Raymond Westerling: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 31:
 
== Contra-guerrilla op Zuid-Celebes ==
In juli [[1946]] kreeg Westerling als [[eerste luitenant]] het commando over het Depot Speciale Troepen ([[Korps Speciale Troepen|DST]]), een in de contra-[[guerrilla]] gespecialiseerde eenheid, die voornamelijk werd gevormd door [[Indo-Europeanen|Indo-Europese]] en inheemse militairen van het [[KNIL]] en [[Oorlogsvrijwilligers in Nederlands-Indië|Oorlogsvrijwilligers]] uit Nederland. Westerling kreeg de opdracht om naar het roerige [[Zuid-Celebes]] af te reizen. Het eiland was - net als andere delen van Nederlands-Indië - in de greep van een gewelddadige opstand die door de Nederlandse regering als 'rood-witte-terreur'. werdDeze gekenschetstperiode van anarchie is de geschiedenisboeken ingegaan als de [[Bersiap|Bersiap-tijd]]. Het overheidsgezag was nagenoeg ingestort, het economische leven was lamgelegd, [[Indo-Europeanen]] en Chinezen werden op grote schaal vermoord, terwijl de plaatselijke bevolking onder druk werd gezet om zich van het koloniale gezag af te keren. Criminele bendes hadden vrij spel. Door dit alles werd het Nederlandse plan om de deelstaat Oost-Indonesië voor te bereiden op onafhankelijkheid gedwarsboomd.<ref name="Wordpress.com: Biografie Westerling">[http://westerling.wordpress.com/biografie/ Wordpress.com: Biografie Westerling]</ref> Van een georganiseerde opstand tegen het Nederlandse gezag was volgens de commissie-Enthoven (1948) destijds geen sprake.
 
Na intensief overleg tussen de politieke leiding in Batavia en de Nederlandse legerleiding werd besloten tot de inzet van een extra bataljon troepen en het Depot Speciale Troepen (DSO) onder leiding van Raymond Westerling. Hij kreeg een duidelijke opdracht en instructies om een contraguerrilla tegen de 'rood-witte-terreur' te organiseren. Onderdeel van het mandaat dat Westerling kreeg van de operationele bevelhebber op Zuid-Celebes (kolonel H.J. de Vries) was de bevoegdheid tot het uitoefenen van [[Standrechtelijke executie|standrecht]].<ref name="BGeersing2019">Geersing, B. (2019) Kapitein Raymond Westerling en de Zuid-Celebes-Affaire (december 1946 - maart 1947) - Mythe en werkelijkheid</ref> Hij was daarbij verantwoording schuldig aan de operationele bevelhebber ter plaatse en aan de geallieerde gezagsdrager (CDO) generaal-majoor E. Engles. Westerling paste op Zuid-Celebes zijn eigen methode van contraguerrilla toe, de ''methode-Westerling'', waarin de nodige plaats was ingeruimd voor [[standrechtelijke executie]]s. Tegelijkertijd betrok hij het loyale deel van de bevolking bij het herstel van de rechtsorde en de economie, met name door het instellen van een eigen kampongpolitie. Om het vertrouwen te kunnen winnen en onnodige burgerslachtoffers te vermijden, was het in zijn ogen noodzakelijk 'hard maar rechtvaardig' op te treden jegens terroristen en daar publiekelijk uiting aan te geven. De acties verliepen volgens een vast patroon en waren bedoeld om de [[adat]], het plaatselijke normen- en rechtsstelsel (althans in Nederlandse ogen), te respecteren.
 
