Franse Revolutie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Labels: Ongedaan gemaakt Visuele tekstverwerker
k Wijzigingen door 83.98.230.225 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Look Sharp!
Regel 1:
[[Bestand:Vallain-liberty.jpg|thumb|[[allegorie (beeldende kunst)|Allegorie]] op de Franse Revolutie door [[Jeanne-Louise Vallain|Jeanne-Louise (Nanine) Vallain]] (1767-1815) ([[Museum van de Franse Revolutie]]).]]
{{Zijbalk geschiedenis Frankrijk}}
De '''Franse Revolutie''' (1789–1799<ref name="Periodisering">"Het is gebruikelijk de omwenteling te laten beginnen met de bijeenkomst van de Staten-Generaal op 5 mei 1789 en te laten eindigen óf met de val van Robespierre (27 juli 1794), óf met de staatsgreep van Bonaparte (24 dec. 1799)." Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993–2002) s.v. "Franse Revolutie. §1. Chronologisch verloop van de gebeurtenissen". Microsoft Corporation/Het Spectrum.</ref><ref>{{aut|John P. McKay, Bennett D. Hill, John Buckler, Clare Haru Crowston, Merry E. Wiesner-Hanks}}, ''A History of Western Society'' (9e editie 2008) 699.</ref>) was een invloedrijke [[revolutie|politieke omwenteling]] aan het eind van de [[18e eeuw]] waarbij de [[absolute monarchie]] die [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]] drie eeuwen{{Bron||2020|9|22}} had geregeerd op gewelddadige wijze [[Proclamatie van de afschaffing van de monarchie|werd afgeschaft]] en de [[Eerste Franse Republiek]] werd opgericht. Tijdens het bewind van deze republiek werden onder meer de vroegere koning en zijn gemalin door een [[tribunaal]] berecht en ter dood veroordeeld. De macht en de privileges van [[adel]] en [[geestelijkheid]] werden massaal teruggedrongen onder druk van radicale politieke groeperingen, de [[proletariaat|mensenmassa in de steden]] en [[Agrariër|boer]]en op het platteland. De oude ideeën van [[absolutisme]], aristocratie en de macht van de Kerk werden veevervangen door principes die werden vervat onder de [[slogan]] ''[[Liberté, égalité, fraternité]]'', oftewel vrijheid, gelijkheid {{Refn|group=noot|Hiermee wordt bedoeld ''gelijkheid voor de wet''. Met andere woorden: leden van de adel en geestelijkheid zijn niet boven de wet verheven. Het gaat hier dus niet om economische gelijkheid in de zin van een gelijkmatige [[welvaartsverdeling]].}} en broederschap. De Franse Revolutie heeft verstrekkende en blijvende veranderingen teweeggebracht in Frankrijk, die zich verspreidden over heel Europa.<ref>[https://aeon.co/essays/what-can-we-learn-from-the-french-revolution-today ''Vive la révolution! Must radical political change generate uncontainable violence? The French Revolution is both a cautionary and inspiring tale'']</ref>
 
De Franse Revolutie was een van de eerste geslaagde opstanden in de geschiedenis die een [[politiek]]e leiding kenden. Vele eerdere boerenopstanden hadden een spontaan en meer een vaag [[anarchisme|anarchistisch]] karakter, waarbij door de opstandelingen wel onvrede werd geuit, maar geen sprake was van een duidelijk politiek programma dat betrekking had op het staatsbestel. Een factor daarbij was de mogelijkheid van verspreiding van [[pamflet]]ten die voorafgaande aan de revolutie in de 18e eeuw een hoge vlucht had genomen, dankzij de [[drukpers]] en het verzet tegen de [[censuur (informatie)|censuur]]. Een van de belangrijkste verworvenheden van deze revolutie werd dan ook de [[vrijheid van drukpers]].
celangen van de geprivilegieerden. [[Links (politiek)|Links]] stonden de democraten of [[jakobijnen]] met onder meer [[Maximilien de Robespierre|Robespierre]]; zij eisten [[Algemeen kiesrecht|algemeen stemrecht]] (voor mannen). Het centrum vormde de grootste groep, het waren de [[monarchie|monarchisten]]. Zij aanvaardden de afschaffing van de privileges maar bleven koningsgezind.
 
De constitutionele en ideologische hervormingen gingen gepaard met [[burgeroorlog]] en [[Terreur (Franse Revolutie)|terreur]]. Om de politieke problemen te boven te komen en de onbestuurbaarheid van revolutionair Frankrijk te verdoezelen,{{Bron?||2018|03|02}} stuurde de [[Girondijnen|girondijnse]] politieke factie aan op oorlog, met als hoofdargument de [[Verklaring van Pillnitz]] (augustus 1791) waarin [[Habsburgse monarchie|Oostenrijk]] en [[koninkrijk Pruisen|Pruisen]] de Europese monarchieën opriepen om het Franse koningshuis te redden; zij vreesden dat de revolutionaire ideeën zouden overslaan naar hun landen. Hierop volgden de [[Coalitieoorlogen]] (1792–1815), tijdens welke uiteindelijk generaal [[Napoleon Bonaparte]] [[Staatsgreep van 18 Brumaire|de macht greep]] (1799) en de Franse Revolutie beëindigde. Napoleon bleef een deel van het Revolutionaire gedachtegoed verspreiden in zijn veroveringstocht door Europa, terwijl hij andere veranderingen ongedaan maakte, zoals een gedeeltelijk herstel van de [[Rooms-Katholieke Kerk|Katholieke Kerk]] in Frankrijk met het [[Concordaat van 15 juli 1801]] of de herinvoering van de slavernij ([[Code Noir|Code Noire]]) in de [[Franse koloniën]] in mei [[1802]] en [[Kroning van Napoleon|zichzelf tot keizer kroonde]] in 1804. Na Napoleons definitieve nederlaag in de [[Slag bij Waterloo]] (1815) werd de [[Restauratie (Frankrijk)|Bourbon-monarchie door de Europese mogendheden hersteld]].
 
