Tol (recht): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Polygoonjournaal over het verdwijnen van de tollen
→‎Nederland: nbb ,; b
Regel 9:
Tolheffing vindt al eeuwen plaats en was tot de 17e eeuw met name van belang op rivieren, waar het meeste vervoer over ging. Riviertollen zijn reeds bekend vanaf de 11e tot en met de 13e eeuw in plaatsen als [[Dordrecht (Nederland)|Dordrecht]], [[Lobith]], [[Schoonhoven]] en [[Vlaardingen]]. Tol werd geheven door de landheren binnen wiens gebied de betreffende rivier zich bevond. De graven van Holland en Gelre gebruikten de riviertollen tweeledig; om hun [[hofhouding]] en oorlogen mede te bekostigen en om de handel binnen eigen gebied te bevorderen.
 
Vanaf de 17e eeuw begon de handel over land te groeien en werden betere wegen aangelegd, die werden bekostigd met wegtollen. Een voorbeeld hiervan is de [[Scheveningseweg]], de straatweg van [[Den Haag]] naar [[Scheveningen]], die in [[1665]] werd ontworpen door [[Constantijn Huygens]]. Tolhuizen verrezen daarop aan bijna alle verbindingswegen en invalswegen. Bij dergelijke tolhuizen vermeldde een tarievenbordtarievenbobhkrd de prijs die diende te worden betaald alvorens tolhek of tolboom werd geopend voor doorgang. De watertollen groeiden in de loop der tijd uit tot convoyen en licenten (in-, uit- en doorvoerrechten, zie [[Douanewetgeving#Tolgelden, Convooien & Licenten|de geschiedenis van de douanewetgeving]]), die dienden te worden afgedragen aan de regering van de [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]]. De landtollen werden daarentegen gebruikt voor het in stand houden en verbeteren van de wegen.
 
Dit bleef zo tot 1811, toen [[Napoleon Bonaparte|Napoleon]] bij [[Decreet (staatsrecht)|decreet]] alle rijkstollen afschafte in Nederland. Daarvan uitgezonderd waren de tollen die door gemeenten en particulieren werden geheven. Koning [[Willem I der Nederlanden|Willem I]] herstelde het oude systeem echter weer in [[1815]] zodat hij een impuls kon geven aan de weg- en waterbouw. Tolheffing werd nu ingesteld volgens een vast stramien. Om de 5 kilometer (ongeveer een uur lopen) een tolhek en wel zo dat steden zich altijd in het midden van een dergelijke afstand bevonden; op 2,5 kilometer van elke stad stond een tolboom. Er kwam echter ook een abonnement beschikbaar voor diegenen die de tolboom vaak moesten passeren. Tol kon soms worden afgekocht voor een jaar. De tol werd geheven door een tolpachter wanneer het om een particuliere weg ging en door een tolgaarder (ambtenaar) wanneer het om een rijksweg ging. Vrijstelling van tol hadden onder andere de paarden van het [[Koninklijk Huis (Nederland)|Koninklijk Huis]], boerderijen, molens en fabrieken die zich binnen 2,5 kilometer van de tol bevonden.