjarige Oorlog, toen de Republiek nog niet bestond. In een studie uit 2004 spreekt historicus [[Arie van Deursen]] over De Opstand van 1572-1584. [[Robert Fruin (historicus)|Robert Fruin]] merkte echter al in 1861 op dat geschiedschrijvers geneigd zijn slechts deze beginperiode uitvoerig te beschrijven tot de moord op Willem van Oranje in 1584, terwijl dit geenszins het keerpunt van de oorlog was, dat pas in 1588 kwam met de oprichting van de Republiek en de nederlaag van de Spaanse Armada, en na de Tien jaren daarna pas de Opstand (althans voor het Noorden) vrijwel gewonnen was.<ref>{{aut|Robert Jacobus Fruin}}, ''Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog, 1588-1598'' (tweede uitgave 1861), 1. Amsterdam: Gebhard & Co.</ref>
 
Volgens de [[gereformeerd]]e antirevolutionair [[Guillaume Groen van Prinsterer]] ging de Opstand erom hoe door Gods leiding het Nederlandse volk onder het [[huis Oranje-Nassau]] zijn vrijheid wist te verwerven. Dit kwam het duidelijkst naar voren in zijn ''Handboek der geschiedenis van het vaderland'' (1846).<ref>Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. ''Groen van Prinsterer, Guillaume''. Microsoft Corporation/Het Spectrum.</ref>
Regel 350:
De eveneens liberale [[Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink]] heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het onderzoek door het opzetten van het [[Rijksarchief (Nederland)|Rijksarchief]]. In 1857 vertaalde hij ''The Rise of the Dutch Republic'' (1856) van de Amerikaanse puriteinse historicus [[John Lothrop Motley]].<ref>[https://www.dbnl.org/tekst/_vad003185701_01/_vad003185701_01_0108.php Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1857] bij de [[Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren]]</ref>
 
In het midden van de 19enegentiende eeuw deden ook de Belgen [[Louis-Prosper Gachard]] en [[Joseph Kervyn de Lettenhove]] grondig bronnenonderzoek naar de Tachtigjarige Oorlog, vooral in de Brusselse en Spaanse archieven.<ref>P.J. Blok - Geschiedenis van het Nederlandsche Volk - deel 3: De Tachtigjarige oorlog, A.W. Sijthoff - Leiden, 1896, voorrede</ref>
 
Het katholieke antwoord op de protestantse en liberale geschiedschrijving kwam van [[Willem Jan Frans Nuyens]], die stelde dat ook katholieken goede vaderlanders konden zijn en velen van hen ook meevochten tegen de Spanjaarden tijdens de Opstand. Nuyens' werk ''Geschiedenis der Nederlandsche Beroerten in de XVIe eeuw'' (Amsterdam, 1865-70, 8 delen) was belangrijk voor het (her)vinden van de rol van de Nederlandse katholieken in de Opstand en daarmee in de Nederlandse staat en droeg bij aan hun emancipatie.
 
De [[sociaaldemocratie|sociaaldemocraat]] [[Pieter Geijl]] bracht begin 20etwintigste eeuw een vernieuwende visie op de Opstand, door te stellen dat deze inging tegen de logische loop der geschiedenis, waarin uiteindelijk elk volk zijn eigen staat zou moeten kunnen vestigen, terwijl dit voor een deel van wat Geijl zag als de Nederlandse stam, namelijk het zuidelijke oftewel de [[Vlamingen]], niet opging. Geijl meende dat de Republiek door had moeten vechten om ook de Nederlandstalige gewesten van het latere België te veroveren, die in de jaren 1579-1585(-1604) verloren waren gegaan, zodat er een Dietse volksstaat zich had kunnen vestigen. Hij pleitte in de ''Groot-Nederlandse gedachte'' (1925, 1930) om de tijdens de Opstand verloren gegane Vlaams-Nederlandse eenheid te herstellen. Daarvoor moest de geschiedenis worden herschreven in [[Grootneerlandisme|Groot-Nederlandse]] zin, en Geijl trachtte dat in zijn werk ''Geschiedenis van de Nederlandsche Stam'' (1939-1962), waarin hij echter niet verder kwam dan het jaar 1798.<ref>Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. ''Geyl, Pieter Catharinus Arie''. Microsoft Corporation/Het Spectrum</ref>
 
==Zie ook==