Verdachte [[kampong (nederzettingstype)|kampong]]s werden ‘s nachts omsingeld. Bij het aanbreken van de dag werden de bewoners gedwongen om hun huizen te verlaten en zich op een open terrein in de nabijheid van de kampong te verzamelen. Personen, die gewapend verzet boden, werden onmiddellijk gedood. Na aankomst op de verzamelplaats scheidden de soldaten van het DST de mannen van de vrouwen en kinderen. Daarna kregen de mannen te horen wat het doel van de militaire actie was. Op grond van vooraf verzamelde inlichtingen werden van terrorisme verdachte personen uit de menigte gehaald, volgens de regels van het het gewoonterecht in staat van beschuldiging gesteld en [[Standrechtelijke executie|standrechtelijk geëxecuteerd]]. Na de executies moest de bevolking een eed afleggen op de Koran en zweren dat ze het terrorisme uit haar midden zou bannen. Ten slotte organiseerde Westerling een nieuw politieapparaat en benoemde hij kampongbesturen datdie verantwoordelijk werden gesteld voor de ordehandhaving. De commissie Van Rij/Stam karakteriseerde het optreden van Westerlings methode in 1954 als een 'plechtige' methode, die op de bevolking een diepe indruk zou hebben gemaakt (Conclusie VI.).
 
Deze zogenaamde zuiveringsacties, die de geschiedenis in zoude gaan als de [[Politionele acties#Zuid-Celebes-affaire|‘Zuid-Celebes-affaire’]], duurden van 11 december 1946 tot 3 maart 1947. Westerling slaagde er met zijn harde aanpak in de guerrilla op Zuid-Celebes uit te schakelen en de rechtsordeopenbare orde te herstellen, waardoor ook het economische leven weer op gang kwam.
 
Volgens de Indonesiërs ging dat alles ten koste van grote aantallen slachtoffers.<ref>De hoge cijfers die de Indonesiërs noemden, kwamen volgens sommige berichten uit de koker van [[:en:Abdul Kahar Muzakkar|Abdul Kahar Muzakkar]], de latere leider van een islamistische afscheidingsbeweging op Zuid-Celebes tegen de nieuwe regering, die van 1950 tot 1965 heeft bestaan.</ref> De Republikeinse propaganda stelde dat Westerlings optreden 35.000 à 40.000 levens had gekost. Dit cijfer noemde men ook in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Nederlandse militaire rapporten onderschreven daarentegen de schattingen van Westerling. Deze verklaarde tijdens een onderzoek dat hij verantwoordelijk was voor zo'n 500 slachtoffers. Huidige schattingen, afkomstig van de Nederlandse historici Willem IJzereef en Jaap de Moor, stellen dat de KNIL-troepen en het DST tijdens de hele operatie verantwoordelijk waren voor ongeveer 1.500 doden. Het grootste aantal slachtoffers kwam voor rekening van de Speciale Troepen die zelfstandig opereerde in het noordwestelijk deel van Zuid-Celebes, onder leiding van onderluitenant Vermeulen. Het onderdeel onder leiding van Westerling zelf zou 388 slachtoffers hebben gemaakt..<ref name="IJzereef, Willem 1984">IJzereef, Willem (1984). ''De Zuid-Celebes Affaire: Kapitein Westerling en de standrechtelijke executies''. Dieren: De Bataafse Leeuw. {{ISBN|9789067070300}}</ref> De Indonesische zijde zou verantwoordelijk zijn voor 1.210 gevallen van moord, 300 ontvoeringen en 408 vermissingen, samen 1.918 slachtoffers, terwijl nabij de 2.400 mensen werden omgebracht door het KNIL, door pro-Nederlandse strijdgroepen en door politietroepen uit de kampongs.<ref name="IJzereef, Willem 1984" /> In het rapport van de commissie-Enthoven (1948) wordt de 'rood-witte-terreur' daarnaast verantwoordelijk gehouden voor 2661 gevallen van ''rampok'' (beroving) en 555 gevallen van brandstichting.<ref name="BGeersing2019" /> De hoge cijfers die de Indonesiërs noemden, kwamen naar verluidt uit de koker van Kahar Muzakkar, de latere leider van een opstand op Zuid-Celebes tegen de nieuwe regering, die van 1950 tot 1965 heeft geduurd.
 
