Gouden Bul (1349): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
De '''Gouden Bul''' van [[27 februari]] [[1349]] was een [[oorkonde]] waarin [[keizer Karel IV]] toestond aan hertog [[Jan III van Brabant]] dat zijn onderdanen uit [[Hertogdom Brabant|Brabant]], [[Hertogdom Lotharingen|Lotharingen]], [[Hertogdom Limburg|Limburg]] en [[Markgraafschap Antwerpen|Antwerpen]] in wereldse aangelegenheden enkel voor Brabantse rechters mochten worden gedaagd. De enige uitzondering op dit [[jus de non evocando]] was bij [[rechtsweigering]] in Brabant.
 
De bul, verleenduitgevaardigd in [[Herk-de-Stad]], ontleende haar naam aan het gouden [[Zegel (waarmerk)|zegel]] dat Karel IV eraan hechtte, wat hij ook deed met de bekendere [[Gouden Bul van 1356]]. De Latijnse oorkonde zelf is bewaard maar het zegel is verloren gegaan.
 
Met het privilege kwam de keizer tegemoet aan het Brabantse ongenoegen ten aanzien van het ''Tribunal de la Paix'', waarmee de Luikenaars van oudsher een zekere jurisdictie konden doen gelden in Brabant. De gevolgen waren echter heel wat verstrekkender en werden buiten Brabant nog eeuwenlang gecontesteerd, waarbij men voorhield dat Brabanders de immuniteit enkel konden inroepen voor geschillen over persoonlijke rechten. Omgekeerd interpreteerde de [[Raad van Brabant]] de Gouden Bul zo ruim mogelijk, niet louter als verweermiddel.