== Oorzaken van de Franse Revolutie ==
Het [[ancien régime]]{{Refn|group=noot|Het [[ancien régime]] kan als een Europees verschijnsel worden gezien, maar is in deze context enkel gebruikt voor Frankrijk.}} had zichzelf gedurende de 18e eeuw steeds verder uitgehold en [[implosie|implodeerde]] uiteindelijk tijdens verwoede hervormingspogingen, die telkens op hevige tegenstand van de geprivilegieerden stuitten.
 
De voornaamste grieven van de verschillende [[Standenmaatschappij|standen]] waren:
# Op sociaal gebied hadden de [[Sociale klasse|klassen]]tegenstellingen zich zonder ophouden verscherpt. De [[burgerij]] verwierp de vele privileges van de [[Adel (klasse)|adel]] en de hogere geestelijkheid; de boeren verzetten zich<ref>Men bedenke dat toen ongeveer 90% van de bevolking op het platteland woonde. Zie: Dr. E. Rijpma - De ontwikkelingsgangs der historie - geïllustreerde algemeene en vaderlandse geschiedenis - III nieuwste geschiedenis, J.B. Wolters uitgeversmaatschappij N.V -Groningen/Den Haag, 1930 - derde druk, blz 13</ref> tegen de feodale rechten, tegen de tienden en andere heffingen ten voordele van de grootgrondbezitters. De eisen van de burgerij kwamen tot uiting in de ''[[Cahiers de doléances]]'' die de steden in 1789 meegaven aan hun vertegenwoordigers in de Staten-Generaal.
# Ondanks de economische groei van de 18e eeuw bleven bevoorradingscrises en de voortdurende stijging van de voedselprijzen het dagelijks leven van de gewone mensen domineren. Noch de plattelanders (die 85% van de bevolking uitmaakten) noch de stedelijke ambachtslui en arbeiders zagen hun situatie verbeteren.
# Ondertussen had een nieuwe filosofische stroming sinds het midden van de 18e eeuw Frankrijk veroverd. De [[Verlichting (stroming)|Verlichting]] stelde de rede tegenover de traditie. Uit de "ideeënstroom" die met deze beweging gepaard ging, werd een gepopulariseerde 'revolutionaire' ideologie geboren. De overtuiging dat iets moest veranderen, drong tot steeds bredere kringen door. Eerder al leidde deze tot de geslaagde [[Amerikaanse Revolutie]] (1775–83), die een van het [[Britse Rijk]] [[Geschiedenis van de Verenigde Staten (1763-1789)|onafhankelijke burgerrepubliek]] tot gevolg had, en tot de mislukte [[Patriotten]]beweging in de [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]] (1780–87), die werd gevolgd door een reactionaire [[Oranjerestauratie]].
# De koning handelde - volgens de adel - niet legitiem: door zijn pogingen om de adellijke voorrechten te verminderen, de rechtspraak en het bestuur te vereenvoudigen, wegen aan te leggen en de belastingen gelijkmatig te spreiden, had [[Lodewijk XV van Frankrijk|Lodewijk XV]] zich de vijandschap van de adel en de adellijke [[Parlement van Parijs|Parlementen]] op de hals gehaald. In 1750 brak een strijd los (die vele jaren zou duren) tussen de koning en de adellijke Parlementen - de feitelijke aanloop tot de Revolutie, vrijwel 40 jaar vóór de ''officiële'' datum. [[François René de Chateaubriand|Chateaubriand]] noteerde ''Les patriciens commen­cèrent la Révolution, les plébéiens l'achevèrent'' - de edelen begonnen de Revolutie, het gepeupel maakte ze af. Het conflict, met wisselende successen aan beide kanten, resulteerde na 48 jaar, onder [[Lodewijk XVI van Frankrijk|Lodewijk XVI]] in een totale blokkering van het staatsapparaat, de onmogelijkheid om adequaat belastingen te heffen en een bankroet. De historicus [[Michel Antoine]] legt de kiem van dit geleidelijk aanzwellend conflict, dat hij kwalificeert als een juridische staatsgreep, bij de beslissing van de [[Filips van Orléans (1674-1723)|regent]] in 1715 om de door [[Lodewijk XIV van Frankrijk|Lodewijk XIV]] gemuilkorfde [[Parlement van Parijs|Parlementen]] het remonstrantierecht terug te geven.
# De ultieme aanleiding was het bankroet van de Staat in 1787. De staatsschuld van Frankrijk was minder omvangrijk dan die van bijvoorbeeld Engeland, maar de koning had niet het gezag adequate belastingen te heffen of nieuwe schulden aan te gaan zonder toestemming van het Parlement. De opeenvolgende koninklijke ministers bedachten steeds krampachtiger oplossingen, maar konden de Parlementen niet omzeilen. Bekwame staatslieden als [[Jacques Necker|Necker]] en [[Charles Alexandre de Calonne|Calonne]] waren machteloos. Een fiscale hervorming die de tot dan vrijgestelde standen - adel en geestelijkheid - zou doen bijdragen in de kosten van de Staat werd vaker voorgesteld, maar was onrealiseerbaar omdat wetshervormingen moesten passeren via de adellijke Parlementen, die de Staat verlamden. Verslagen door de adel riep de Koning in 1789 de Staten-Generaal bijeen, waarvan het volk en de Directeur-Generaal van de Schatkist Jacques Necker, inmiddels Minister van Staat, een oplossing verwachtten. Een zware misrekening, want de [[Derde Stand]] van de Staten-Generaal riep zich meteen uit tot Assemblée Nationale en nam het heft in handen door het handig opzwepen van het grauw. De adel had de Revolutie gestart, maar was nu de controle kwijt aan de Derde Stand.
 