In de gewelddadige periode voorafgaand aan Westerling optreden was er sprake van 1.200 Indonesische slachtoffers op Zuid-Celebes door rivaliserende bendes, criminaliteit en politieke terreur onder Republikeinse vlag. Dit rechtvaardigde volgens Westerlings medestrijderssympathisanten het harde optreden. Deze lezing wordt onderschreven door mr. B.J. Lambers, destijds de vertegenwoordiger van de procureur-generaal op Zuid-Celebes. Ook de historici Remy Limpach ("''De brandende kampongs van generaal Spoor"'', 2016) en [[Gert Oostindie]] ("''Soldaat in Indonesië"'', 2016) bevestigenwekken de indruk dat de acties van Westerling, als ze al niet direct van hogerhand waren opgedragen, toch minstens oogluikend door de militaire en politieke autoriteiten in Batavia werden toegestaan. Bauke Geersing betoogt in zijn studie "''Kapitein Raymond Westerling en de Zuid-Celebes-Affaire "'' uit 2019 dat het optreden van Westerling op Zuid-Celebes het gevolg was van weloverwogen besluiten die de militaire en politieke top in Nederlands-Indië hadden genomen. Via de [[Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië|Commissie-Generaal]], de vertegenwoordiging van de Nederlandse regering in Nederlands-Indië, was uiteindelijk het hele Kabinet daarvoor verantwoordelijk. Ook de top van de rechterlijke macht, in de persoon van procureur-generaal H.J. Felderhof, onderschreef dat er sprake van een noodzakelijke en in het noodrecht gegronde militaire actie. Geersing concludeert dan ook dat het optreden van Westerling paste in destijds geldende politieke en maatschappelijke moraal en de toenmalige juridische en militaire kaders.
 
De nasleep van de Zuid-Celebes-affaire heeft diepe sporen nagelaten, zowel in Indonesië als in Nederland. Op 12 september 2013 heeft de Nederlandse regering via haar ambassadeur in Jakarta, Tjeerd de Zwaan, zijn excuses aangeboden aan alle slachtoffers van het bloedbad. Tien weduwen die nog in leven waren, kregen een schadevergoeding.<ref>'[https://www.parool.nl/nieuws/nederland-maakt-excuses-voor-executies-indonesie~bd802263/ Nederland maakt excuses voor executies Indonesië]', ''Het Parool'', 12 september 2013.</ref>
 
== Vertrek ==
Regel 51 ⟶ 53:
Raymond Westerling vestigde zich na zijn vertrek uit het leger in West-Java, trouwde en zette een transportbedrijf op in de omgeving van de [[Puncak|Puntjakpas]]. Zijn rol was echter allerminst uitgespeeld. In het geheim richtte hij een legermacht op onder de naam [[Legioen van Ratu Adil|APRA]] (''Angketan Perang Ratu Adil'' 'Legioen van de Rechtvaardige Vorst'). Volgens historicus J.A. de Moor had de APRA nauwelijks enige omvang en hoopte Westerling op hulp van soldaten van het KNIL en in het bijzonder van het Regiment Speciale Troepen (de opvolger van het [[KST|DST/KST]]), waarvan hij bevelhebber was geweest. Deze soldaten van de Speciale Troepen zouden Westerling toen nog steeds op handen hebben gedragen.<ref>Moor, J.A. de, Westerlings Oorlog, p. 410</ref> Er zijn sterke aanwijzingen dat ook hoge Indonesische functionarissen, en Nederlandse topmilitairen bij de coup waren betrokken.<ref>Onderzoek uitgevoerd door mr. T. Kempenaars en kol. b.d. Guido van Oppen.</ref> Zo staat vast dat [[:en:Syarif Hamid II of Pontianak|Sultan Syarif Hamid II]] van Pontianak, minister in het toenmalige kabinet van Soekarno, daarbij een actieve rol speelde. Sultan Hamid was voormalig kolonel van het KNIL, voormalig adjudant van de Koningin en bevriend met Prins Bernhard. Hij was voorstander van een federale staatsvorm, anders dan de eenheidsstaat die Soekarno nastreefde. Wegens zijn betrokkenheid bij de staatsgreep is hij later veroordeeld. Medestanders van Westerling noemen het dan ook een mythe dat deze zogenoemde 'Bandoeng-coup' alleen het werk zou zijn van de afgezwaaide commandant en zijn getrouwen. Westerling diende eerder als een vooruitgeschoven post.<ref>Venner, D. (1982) Westerling 'De eenling' p.p.343 e.v.</ref>
 
