Gebruiker:Evert100/Kladblok: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Moritz Moses Rabinowitz ([[Rajgród]], [[20 september]] [[1887]] – [[Auschwitz (concentratiekamp)|Auschwitz]], [[27 februari]] [[1942]]) was een [[Noorwegen|Noorse]]
De '''[[Holocaust]] in [[Noorwegen]]''' (ook wel '''Shoah''', '''Shoa''' of '''Sjoa''' genoemd) '''in [[Noorwegen]]''' ([[Hebreeuws]]: '''השואה Ha-Shoah''') was de uitvoering van de doelstelling van [[nazi-Duitsland]] om de [[Joden]] te deporteren en vervolgens systematisch te vermoorden.
 
== Levensloop ==
De [[Operatie Weserübung|Duitse bezetting van Noorwegen]] begon op 8 april 1940. In 1942 woonden er tenminste 2.173 Joden in Noorwegen. Zeker 775 van hen zijn gevangen gezet en/of gedeporteerd 742 Joden verloren het leven in een Duits concentratiekamp en ten minste 23 Joden verloren het leven als gevolg van een buitenrechtelijke executie, moord of door zelfdoding. Het totaal aantal Joodse slachtoffers in Noorwegen beslaat 765 personen.
Rabinowitz werd geboren in en Joods gezin in [[Polen]]. Hij had twee zussen en een jongere broek.Hij emigreerde in 1909 naar [[Noorwegen]] en vond werk als een [[klerk]] in de havenstad [[Bergen]]. In 1911 nam hij een klein café in [[Haugesund]] een klein café over. Ook opende hij een kleine winkel. De zaken gingen goed en na verloop van tijd opende hij onder de naam M. Rabinowitz in het zuidwesten van Noorwegen. Daarnaast begon hij een productiebedrijf en begon een hotel in [[Haugesund]]. Rond 1940 had tweehonderdvijftig mensen voor zich werken. De familie bezat een eigen landhuis bij [[Førdesfjorden]] dat de naam Jødeland droeg.
 
Dat hij tot een minderheid behoorde kon niet verhinderen dat Rabinowitz uitgroeide tot een publiek figuur. Hij schreef regelmatig opnieartikelen in de plaatselijke krant waarin hij aandacht vroeg voor werknemersbelangen en noodhulp voor door oorlog getroffen landen. Rabinowitz gaf ook regelmatig aan goede doelen.. Hij was een van de felste tegenstanders van [[antisemisme]] in het [[Noorwegen]] van voor de oorlog en uitte al vroeg zijn zorgen over de groei van het [[nationaalsocialisme]] in [[Duitsland]]. Rabinowitz riep de Noorse regering in 1939 op om de eigen kustverdediging op orde te brengen.
Ongeveer tweederde van de Joodse inwoners slaagden er in naar het buitenland te ontkomen. Ongeveer negen honderd van hen wisten, vaak met hulp van het [[Noorse verzet]], het neutrale [[Zweden]] te bereiken. Een aantal Joden vluchtte naar het [[Verenigd Koninkrijk]]. Ongeveer dertig Joden overleefden de oorlog na deportatie.
 