Moderne auteurs, zoals [[Simon Schama]], [[William Doyle]] en Michel Antoine plaatsen vraagtekens bij de uitleg van klassenstrijd, armoede, ellende, tirannie en koninklijke incompetentie. De balans van de regering van Lodewijk XV was volgens Michel Antoine vrij positief; Lodewijk XVI erfde een relatief overzichtelijke situatie. De staatsschuld was niet écht een probleem - soortgelijke problemen waren al eerder opgelost door de [[Filips van Orléans (1674-1723)|regent]] of door minister [[Joseph Marie Terray|Terray]]. Waarom is de revolutie dan niet uitgebroken in andere landen met soortgelijke sociale problemen - Pruisen, Engeland, de tientallen Duitse vorstendommetjes of Spanje met zijn extreme armoede? Schama legt een belangrijke oorzaak van deze collectieve zelfvernietiging bij individuen, politici, redenaars, die het grauw opzweepten en ook bij het gekuip van de hoge adel (het ambitieuze Huis van Orleans nam actief deel aan de agitatie ([[Lodewijk Filips II van Orléans|Philippe-Égalité]]); een andere stoker was de [[Lodewijk Frans I van Bourbon-Conti|prins van Conti]]). Michel Antoine legt uit hoe het opruien door de parlementaire kringen, gevolgd door de hoge adel, tot een algemeen misprijzen voor de koning leidde en dat de oorzaak van de Revolutie reeds vroeg in de 18e eeuw ligt.{{Bron?||2016|05|24}}
 
