Lodewijk van Nassau (1538-1574): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Tachtigjarige Oorlog: originele tekst hoofdschrijver lemma over het beleg van leiden aangepast wegens licentierechten
kleine edits; dubbele vermelding bronnen ongedaan gemaakt
Regel 45:
Toen de [[Watergeuzen]] op [[1 april]] [[1572]] [[Brielle|Den Briel]] hadden ingenomen, zag hij kans om op 23 en 24 mei bij verrassing de steden [[Valencijn]] en [[Bergen (België)|Bergen]] in het [[graafschap Henegouwen]] in te nemen (zie ''[[Bezetting van Bergen]]''). Alva belegerde hierop Bergen en bij het uitblijven van versterkingen (zijn bondgenoot Gaspard de Coligny, die met een protestants leger vanuit Frankrijk de Spanjaarden zou aanvallen, werd in de [[Bartholomeusnacht]] vermoord) moest Lodewijk de stad opgeven.
 
Bij het eerste [[Beleg van Leiden (1573-1574)]] zag zijn broer Willem van Oranje geen kans om de Spanjaarden bij Leiden met een leger aan te vallen. Hij vroeg Lodewijk om als afleidingsmanoeuvre met een leger de zuidelijke stad [[Maastricht (stad)|Maastricht]] te bezetten, om zo de Spanjaarden weg te lokken van Leiden. Willem was ervan overtuigd dat als de [[Geschiedenis van Maastricht|vesting Maastricht]], toen de 'Sleutel tot Brabant' genoemd,<ref>Morreau, L.J. (1979) ''Bolwerk der Nederlanden, de vestingwerken van Maastricht sedert het begin van de 13de eeuw'', (Maaslandse Monografieën, groot formaat, #2), Assen (Van Gorkum),tekst passimbinnenkaft.</ref> door de opstandelingen aangevallen en veroverd zou worden, alle steden in de Nederlanden, en met name de [[Hertogdom Brabant|Brabant]]se, zouden rebelleren tegen de Spaanse koning en zich aan Oranjes zijde zouden scharen. In februari 1574 trok Lodewijk vanuit het huidige Duitsland met zijn huurtroepen al brandschattend de drie [[Landen van Overmaas]] binnen. Sommige plaatsjes, zoals [[Heerlen]] en de aan de Maas gelegen dorpen [[Elsloo (Limburg)|Elsloo]] en [[Geulle (gemeente)|Geulle]], wisten een inval af te kopen. De abdijen van [[Abdij Rolduc|Kloosterrade]], [[Abdij van Val-Dieu|Val -Dieu]] en [[SintChâteau St. Gerlach|Sint Gerlachus-Gerlach]] (bij [[Valkenburg (Limburg)|Valkenburg]]) werden echter verwoest en in brand gestoken. Bij Maastricht overrompelde Lodewijk op de oostelijke oever van de [[Maas (rivier)|Maas]] de onder de rook van de stad gelegen dorpen [[Scharn]] en [[Bemelen]]. Daardoor kon hij voor korte tijd de handelsweg naar [[Keulen (stad)|Keulen]] blokkeren, en mogelijk - met geschut - ook het scheepvaartverkeer van en naar het noorden.<ref> Hij zag geen kans een schipbrug of drijvende blokkade te bouwen, omdat het Spaanse leger op de andere (westelijke) oever dat verhinderde.</ref> De vestingstad Maastricht - die in 1567 een sterk inliggend Spaans garnizoen had gekregen en altijd goed bevoorraad was - kon Lodewijk echter niet veroveren.<ref name="Ubachs">Ubachs, P.J.H. (2000) ''Handboek voor de geschiedenis van Limburg'', (Maaslandse Monografieën, #63), Hilversum: Verloren, p. 176.</ref><ref>Ubachs, P.J.H. & I.M.H. /Evers (2005) ''Historische Encyclopedie Maastricht'', Zutphen: Walburg Pers, lemma's 'beleg', 'garnizoen', 'vesting', 'Scharn', 'Tachtigjarige Oorlog'.</ref>
 
In een briefwisseling overlegden Willem van Oranje en Lodewijk welke stap de laatste nu het beste kon nemen. Noodgedwongen had hij met zijn leger de omgeving van Maastricht verlaten, omdat een verovering van de vesting onmogelijk was gebleken. Daarbij kwam, dat de door Willem verwachte reactie in de steden van het over de Maas gelegen [[hertogdom Brabant]] lauw bleef, terwijl ook de Landen van Overmaas weinig tot geen steun aan de Opstand wilden geven.<ref> De verwoesting van abdijen, de centra van politieke invloed, kennis en cultuur, zal daar zeker aan hebben bijgedragen.</ref> Mogelijk droeg ook een gebrek aan voedsel op het platteland (het was winter en de nieuwe oogst zou nog lang op zich laten wachten) bij aan het vertrek. Besloten werd, dat Lodewijk zich met zijn troepen het beste in Holland bij het leger van Willem kon aansluiten.