De Duitsers vielen Noorwegen op 9 april 1940 aan. Een dag na de invasie zette zij voet aan wal in [[Haugesund]]. De [[Gestapo]] was er op gebrand om Rabinowitz in handen te krijgen. Rabinowitz had verschillende schuilplaatsen langs de kust en verplaatste zichzelf steeds. Hij kreeg verschillende keren de kans naar [[Engeland]] te vluchten, maar besloot te blijven.
== Achtergrond ==
Rabinowitz fully expected that the war would come to Norway. On 8 April, the day before the surprise attack came, he submitted his last op-ed article to Haugesunds Avis in which he asked readers to give the Norwegian soldier respect and support. The Germany army landed in Norway on 9 April and Haugesund on 10 April. The Gestapo made capturing Rabinowitz its highest priority in the little coastal town. Rabinowitz had prepared several places along the coast as hiding places and moved from one to the other with Gestapo on his tracks. Following the war there was some debate as to why Rabinowitz did not avail himself of four known opportunities to flee the country by sea to England. Among the townspeople of Haugesund, it was rumored that he was too invested in his company and his money. This view, reinforced by stereotypes was rejected in the local papers, when Rabinowitz's (non-Jewish) business manager and several employees emphatically stated that such motivations would be uncharacteristic of him. Subsequent research has shown that he declined passage on two occasions for reasons entirely unrelated to his business affairs[5]
De Joodse gemeenschap in Noorwegen was zeer klein tot het begin van de twintigste eeuw. Deze groeide als gevolg van Joodse vluchtelingen die wilden ontkomen aan de [[pogrom]]s in [[Rusland]] en de [[Baltische staten]]. De Noord [[Odd Nansen]] was met zijn organisatie [[Nansenhjelpen]] vanaf 1936 actief in centraal-Europa. Hij hielp Joden die wilden ontkomen aan de toenemende vervolgingen. In de lente van 1939 kreeg hij hulp van de Noorse diplomaat [[Niels Christian Ditleff]] die in de [[Polen|Poolse]] hoofdstad [[Warschau]] gestationeerd was. Ditleff hielp tegen de wens van zijn eigen regering een groep Joden uit [[Tsjecho-Slowakije]] aan visa voor Noorwegen. In totaal bereikten in de tweede helft van de jaren dertig dankzij de inzet van Nansen, Ditleff en anderen zo'n vijfhonderd Joden veilig Noorwegen.
They finally caught up with him in Skånevik, probably by shadowing employees who were conveying business decisions between Rabinowitz and his businesses. By then his daughter, son-in-law, and grandson had joined him.[6]
 
Rabinowitz was first detained in the regional jail at Lagård in Stavanger, was then sent to Møllergata 19 jail in Oslo on 26 February 1941 and then to Åneby on 22 March, until he was sent back to Møllergata on 25 April, where he remained until his deportation on the MS Monte Rosa 22 May 1941.[7] The Monte Rosa landed in Stettin, where he wrote his will. Rabinowitz ended up in Sachsenhausen, where he was placed in the barracks for Jews, though he was officially categorized as a political prisoner. He died on 27 February 1942. The death certificate lists pneumonia as the cause of death, but according to fellow prisoner, Rabinowitz was kicked and stomped to death outside Barrack 38 in Sachsenhausen.[2][8] Rabinowitz's brother, daughter, grandson, and son-in-law were all later deported and murdered in Auschwitz.[2]
Veel van de vooroordelen tegen Joden die leefden onder de Europese bevolking in de eerste helft van de 20e eeuw leefden ook onder de Noren. De Noorse [[Nationaalsocialisme|nationaalsocialistische partij]], de [[Nasjolan Samling]] had [[antisemitisme]] in de jaren dertig salonfähig gemaakt.
As it happened, Rabinowitz managed to convey his last greetings via a German inmate and another inmate from Haugesund to the people of Haugesund. These were reproduced in the obituary that was published on 20 June 1945. On 6 May 1986, the people of Haugesund erected a memorial stone for Rabinowitz.
 
Rabinowitz also dictated and signed his last will and testament to a fellow inmate, Christian Wilhelm Rynning-Tønnesen, where he left all his earthly belongings to his daughter Edith, also expressing a wish that his businesses continue as going concerns. Since Edith and her entire family also were murdered, what was left of Rabinowitz's estate went into probate after the war. After the occupying powers had confiscated his businesses, and at least NOK 300,000 in cash and securities, his estate was valued at NOK 986,000 at the end of the war. The Norwegian government imposed fees and taxes of NOK 450,000 in the course of the next ten years. Among other things, the authorities assumed that Rabinowitz's heirs had died in the sequence that maximized tax liability (and thereby tax revenue).[9]
== Tweede Wereldoorlog ==
=== Duitse inval in Noorwegen ===
Nazi-Duitsland viel op 9 april 1940 Noorwegen binnen. De strijd duurde tot 7 juni, maar aan het ende van april werd [[Josef Terboven]] al als rijkscommissaris benoemd. Het Noorse politieapparaat werd onder het Duitse gezag geplaatst.
 