=== Directe aanleidingen tot de Revolutie ===
;De begroting was niet in evenwicht: De staat had 502 miljoen [[livre]] aan inkomsten en 630 miljoen livre aan uitgaven. Dit leidde tot grote schulden. Door de rentepercentages werden deze schulden bovendien steeds groter. De nood aan geld leverde de koning uit aan de willekeur van de [[Parlement van Parijs|Parlementen]], die de belastingen moesten goedkeuren, maar die tegenstander waren van moderniseringen en hervormingen. Zolang de koning geld nodig had, bleef alles bij het oude. Buitenlandse dreiging - de voortdurende geldverslindende oorlogen met Engeland - maakten de politieke blokkade vrijwel permanent.
;Hongersnoden: Frankrijk leed structureel onder hongersnoden. Tot dan toe hadden de Franse koningen zo goed en zo kwaad als het kon geprobeerd de prijzen te stabiliseren en de distributie te reguleren - er was een graanpolitie: speculatie werd effectief verhinderd. Onder invloed van Verlichtingsdenkers die de vrije-marktwerking aanprezen schafte minister [[Anne Robert Jacques Turgot|Turgot]] de regulering af. Rijke speculanten konden nu de markt beïnvloeden en schaarste veroorzaken, zonder dat er misoogsten waren. Een concreet voorbeeld is de hongersnood in 1788, waarbij de [[graan]]prijzen enorm stegen. Over de ruggen van de hongerende bevolking werden fortuinen verdiend, onder meer door de bankier Necker, minister van Financiën na Turgot. Volgens sommige historici zijn de hongersnoden ook deels toe te schrijven aan de uitbarsting van de [[IJsland]]se [[Laki (vulkaan)|Laki-vulkaan]] van 1783.<ref>{{nl}}[https://web.archive.org/web/20100425012750/http://www.nrc.nl/binnenland/aswolk/article2526080.ece/Eyjafjallajokull_is_echo_van_1783 NRC Handelsblad (16 april 2010): "Eyjafjallajökull is echo van 1783 "] De uitbarsting duurde 8 maanden, de as zorgde voor misoogsten, de temperatuur daalde 5° en velen duizenden mensen stierven door hongersnood, de as werd tot in Praag waargenomen.</ref> Pas in 1789 daalden de graanprijzen weer en steeg de levensstandaard. Dit was ook het jaar van de opstand.
;Handelsverdrag met Engeland van 1786:Door dit handelsverdrag werd de Franse textielnijverheid bedreigd. Gevolg was een tal van relletjes en zelfs oproeren tegen de regering.<ref>Dr J.S Bartstra, Prof. DR. J.G. van Dillen, DR. H.A. Enno van Gelder - Wereldgeschiedenis - de geschiedenis van de mensheid van de oudste tijden tot heden, deel IV, 1952: Dr. J.S Bartstra - De achttiende eeuw, 1952, derde druk, blz 190</ref>
;Absolutisme: Zowel de adel als de filosofen waren het niet eens met het [[Absolute monarchie|absolutisme]] (om tegengestelde redenen), dat gebaseerd was op het "Droit Divin" (goddelijk recht). De koning werd gezalfd door God, en was uitsluitend aan God verantwoording schuldig. Ze vonden dat ''het volk'' ook mocht meedenken over de beslissingen. Men vond bijvoorbeeld dat de koning alleen een uitvoerende macht mocht hebben en dat Parlementen als ''volksvertegenwoordiging'' de wetgevende en rechtsprekende macht moesten hebben. Dat het volk vertegenwoordigd wordt door een ''gekozen vertegenwoordiging'' was in die tijd evenwel geen eis: ook voor de Verlichte filosofen was het gewone volk zelf onmondig. Verschillende lichamen hielden zichzelf voor de ''volksvertegenwoordiging'' (onder meer de niet-gekozen [[Parlement van Parijs|Parlementen]]). Vaak wordt [[Charles de Montesquieu]] als belangrijkste filosoof in dit verband geciteerd. Zijn verwijzing naar Parlementen als garant van de vrijheid wordt modern en vaak fout geïnterpreteerd. De Parlementen waren in zijn tijd adellijke rechtbanken en hooggerechtshoven die een recht van remonstrantie tegen de koning bezaten. De rol van de filosofen werd door latere historici uitvergroot, maar wellicht belangrijker in de contestatie van het koninklijk absolutisme waren (pseudo-)historici, onder invloed van het [[Jansenisme]], zoals ''présidents'' [[Jules-François de Cotte|De Cotte]] en [[Jean-Batiste François Durey de Meinières|Durey de Meinières]] en diens medewerker de baljuw [[Louis Adrien Le Paige]], een politiek theoreticus en rabiaat pamflettist die op historische gronden de koninklijke macht ondergeschikt beschouwde aan die van de Parlementen, en zo een regering van (adellijke) rechters tot stand wilde brengen.
;Standen: Veel mensen vonden dat de [[Standenmaatschappij|standen]] moesten verdwijnen. Alle mensen moesten gelijk zijn. Een boer moest gelijk zijn aan een edelman, want een edelman heeft geen grotere maag dan een boer. De meester heeft geen grotere en sterkere armen dan zijn knecht. Dus waarom zou hij meer waard zijn dan de armen. Mensen vonden het oneerlijk dat alleen de Derde Stand belasting moest betalen. Ze vonden het ook oneerlijk dat de Derde Stand 10% van het loon aan de Kerk moest afstaan. Ze vonden het oneerlijk dat alleen zij moesten betalen en dat zij eigenlijk amper rechten hadden. Boeren moesten bijvoorbeeld gratis een deel van hun tijd op het land van de edelman werken. Omdat zij belasting betaalden en loonheffing aan de [[Rooms-Katholieke Kerk|Kerk]] moesten geven, wilde de Derde Stand ook kunnen meepraten en meebesturen in de regering.
;Pamflettenstrijd: Een jarenlange pamflettenstrijd brak los vanaf het midden van de 18de eeuw met beschuldigingen, beledigingen, laster en sensationele verdachtmakingen van zelfs mythische proporties over beweerde losbandigheid en wreedheid (onder meer dat de koning zich zou baden in kinderbloed) die gretig aftrek vonden bij het ''Verlichte'' publiek. De clandestiene auteurs waren te vinden in Parlementaire en Jansenistische kringen. De goedmenende ''Louis le Bien Aimé'' werd uiteindelijk gehaat en veracht, en als ''despoot'' en ''tiran'' afgeschilderd. Vanuit de parlementaire kringen kwam in 1757 ook een [[Robert François Damiens|aanslag]] voort. Na de dood van Lodewijk XV ging het pamfletteren en beledigen gewoon verder tegen [[Lodewijk XVI van Frankrijk|Lodewijk XVI]] en [[Marie Antoinette van Oostenrijk|Marie Antoinette]]. De titels ''despoot'' en ''tiran'' werden gemeengoed in de revolutionaire woordenschat.<br />Oorspronkelijk gebruikt door de lage adel en jansenistische kringen, werd de opruiende taal ook het idioom van de burgerij, die vanaf de samenroeping van de Staten-Generaal in 1789 het hoge woord voerde.
;Het koninklijk gezin: In 1781 publiceerde [[Jacques Necker]], Directeur-Generaal van de Schatkist, een ''Compte rendu au Roi'', om zijn beheer te rechtvaardigen. De ontevredenheid onder de bevolking groeide met de wetenschap dat de koning en zijn vrouw zo veel uitgaven aan paleizen, pensioenen, eigen voorzieningen (bijvoorbeeld het boerderijtje van Marie Antoinette) alsof er niets aan de hand was. Het bekende gezegde ''"Le peuple n'a pas de pain? Qu'il mange de la brioche!" ("Heeft het volk geen brood? Dan eet men toch [[brioche]]!")'' is nooit door haar uitgesproken, maar was campagnevoer voor de auteurs van pamfletten, net zoals de [[Diamanten-halssnoeraffaire]].{{Refn|group=noot|Houd in gedachte dat koningin [[Marie Antoinette van Oostenrijk|Marie Antoinette]] wel vaker de dupe was van roddels.}}
 