Kort na de soevereiniteitsoverdracht stuurde Westerling een ultimatum aan de Indonesische regering, waarbij hij waarborgen voor de handhaving van de autonomie van de deelstaat van Pasundan (West-Java) eiste en om erkenning van zijn strijdmacht vroeg. Toen toezeggingen uitbleven, ging hij tot actie over. In de nacht van 22 op 23 januari 1950 viel de APRA [[Bandung|Bandoeng]] aan. Ook enkele honderden gedeserteerde KNIL-militairen namen aan de aanval deel. Het doel van de staatsgreep was het Indonesische leger uit te schakelen, de regering van president [[Soekarno]] omver te werpen en te vervangen door een nieuwe regering die het bestaan van de deelstaten zou respecteren. Westerlings volgelingen wisten [[Bandoeng]] in te nemen, waarbij aan Indonesische zijde ongeveer honderd doden vielen. De staatsgreep ging echter als een nachtkaars uit, naar verluidt door een slechte planning en 'verraad'. Een aanval op het parlement in DjakartaJakarta werd afgelast. Raymond Westerling wist, geholpen door hoge Nederlandse officieren, met een watervliegtuig naar [[Singapore]] te ontsnappen. Volgens sommige berichten zou toenmalig minister-president Drees deze ontsnapping hebben ondersteund.<ref>Hans Goedkoop (2012) De laatste man, Een herinnering</ref> Dit om te voorkomen dat Westerling door de Indonesische autoriteiten gevangen zou worden genomen en tegenover hen open kaart zou spelen. De couppoging en daarmee samenhangende de onrust in de buitenprovincies was voor de regering Soekarno de aanleiding om de plannen voor een eenheidsstaat - ondanks de bepalingen in het vredesakkoord - versneld door te drukken.
 
De gevangengenomen APRA-militairen, waaronder zo'n 125 van het [[KST|Regiment Speciale Troepen]], werden overgedragen aan de Nederlandse troepen die nog op Java waren achtergebleven. Een Nederlandse krijgsraad veroordeelde de hen tot gevangenisstraffen variërend van zes tot twaalf maanden. Luitenant Titaley, die als contactpersoon met Westerling was opgetreden, kreeg een straf van een jaar en acht maanden. Allen werden overgebracht naar Nederlands Nieuw-Guinea om daar hun straf uit te zitten. Na afloop van hun gevangenschap (1951-'52) gingen veel voormalige APRA-militairen vanuit Nieuw-Guinea direct naar Nederland.<ref>[http://www.gahetna.nl/collectie/index/nt00336/achtergrond/andere-groepen/voormalige-apra-militairen ''Nationaal Archief'']</ref>
Regel 73 ⟶ 75:
 
=== Onderzoek door de Nederlandse regering ===
Het optreden van Westerling werd in opdracht van de Luitenant Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, H.J. van Mook, onderzocht door de commissie Enthoven. Dat ''rapportRapport Enthoven'' werd in 1948 aanboden aan het [[Kabinet-Drees-Van Schaik|kabinet Drees]]. Het werd niet openbaar gemaakt en er werd niets mee gedaan. In dat rapport komt deze commissie tot de conclusie dat de acties van Westerling geboden waren.{{Bron?|Openbaarheid is blijkbaar bepert tot 1 januari 2023, dus waar komt deze informatie vandaan?|2020|05|17}}
 
Na een onthullende publicatie in 1949 in de [[Groene Amsterdammer|''Groene Amsterdammer'']] over Nederlandse oorlogsmisdaden op Java werd de commissie Van Rij en Stam ingesteld, die gebruik maakten van het rapport Enthoven. Hun rapport werd in 1954 ingediend bij de ministers Donker (Justitie) en Staf (Oorlog) van het [[Kabinet-Drees II|derde kabinet Drees]]. Van Rij en Stam concludeerden onder meer: 'Zowel de Luitenant-Gouverneur-Generaal, als het Militair Gezag, als ook in zijn adviezen de heer Procureur-Generaal bleven in gebreke'. Bij een eventuele gerechtelijke vervolging van de plegers van geweldsdelicten zou 'de gehele achtergrond ter sprake moeten komen en alle verantwoordelijkheden zullen moeten worden nagegaan'.
 