=== Voorbereidingen ===
De Nasjonal Samling was voor de oorlog al begonnen met het vastleggen van Noorse Joden. Na de Duitse inval nam de politie die taak deels over. De [[synagoge]]s in [[Oslo]] en [[Trondheim]] kregen de opdracht om de gegevens, inclusief naam, geboortedatum, beroep en adres, aan de autoriteiten te verstrekken. Van Joodse verenigingen werd hetzelfde geëist. In augustus 1940 kregen diezelfde synagoges ook opdracht te verstrekken van Joodse niet-leden. Deze gegevens werden naast de gegevens van de Nasjonal Samiling en het Centraal Bureau van de Statistiek gelegd. Op basis van deze gegevens werd ook al het Joodse bezit, waaronder vastgoed en bedrijven, in kaart gebracht.
 
De eerste algemene anti-Joodse maatregel werd op 10 mei 1940 doorgevoerd, hoewel er op dat moment al verschillende Joden waren gearresteerd en gedeporteerd. In politie van Oslo kreeg van Terboven de opdracht om bij alle Joden in de stad de radio te confisqueren. In de dagen daarna werd dezelfde maatregel ook buiten Oslo doorgevoerd.
 
=== Anti-Joodsemaatregelen ===
[[Bestand:Antisemitic_graffiti_in_Oslo,_1941.jpg|thumb|right|250px|De bekladding van een winkelruit met anti-Joodseleuzen in Oslo (1941).]]
Het Noorse politiedepartement besloot dat vanaf 10 januari 194 Joden een dikgedrukte letter '''J''' op hun identiteitspapieren kregen. Een Jood was volgens de definitie van de nazi's iedereen met ten minste drie "vol-Joodse" grootouders, iedereen met twee "vol-Joodse" grootouders en getrouwd met een Jood en iedereen die lid was van een Joods kerkgenootschap.
 
De Joodse bevolking werd vanaf 1941 steeds vaker doelwit van gewelddadigheden. De synagoge in [[Trondheim]] werd in april 1941 door Duitse troepen bezet en beschadigd. De Joodse boekrollen waren op dat moment al veilig weggehaald en verborgen in een nabijgelegen [[Methodisme|methodistenkerk]]. Ten noorden van Trondheim werd het concentratiekamp [[Falstad]] gebouwd. Verschillende Joodse inwoners van de stad werden daar gevangen gezet. Acht van hen werden buiten het kamp doodgeschoten.
 
=== Arrestaties en deportaties ===
[[Bestand:Akershuskaien_26_nov_2009_at_4_pm.jpg|right|thumb|250px|Blik op de pier in Oslo vanaf waar de Joden werden verscheept.]]
De Noorse politiek kreeg op 24 en 25 oktober 1942 de opdracht alle Joodse mannen ouder dan vijftien te arresteren. De meeste van hen werden vastgezet in Falsted en in het concentratiekamp Berg nabij [[Tønsberg]] in het zuiden van Noorwegen. Op 26 november 1942 werden alle achtergebleven vrouwen en kinderen ingerekend. In totaal bevonden zich op dat moment zo'n zevenhonderd Joden in gevangenschap.
 
Het oorspronkelijke plan was om alle Joden met de ''SS Donau'' naar [[Duitsland]] over te brengen. Door vertragingstechnieken van het [[Rode Kruis]] arriveerde niet iedereen 0p tijd. Op 26 november verliet de ''SS Donau'' de haven van [[Oslo]] met 532 Joden aan boord, terwijl op dezelfde dag de ''MS Monte Rosa'' vertrok met zesentwintig Joodse gevangenen aan boord. De ''SS Donau'' kwam op 30 november aan in [[Stettin]]. De gevangenen werden per spoor overgebracht naar [[Auschwitz (concentratiekamp)|Auschwitz]], waar bijna driehonderdvijftig van hen binnen enkele ren werden vergast.
 