== Verloop van de Revolutie ==
=== De Assemblée nationale ===
[[Bestand:Estatesgeneral.jpg|thumb|De Staten-Generaal in het [[Hôtel des Menus-Plaisirs]]]]
 
De schuldenlast van de Staat, en de onmogelijkheid om op legale wijze hervormingen door te voeren tegen de wil van de Parlementen en de geprivilegieerden, maakten een bankroet onafwendbaar. De Koning riep een ''Assemblée des Notables'' bijeen, zonder oplossing, en organiseerde ten slotte een Staten-Generaal. Er werden verkiezingen georganiseerd volgens een ingewikkeld, [[Getrapte verkiezingen|getrapt]] systeem, waarbij een zeer ruime vertegenwoordiging werd gecreëerd (élke Fransman die op de belastinglijst stond nam deel aan de verkiezingen voor de Derde Stand, ook diegenen die niet betaalden; bij de geestelijkheid mocht elke pastoor stemmen, hetgeen een grote groep niet-edelen in de vertegenwoordiging van de Eerste Stand bracht).
 
Traditioneel moesten de drie [[Stand (maatschappelijk)|Standen]] apart vergaderen en stemmen, wat nadelig was voor de [[Standenmaatschappij|derde stand]], die evenveel leden mocht afvaardigen als de twee andere standen samen en die wist dat de [[clerus]] een belangrijke minderheid sympathisanten voor hun zaak bevatte. De Derde Stand eiste dat er hoofdelijk en gezamenlijk gestemd werd en weigerde apart te vergaderen. De afgevaardigden waren bovendien naar [[Parijs]] gekomen, gewapend met ''Cahiers de Doléances'', met alle eisen van het Volk, en beschouwden zich als gelegitimeerd om fundamentele hervormingen door te voeren, wat niet de bedoeling van de koning was, die een toespraak hield waarin hij waarschuwde voor te veel innovaties, en ook niet de bedoeling van Necker, die een redevoering van drie uur over financiën hield. De afgevaardigden van de Derde Stand waren evenwel niet gekomen om over geld te praten en laten zich niet terugdringen in die rol.
 
Op 17 juni 1789 roept de derde stand zich uit tot de ''Assemblée nationale'' (''nationale vergadering'' - niet te verwarren met de huidige Franse assemblée nationale). Op dat moment liet [[Lodewijk XVI van Frankrijk|koning Lodewijk XVI]], in diepe rouw over de dood van zijn zoon, de vergaderzaal sluiten. Heethoofden beweerden dat de koning de Assemblée wilde opheffen en men besloot uit te wijken naar de Kaatsbaan. Het past in de politieke agenda van latere historici om de sluiting van de Assemblée aan de intrigerende [[Marie Antoinette van Oostenrijk|koningin]] toe te schrijven.<br />Hier werd op 20 juni de [[Eed op de Kaatsbaan]] gezworen, waarin verklaard werd niet uit elkaar te zullen gaan tot het land een [[Grondwet]] zou hebben. Nadat delen van de [[adel]] en [[geestelijkheid]] zich aansloten bij de Nationale Assemblée, verzocht Lodewijk de resterende leden van de twee bevoorrechte standen op 27 juni om zich eveneens bij de Assemblée te voegen.<ref name="EncFR1.1"/> Dit deden zij allemaal op één persoon na.{{bron?||2018|07|31}} Achteraf kan men stellen dat dit de start was van de Franse Revolutie en het begin van het einde voor het [[ancien régime]], maar op dat moment wisten de betrokkenen dat nog niet. Op 9 juli noemde de Assemblée zich "Assemblée nationale ''constituante'''', Nationale ''grondwetgevende'' vergadering.
 
=== Bestorming van de Bastille ===
[[Bestand:Prise de la Bastille.jpg|thumb|[[Jean-Pierre Houël]]: De bestorming van de Bastille]]
{{Zie hoofdartikel|Bestorming van de Bastille}}
Er ontstond – vooral bij de gewone bevolking van Parijs – wantrouwen ten opzichte van de koning en de [[aristocratie]]. Sinds het ontslag van eerste minister [[Étienne-Charles de Loménie de Brienne|de Brienne]] was het onrustig geweest in Parijs. Op 27 april 1789 waren er bloedige rellen uitgebroken door het gerucht dat de industrieel [[Jean-Baptiste Réveillon|Réveillon]] de lonen wilde verlagen. De arme wijk van de [[Faubourg Saint-Antoine]] was sindsdien in permanente opschudding.<br /> Op een moment dat de rijke burgerij de macht meende te krijgen, bleek dat troepen rondom Parijs werden verzameld en dat bovendien de koning op 12 juli de populaire minister [[Jacques Necker|Necker]], een bankier, had ontslagen en in diens plaats de ''hardliner'' [[Louis Charles Auguste Le Tonnelier|De Breteuil]] had benoemd. Voor het wereldje van zich verrijkende bankiers en speculanten was dit een schok. Bereidde de koning een staatsgreep voor, met de benoeming van baron De Breteuil? De rijke bourgeoisie ging het gepeupel als stormram gebruiken.<ref>Henri Guillemin, Conférence sur Robespierre, 12 februari 1970</ref>
 
