Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
cat |
|||
Regel 7:
Passanten en zieken werden in [[Hospitaal|hospitalen]] opgevangen. Aanvankelijk waren deze hospitalen verbonden aan kloosters of kapittels, maar vanaf de elfde en vooral twaalfde eeuw worden verschillende hospitalen opgericht door steden en particulieren. Heilige-Geesttafels voorzagen in bedelingen aan de inwoners van de parochie. Daarnaast ontstonden godshuizen voor ouderlingen, ambachtsbussen en nog tal van andere instellingen. Stadsbesturen (en in mindere mate dorpsbesturen) winnen aan invloed in de loop van de vijftiende maar vooral de zestiende eeuw. In de zestiende eeuw worden op aansturen van de centrale overheid stedelijke armenkamers opgericht, die de bestaande instellingen controleren en reguleren.
Op het einde van het [[ancien régime]], tijdens de Oostenrijkse periode, worden een aantal beslissende stappen gezet in de evolutie van de openbare armenzorg. De grootste omslag gebeurt in de Franse periode. Alle bestaande publieke en private instellingen worden samengevoegd in een publieke organisatie van [[Godshuis|Burgerlijke Godshuizen]] en [[Bureau van Weldadigheid|Burelen van Weldadigheid]]. In [[België (hoofdbetekenis)|België]] komt er
De [[Eerste Wereldoorlog]] speelt een belangrijke rol in de hulpverlening aan de armen. Iedereen krijgt te kampen met grote [[werkloosheid]], [[armoede]] en [[hongersnood]], dat deels door Amerikaanse hulp wordt verholpen. Na 1918 moet België heropgebouwd worden. Om de nodige werknemers daartoe te motiveren, en onder druk van de syndicale beweging komt er vrij snel een eerste [[Sociaal recht|sociale wetgeving]] tot stand. Noch de sociale wetgeving noch het bestaande private initiatief volstonden om de aanhoudende armoede te stoppen.
|