De honderddertig Joden die te laat arriveerden om met de ''SS Donau'' te vertrekken werden opgesloten in de gevangenis van [[Bredtvet]], een buitenwijk van Oslo. Zij verlieten Noorwegen op 24 februari 1943, aangevuld met vijfentwintig Joden die op een later moment opgepakt waren. Via Stettin ging de reis naar Auschwitz, waar de meeste van hen overleden.
 
Verderop in de oorlog werden meer Joden gedeporteerd, maar daarbij ging het meestal op kleine groepjes. Een kleine groep, voor het merendeel diegenen die getrouwd waren met een niet-Jood, bleven achter in gevangenschap in Noorwegen. In totaal werden 767 Joden gedeporteerd. Slechts zesentwintig overleefden de oorlog.
 
== Vluchtroutes ==
Aan het begin van de oorlog waren [[Zweden]] en het [[Verenigd Koninkrijk]] de belangrijkste vluchtoorden. Zweden was aanvankelijk alleen bereid politieke vluchtelingen op te nemen. Joden werden niet als zodanig gecategoriseerd. Verschillende Joodse vluchtelingen werden aan de grens geweigerd of zelfs het land uitgezet. De [[Noordzee]]route richting het [[Verenigd Koninkrijk]] werd steeds gevaarlijk aangezien de maritieme aanwezigheid van Duitsland steeds verder toenam. Daardoor nam het belang van Zweden steeds verder toe. Naarmate de oorlog vorderde begon ook het verzet zich meer te organiseren. Er waren drie grote groepen: [[Milorg]] ("militiaire organisatie"), [[Sivorg]] ("burgerlijke organisatie") en de communistische groep [[Komorg]].
 
Tot oktober 1942 ging het om enkelingen of kleine groepjes die vluchten naar Zweden. Niet iedereen geloofde dat het zo'n vaart zou lopen met de Jodenvervolging of durfden niet te vluchten uit angst voor represaillemaatregelen tegen familieleden die al vast zaten. In de avond van 25 november 1942 lekte uit dat er de dag daarop een massale arrestatiegolf gepland stond. Veel Joden werden op het laatste moment, maar hadden daardoor slechts een paar uur voor het vinden van een schuilplek. De meeste die onderdoken probeerden uiteindelijk naar Zweden te ontkomen.
 
Terboven was zich bewust van de kwetsbare landverbinding met Zweden. Om zich in de grensstreek te mogen ophouden moest men beschikken over een speciale vergunning. Tegelijkertijd werden de trainen richting het oosten streng gecontroleerd. Op het helpen van Joden stond de doodstraf. Desondanks slaagden minstens negenhonderd Joden er in naar Zweden te ontkomen. Zij werden meestal eerst ondergebracht in het opvangcentrum [[Kjesäter]] in [[Vingaker]], vanwaaruit zij verder verspreid werden over Zweden.
 
== Houding Noorse regering ==
Achteraf is zowel de Noorse regering in ballingschap bekritiseerd als de grootste verzetsorganisatie Milorg. Minister van Buitenlandse Zaken in ballingschap [[Trygve Lie]] had al in juni 1942 kennis genomen van het lot van de Joden in Centraal-Europa en liet toch geen waarschuwing uitgaan. Anderen nemen het overigens voor hem op, omdat zelfs de [[Verenigde Staten|Amerikanen]] en [[Groot-Brittannië]] de berichten niet konden geloven. Milorg wordt verweten dat er te weinig is gedaan voor de Joden. Dat zou mede het gevolg zijn van [[antisemitisme]] in verzetskringen.
 