Bankiers [[Jean-Frédéric Perregaux]] en [[Étienne Delessert]] deelden wapens uit. Volksmenners namen hun kans waar: [[Camille Desmoulins]] nam de leiding van de gebeurtenissen in handen. Parijs was een gemakkelijke prooi, want op 12 juli had de ontevreden militaire commandant, de Besenval, de ordehandhaving uit Parijs teruggetrokken. In de ochtend van 14 juli nam een bende revolutionairen het [[Hôtel des Invalides]] in, om zich te bewapenen. Zij vonden er [[musket]]ten en [[kanon (geschut)|kanon]]nen, maar geen [[buskruit]]. Zij trokken naar het fort van de [[bestorming van de Bastille|Bastille]], waar een voorraad buskruit lag. Op 14 juli 1789 werd de [[Bastille Saint-Antoine|Bastille]] bestormd, het kruit buitgemaakt, de gouverneur van de Bastille vermoord, en de paar gevangenen (vier valsemunters, twee krankzinnigen en de graaf van Solages, mogelijk een seksuele delinquent, opgesloten op kosten van zijn familie) triomfantelijk 'bevrijd' (de krankzinnigen werden later weer opgesloten in het [[Hôpital Esquirol|asile de Charenton]]).<br />
 
Latere geschiedschrijving verfraaide de werkelijkheid en stelde de val van de Bastille voor als het einde van een koninklijk symbool van onderdrukking. In feite was het de start van de gewapende opstand en het bloedvergieten en de regering van volksmenners. De opstand breidde zich uit naar het platteland, waar de bevolking de eigendommen van de [[aristocratie]] aanviel. De bestorming van de Bastille werd het belangrijkste symbool van de revolutionaire gebeurtenissen.
 
De bourgeoisie, bankiers en speculanten zegevierden: op 16 juli benoemde de koning Necker opnieuw als minister. Om het gepeupel "na gebruik" weer in bedwang te krijgen, kocht de burgerij de wapens weer op – voor 40 sous{{Refn|group=noot|Een [[Solidus (munt)|sou]] is, zoals een shilling, het twintigste deel van een pond. Ponden en sous verdwenen na de Revolutie.}} per stuk – en bewapende hiermee een burgermilitie die ze [[Nationale Garde (Frankrijk)|Nationale Garde]] noemden. Hierdoor beschikte de burgerij over een eigen leger. Alleen "actieve burgers" (lees: rijk genoeg om belastingen te betalen) mochten lid zijn van de Garde.
 
=== Afschaffing van het feodale systeem ===
[[Bestand:Abbé Grégoire by Auguste Bry.jpg|thumb|Abbé Grégoire]]
Vanaf juli 1789 werd de grondwet voorbereid in commissies.
De vergadering werd verontrust door een reeks boerenrevoltes - die reeds van eind 1788 woedden - tegen de heerlijke rechten, bekend als "''la Grande Peur''". Om de boeren te kalmeren werd besloten de heerlijke rechten (de rechten die de feodale heren bezaten) "af te schaffen".
De heerlijke rechten waaronder de boeren gebukt gingen waren onder meer:
* de cijns, een belasting in geld
* ''corvée'', een verplichting om 3 werkdagen per jaar aan de heerlijkheid te presteren (in de praktijk geweigerd door de boeren)
* ''champart'', een deel van de oogst
* banaliteiten, waaronder betalend gebruik van de molen, de oven of andere faciliteiten
* ''mainmorte'', of dodehand, het recht van de heer op een erfdeel of, in zekere gevallen (reële [[horigheid]]) de opheffing van het pachtcontract bij overlijden
* de kerkelijke [[tiende]]n
 
Elk van deze rechten was relatief klein, maar alles samen wogen deze lasten substantieel op de boerenschouders.
Op 4 augustus 1789 stemde de Assemblée voor de afschaffing van de privileges.<ref name="EncFR1.1"/> Artikel 1 van haar verklaring luidde:
<blockquote>"De ''Assemblée Nationale'' vernietigt totaal het feodale regime".</blockquote>
 
Het was niet te verwachten dat de vergadering, die uit rijke burgers, clerus en adel bestond, ''echt'' iets aan de situatie van de boeren zou doen. De vergadering wilde bij haar (afgedwongen) hervorming vooral het eigendomsrecht respecteren. Tussen 5 en 11 augustus volgde een reeks nieuwe decreten die de essentiële heerlijke rechten als eigendomsrecht beschouwde en beschermde. Men kwam dus meteen terug op de genomen beslissing.
 