Eind jaren zestig liet de Nederlandse regering naar aanleiding van onthullingen van de psycholoog [[Joop Hueting]] door historici onder leiding van [[Cees Fasseur]] archiefonderzoek verrichten naar de ''excessen'' die door de Nederlandse troepen in Indonesië gepleegd waren: dit leidde in juni 1969 tot de publicatie van de ''Excessennota''.<ref name="anderetijden">[https://www.anderetijden.nl/programma/1/Andere-Tijden/aflevering/551/De-excessennota Andere Tijden: De excessennota] op anderetijden.nl, geraadpleegd op 17 mei 2020</ref> Deze nota legt de nadruk dat de bestuurlijke en politieke verantwoordelijkheid in gebreke zijn gebleven.<ref name="anderetijden" /> Op 2 december 2016 besloot het kabinet Rutte naar aanleiding van de studies van Rémy Limpach, 'De brandende kampongs van Generaal Spoor' dat er een breed, onafhankelijk onderzoek moet worden gedaan naar de brede context van de naoorlogse dekolonisatie (inclusief samenleving) en het politiek, bestuurlijk, justitieel en militair optreden in 1945 - 1949 in Nederlands-Indië, zowel vanuit Haags als vanuit lokaal perspectief. In dat onderzoek dient een integrale benadering te worden gehanteerd en dieper worden ingegaan op zaken die aan bod zijn gekomen in de studie van Limpach. De geweldspiraal van de Bersiap dient systematisch onderzocht te worden. De politieke besluitvorming in Den Haag over de dekolonisatie is voorwerp van dat onderzoek. Ook de nasleep na 1949 en de veteranenzorg dienen nader onderzocht te worden.<ref>Brief kabinet TK 26 049, Nr. 82, p.4</ref> Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD) hebben de opdracht van het kabinet het onderzoek te doen.
 
=== Hernieuwde belangstelling ===
De Nederlandse militaire operaties in Nederlands-Indië blijven in Nederland de gemoederen bezighouden. De ''[[Stichting Comité Nederlandse Ereschulden]]'' ijvert er voor dat de nabestaanden van slachtoffers van de zuiveringsacties op Zuid-Celebes schadevergoeding en erkenning van Nederland krijgen. Filmproducent [[San Fu Maltha]] kondigde in 2010 een film aan over Westerling, het zou de Nederlandse versie van [[Apocalypse Now]] moeten worden. Maar ook in 2019 laat deze film op zich wachten.
 
Een in 1969 opgenomen, maar nooit vertoond interview van journalist Joop Buddinghausen met Raymond Westerling is in augustus 2012 voor de eerste maal op de Nederlandse televisie uitgezonden. Westerling ontkende in het interview dat er onder zijn verantwoordelijkheid oorlogsmisdaden zijn gepleegd in Nederlands-Indië.<ref>[http://nos.nl/artikel/406740-tvinterview-westerling-opgedoken.html Tv-interview Westerling opgedoken], NOS.nl, 14 augustus 2012</ref><ref name="ReferenceA">''Westerling geeft in tv-interview wandaden op Zuid-Celebes toe'', ''[[de Volkskrant]]'', 14 augustus 2012</ref> In het interview zei hij: ''Ik ben verantwoordelijk en niet de troepen die onder mijn bevelen hebben gestaan. Ik neem de daden persoonlijk voor mijn rekening.'' Hij zei verder: ''Ik sta pal achter mijn daden, met dien verstande dat men een onderscheid dient te maken tussen oorlogsmisdaden en strenge maatregelen, consequent en rechtvaardig onder zeer moeilijke omstandigheden.'' Hij voegde eraan toe dat ''het verborgen sadisme in mensen in oorlogsomstandigheden veel sneller tot ontplooiing kan komen dan in normale situaties''.<ref name="ReferenceA" />
 