== Daders ==
De hoofdbetrokken bij de Jodenvervolging in Noorwegen waren:
*[[Josef Terboven]], rijkscommissaris van Noorwegen. Kwam aan het einde van de oorlog o door zelfdoding.
*[[Vidkun Quisling]], minister-president in de Noorse vazalregering, werd wegens verraad ter dood veroordeeld en geexecuteerd.
*[[Jonas Lie (politicus)|Jonas Lie]], minister van de Politie, kreeg vermoedelijk een [[hartaanval]] en overleed voor hij gevangen kon worden genomen.
*[[Sverre Riisnæs]], minister van Justitie, werd krankzinnig of deed alsof, werd in beschermende hechtenis genomen.
*[[Heinrich Fehlis]], hoofd van de [[Sicherheitsdienst]] en [[Sicherheitspolizei]], nam begin mei 1945 vergif en schoot zichzelf daarna door het hoofd.
*[[Karl Marthinsen]], hoofd van de nationaalsocialistische [[Statspolitiet]], werd in februari 1945 gedood door het Noorse verzet.
*[[Hellmuth Reinhard]], hoofd van de [[Gestapo]] in Noorwegen verliet het land in januari 1945 waarna hij van de aardbodem leek verdwenen. Zijn "weduwe" liet hem dood verklaren zodat zij kon hertrouwen. Achteraf bleek dat Reinhard zijn geboortenaam Hellmuth Patzschke had aangenomen en vervolgens hertrouwde met zijn eigen "weduwe". In 1964 werd zijn ware identiteit onthuld. De meeste strafbare feiten waren echt al verjaard, waardoor hij slechts een gevangenisstraf van vijf jaar kreeg opgelegd. Feitelijk was hij na drie jaar alweer vrij man.
*[[Knut Rød]], hoofd van de Noorse politie, stond in 1948 terecht, maar werd volledig vrijgesproken. Hij mocht zelfs terugkeren bij de Noorse politie en ging in 1965 met pensioen.
 
== Nasleep ==
Tot lang naar de oorlog was er veel te doen om de behandeling van de Joden die terugkeerden na de oorlog. Zo werden allereerst Noorse Joden geweigerd aan boord van de witte bussen waarmee Noorse gevangenen vanuit Duitsland werden teruggebracht naar huis. Zij hadden immers het Noorse staatsburgerschap verloren of nooit gehad.
 
In een krantenartikel besteedde journalist [[Bjørn Westlie]] in 1995 aandacht dat de Joodse gemeenschap nooit gecompenseerd waren voor het verlies van goederen. Veel waardevolle spullen die in beslag waren genomen waren nooit teruggeven aan de personen in kwestie of hun erfgenamen,. Na aanleiding van de ophef over het artikel riep het ministerie van Justitie een onderzoekscommissie in het leven. Na aanleiding van het rapport ging de Noorse regering over tot officieel excuses voor de behandeling van de Joden na de oorlog en schadeloosstelling van ongeveer 60 miljoen Amerikaanse dollar. Een kwart van dat bedrag vloeide rechtstreeks naar de Joodse gemeenschap in Noorwegen. Ongeveer 20 miljoen dollar werd gebruikt voor rechtstreekse schadevergoeding aan overlevenden en hun nageslacht. De rest van het bedrag werd gebruikt voor instandhouding van de Joodse cultuur in Europa en voor de bouw van een Holocaustmuseum in Oslo.
 
Premier [[Jens Stoltenberg]] bood in 2012 excuses aan voor de rol die de Noorse instanties speelden bij de deportatie van de Joden. Rond diezelfde tijd betoog het nationale hoofd van de politie spijt voor de rol die de politie had gespeeld bij de arrestatie van Noorse Joden. In 2015 volgde een spijtbetuiging van de [[Vy (vervoerbedrijf)|Noorse spoorwegen]] omdat zij geholpen had bij de deportatie van Joden en krijgsgevangenen.
 
{{Appendix|1=Bron|2=
* {{Bronvermelding anderstalige Wikipedia|taal=en|titel=The Holocaust in Norway|oldid=1003543431|datum=20210217}}
{{References}}
}}
 
[[Categorie:Holocaust in Noorwegen| ]