Zo bestond de revolutionaire "afschaffing" van de heerlijke rechten vooral uit een recht van de boeren om de belastingen en verplichtingen ''af te kopen''. Aan een tarief van 30 maal het jaarlijks cijnsbedrag kon de arme boer evenwel zijn cijns niet afkopen (de normale prijs was 1:20).
Ook de banaliteiten moesten afgekocht worden.
De ''mainmorte'' werd tot "successiebelasting" herdoopt.
Cijns werd herdoopt tot pacht.
De kerkelijke tienden werden afgeschaft - maar bleven van kracht tot men een ander middel ter financiering van de Kerk gevonden zou hebben. Het adellijk monopolie op de jacht werd afgeschaft - de landeigenaren mochten nu ook jagen.
De banaliteiten (molen, oven...) die in een geschreven overeenkomst vastgelegd waren, of waar vanwege de feodale heer een tegenprestatie stond, bleven bewaard.
Praktisch gezien verkregen de burgerlijke grootgrondbezitters de vroegere adellijke rechten - er werden alleen symbolische offers gebracht.
 
[[Peter Kropotkin]] wijdt verschillende hoofdstukken (17-18 en 26-27) van zijn boek ''La Grande Révolution'' aan deze historische maskerade, en titelt zijn hoofdstuk 18 "De feodale rechten blijven". <br />
Een artikel uit de decreten van 1790 stelt zelfs onomwonden
<blockquote>"de feodale en cijnsrechten, rentes en rechten die afkoopbaar zijn, blijven, tot hun afkoop, onderworpen aan de regels die de diverse wetten en gewoonten van het koninkrijk hebben bepaald."</blockquote>
Op 27 februari 1790 verklaarde de ''Assemblée'' over de "afgeschafte" ''mainmorte''
<blockquote>"indien de reële of gemengde mainmorte omgezet werd in pachtrecht en successierecht, blijft zij verschuldigd."</blockquote>
 
De nieuwe burger-grootgrondbezitters lieten geen enkele kans onbenut om de feodale uitbuiting van de boeren revolutionair legaal te sanctioneren. De wet van 15 maart 1790 stelde dat ook illegaal verkregen heerlijke rechten moesten betaald worden, tenzij dat de boer kon bewijzen ze ''niet'' verschuldigd te zijn. En dan nóg kreeg de burger-feodale heer de bovenhand: rechten die al sinds dertig jaar uitgeoefend werden, werden door de wet vanzelf erkend.
 
Uiteindelijk worden de kerkelijke tienden afgeschaft. Maar als de boeren op een financiële verlichting rekenden, werden ze ontgoocheld. De landeigenaren verhoogden meteen de pacht en staken de winst in eigen zak.<ref>D. M. G. Sutherland, "Peasants, Lords, and Leviathan: Winners and Losers from the Abolition of French Feudalism, 1780-1820," Journal of Economic History (2002) 62#1 pp.&nbsp;1-24 in JSTOR</ref> Nu de Kerk geen inkomsten meer had, stortte het systeem van bijstand, armenhulp en scholen, dat via de Kerk uit de tienden gefinancierd werd, in elkaar.<ref>R.R. Palmer, "How Five Centuries of Educational Philanthropy Disappeared in the French Revolution," History of Education Quarterly (1986) 26#2 pp.&nbsp;181-197 in JSTOR</ref>
 
Deze ondoeltreffende maatregelen hadden geen effect op de onrust onder de boeren, die reeds vóór 1789 waren gestopt met herendiensten te leveren, en cijns te betalen. In februari 1790 rapporteerde de [[Henri Grégoire|abbé Grégoire]] aan de ''Assemblée'' dat de boerenonlusten bleven duren en in hevigheid toegenomen waren.
 
De ''Assemblée'' voorzag de landeigenaren van de nodige legale wapens om de rechten af te dwingen, en de burgers organiseerden milities om de opstanden van wat zij "brigands" en "dieven" noemden, de kop in te drukken. In de Moniteur van 6 juni 1790 verschijnt
<blockquote>"allen die het volk opstoken tot geweld tegen eigendommen [..] worden vijanden van de grondwet verklaard. De Krijgswet is tegen hen van kracht.".</blockquote>
 
Op 18 juni decreteerde de Assemblée dat de tienden dat jaar (dus ook de achterstallige) moesten betaald worden aan de rechthebbenden, en op de gewone manier. Diegenen die meenden dat sommige feodale rechten niet verschuldigd waren, deden er beter aan ze te betalen vooraleer een proces aan te spannen, want artikel 3 bepaalde dat processen de betaling van tienden etc. niet opschortten. Het decreet van februari 1790 maakte de Krijgswet mogelijk tegen boerenbetogingen.
 
Pas onder de [[Jakobijnen|jacobijnse]] dictatuur, in juli 1793, kregen de boeren hun rechten.
 
De verkoopbaarheid (venalité) van ambten, typisch voor het ''[[ancien régime]]'' en een belangrijke bron van inkomsten voor de overheid (om een ambt erfelijk te houden, moest de ambthouder een belasting betalen, de "paulette"), werd eveneens afgeschaft en de eigenaars van de ambten werden vergoed voor de geleden schade, een vergoeding die later weer in de staatskas vloeide toen die belangrijke bedragen opnieuw geïnvesteerd werden in de aankoop van de verbeurde kerkelijke bezittingen.
 