Een in 1969 opgenomen, maar nooit vertoond interview van journalist Joop Buddinghausen met Raymond Westerling is in augustus 2012 voor de eerste maal op de Nederlandse televisie uitgezonden. Westerling ontkende in het interview dat er onder zijn verantwoordelijkheid oorlogsmisdaden zijn gepleegd in Nederlands-Indië.<ref>[http://nos.nl/artikel/406740-tvinterview-westerling-opgedoken.html Tv-interview Westerling opgedoken], NOS.nl, 14 augustus 2012</ref><ref name="ReferenceA">''Westerling geeft in tv-interview wandaden op Zuid-Celebes toe'', ''[[de Volkskrant]]'', 14 augustus 2012</ref> In het interview zei hij:<blockquote>Ik ben verantwoordelijk en niet de troepen die onder mijn bevelen hebben gestaan. Ik neem de daden persoonlijk voor mijn rekening. Hij zei verder: Ik sta pal achter mijn daden, met dien verstande dat men een onderscheid dient te maken tussen oorlogsmisdaden en strenge maatregelen, consequent en rechtvaardig onder zeer moeilijke omstandigheden. Hij voegde eraan toe dat het verborgen sadisme in mensen in oorlogsomstandigheden veel sneller tot ontplooiing kan komen dan in normale situaties.<ref name="ReferenceA" /></blockquote>Eind juli 2014 bepaalde de Raad van State in een rechtszaak die een historicus had aangespannen dat het ongeloofwaardig is dat de inlichtingendienst AIVD maar over één document beschikt over de mislukte staatsgreep tegen de Indonesische president in 1950. Toen de historicus de minister van Binnenlandse Zaken vroeg om documenten, kreeg hij te horen dat bij de AIVD één document was gevonden dat hij kon inzien. Het document beslaat elf pagina's. De Raad van State zegt nu dat in het archief meer stukken te vinden moeten zijn. Mogelijk zijn ze opgeborgen onder een andere titel dan 'de staatsgreep tegen Soekarno in 1950'.
 
In augustus 2016 begon de Australische historicus Robert Cribb in [[Zuid-Sulawesi]] met onderzoek naar claims van weduwen en kinderen van mannen die aldaar door Nederlandse militairen zouden zijn geëxecuteerd.<ref>[http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/4357509/2016/08/14/Onderzoek-in-Indonesie-naar-claims-executies.dhtml ''Onderzoek in Indonesië naar claims executies'']</ref>
Regel 90:
=== Botsende meningen ===
{{NPOV-gedeelte||2020|05|17}}
In 2019 verscheen bij Uitgeverij Aspekt het boek van de oud-militair, omroepbestuurder en jurist Bauke Geersing (1944), onder de titel ''Kapitein Raymond Westerling en de Zuid-Celebes-Affaire'': - ''Mythe en werkelijkheid''. Hierin wordt het optreden van Westerling op basis van oorspronkelijke en niet eerder gebruikte primaire bronnen, officiële door de regering opgedragen onderzoeken en andere historische documenten een geheel ander beeld beschreven van deze militaire commandant. De auteur bekritiseert het werk van Willem IJzereef, J.A. de Moor en Rémy Limpach. In het bijzonder wordt door Geersing de beschrijving van Limpach als bevooroordeeld, eenzijdig en ideologisch aangemerkt.
 
Geersing is ervan overtuigd dat Westerlings optreden door de hoogste politieke, militaire en justitiële autoriteiten op grond van het geldende noodrecht werd aangemerkt als een noodzakelijke militaire actie gegrond in het noodrecht. Hij stelt dat dit door de uitzonderlijke situatie was gerechtvaardigd en paste binnen de destijds geldende militaire en juridische kaders. Verder beweert hij dat Westerling niet op eigen houtje de 'methode Westerling' toepaste en evenmin eigen criteria hanteerde, zoals doorgaans wordt gesteld, maar dat hij een contraguerrilla effectief en proportioneel uitvoerde. Hij was gemandateerd om in dat kader standrecht te gebruiken. Hem was daarvoor de bevoegdheid gegeven door de territoriaal commandant kolonel H.J. de Vries, wie daartoe gemandateerd was door de legercommandant, generaal S.H. Spoor.