=== De Verklaring van de rechten van de mens en de burger ===
[[Bestand:Declaration of the Rights of Man and of the Citizen in 1789.jpg|thumb|[[Verklaring van de rechten van de mens en de burger]]]]
Op 26 augustus 1789 is er de ''[[Verklaring van de rechten van de mens en de burger|Déclaration des droits de l’homme et du citoyen]]'' als de emancipatie van de nieuwe wereldbeschouwing.{{Refn|group=noot|''Verklaring van de rechten van de mens en van de burger'', misschien eerder te vertalen als ''Verklaring van de rechten van de man en van de burger''.}} De 17 artikelen behandelen ieder aspect van de nieuwe staatsopvatting. Hoewel nu iedereen gelijk is, blijven de boeren en arbeiders legaal onderdrukt, en zonder recht op politieke vertegenwoordiging. Ook vrouwen krijgen geen rechten. De slavernij blijft ingesteld in de koloniën, onder meer dankzij vertegenwoordigers als [[Antoine Barnave|Barnave]], [[Pierre-Victor Malouet|Malouet]] en [[Alexandre de Lameth]], die in de wet van 8 maart 1790 de beslissingsmacht over koloniale zaken aan de koloniale assemblées doen toewijzen. Ook het ijveren voor bevrijding van slaven wordt bij deze wet een gevaarlijke en strafbare zaak - een aanval op het eigendomsrecht, en dus een aanval op de Rechten van de Mens. De journalist en redenaar [[Camille Desmoulins]], revolutionair van het eerste uur, schrijft ''L'esclavage, la tyrannie, l'oppression sont consacrés en loi'' (Slavernij, tyrannie en verdrukking zijn vastgelegd in de wet). Het is opmerkelijk dat één Mensenrecht tweemaal genoemd wordt in de Verklaring, en de tweede keer ''onaantastbaar en heilig'': het ''eigendomsrecht''. Door de ''heiligheid'' van het eigendom rechtvaardigt de bezittende klasse de handhaving van de feodale rechten - zij het dan onder andere namen -, het geweld tegen boeren en arbeiders vanwege de Nationale Garde, en de slavernij.
 
Een decreet van 1790 schafte de ''[[Lettres de cachet]]'' af, een juridisch instrument uit het ancien régime waarmee een pleger van een misdrijf, of geldverkwister, herrieschopper, gek of dronkaard zonder tussenkomst van de rechtbank een tijd opgesloten kon worden, soms ook om de eer van een goede familie te vrijwaren door een proces te vermijden. Wie voorheen door zo'n ''Lettre de cachet'' was vastgezet in een ''Maison de Force'' werd nu, ook zonder vorm van proces, in een ''Maison d'amelioration'' opgesloten, met dezelfde strafmaat. Alles bleef bij het oude, en de "vooruitgang" bleef beperkt tot het geven van een andere naam. Aangezien de term ''Maison d'amelioration'' geen ingang vond in de volksmond, leek de nieuwe situatie erg op de oude.
 
Het decreet van 15 oktober 1790 schafte het [[Parlement van Parijs]] af, een rechtbank die in het ancien régime als [[Constitutioneel hof|grondwettelijk hof]] fungeerde, en de decreten van de "absolute" koning aan de fundamentele wetten en vrijheden toetste. Ongehinderd door juridische oppositie zou de [[Wetgevende macht]] in het Revolutionaire Frankrijk nog absoluter kunnen regeren dan de koning daarvoor. Pas in 1958 zal het Franse regime weer een juridisch tegengewicht dulden, de [[Grondwettelijke Raad]].
 
=== Vorming van facties en clubs ===
{{Zie hoofdartikel|Lijst van politieke groepen in de Franse Revolutie}}
[[Bestand:CordeliersClub.jpg|thumb|De [[Cordeliers (Franse Revolutie)|Club des Cordeliers]] in 1793.]]
In de Assemblée ontstond een opsplitsing in [[factie]]s. [[Rechts (politiek)|Rechts]] werd vertegenwoordigd door de aristocraten. Zij verdedigden de belangen van de geprivilegieerden. [[Links (politiek)|Links]] stonden de democraten of [[jakobijnen]] met onder meer [[Maximilien de Robespierre|Robespierre]]; zij eisten [[Algemeen kiesrecht|algemeen stemrecht]] (voor mannen). Het centrum vormde de grootste groep, het waren de [[monarchie|monarchisten]]. Zij aanvaardden de afschaffing van de privileges maar bleven koningsgezind.
 
Vanaf 1790 vergaderde in een leeg franciscanenklooster (Couvent des Cordeliers) de club der [[Cordeliers (Franse Revolutie)|Cordeliers]], een extremistische pressiegroep. In tegenstelling tot de elitaire jakobijnen was hun lidmaatschap gratis. De cordeliers hadden hun eigen pers (''l'Ami du Peuple'' en ''Le Père Duchesne'') van Marat en Hébert om de publieke opinie te beïnvloeden. Vanuit deze club werden steeds verdergaande stappen geëist (zoals de afzetting van de koning, het verbieden van religie of [[Ontkerstening (Franse Revolutie)|ontkerstening]]) en werd agitatie en voortdurende opstand voorbereid, zoals de betoging van de [[Champ-de-Mars]] op 17 juli 1791 en de [[Bestorming van de Tuilerieën]] in 1792. De cordeliers werden gefinancierd door groepen die gebaat waren bij oorlog en chaos (speculanten, corrupte politici, buitenlandse bankiers), die uiteindelijk de Cordeliers opdeelden in Hébertisten (Exagérés, of "overdrijvers") en Dantonisten (Indulgents of "vergevingsgezinden").