Blooker (fabriek): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
twee afbeeldingen toegevoegd
Regel 20:
 
'''De Torenklok stond stil'''
 
 
Er was er eens een torentje
 
dat was verschrikkelijk oud,
 
dat stond al eeuwen op de markt,
 
heel grijs en heel erg koud.
 
 
 
Dat had twaalf ogen in zijn hoofd,
 
een neusje zwart en rond,
 
en twee vergulde wijzertjes
 
die dienden hem als mond.
 
 
 
Die wijzers wezen heel de dag
 
getrouw de uren aan;
 
nog nooit in al die eeuwen
 
was de klok eens blijven staan.
 
 
 
Maar op een dag was iedereen
 
wanhopig en ontdaan;
 
De klok was met een kwaaie krak
 
op half elf blijven staan.
 
 
 
Wel twintig mannen klommen toen
 
kordaat een ladder op;
 
en prutsten aan het uurwerk
 
in 't torentje zijn kop.
 
 
 
Ze gooiden Pietjes levertraan
 
er helemaal in leeg;
 
want het was zeker nodig
 
dat het ding een smeertje kreeg.
 
 
 
Toen riepen ze; die klok is best
 
als je het zo beziet;
 
Kijk jongens, daar gaat hij weer,
 
maar mis hoor, hij ging niet...
 
 
 
Dat werd me toen een janboel
 
daar in 't stadje, lieve tijd;
 
de mensen waren in de war
 
van pure narigheid.
 
 
 
De meester kwam te laat op school
 
voor 't eerst in twintig jaar;
 
de kinderen lagen nog in bed
 
de pap was nog niet gaar.
 
 
 
Er was geen broodje meer te koop,
 
de winkels waren dicht;
 
en 1 uur 's nachts kraaide de haan
 
met een verschrikt gezicht...
 
De knapste heren werden toen
 
 
De knaptste heren werden toen
 
uit heel het land gehaald;
 
die keken naar de torenklok
 
en werden duur betaald.
 
 
 
De klok stond stil, de klok bleef staan;
 
precies om half elf.
 
Dat was nu van die klok toch wel gemeen,
 
nee, zeg nou zelf.
 
 
 
De hele boel stond op zijn kop,
 
geen mens wist er meer raad;
 
Ze aten niet, ze sliepen niet,
 
ze stonden maar op straat.
 
 
 
Maar op een dag,
 
het was denk ik zo om een uur of tien,
 
kwam er een meisje
 
dat geen mens daar nog had gezien.
 
 
 
Ze keek verwonderd om zich heen
 
gek, ieder stond op straat;
 
en niemand groette haar terug
 
maar iedereen keek kwaad.
 
 
 
Toen stond ze stil en lachte eens
 
en vroeg scheelt er wat aan?
 
Jazeker, zei een boze stem,
 
de klok is blijven staan.
 
 
 
Van torenklokken weet ik niets,
 
sprak toen de kleine meid,
 
maar een ding zegt mijn maag me wel
 
t is bijna Blookertijd.
 
 
 
t is haast half elf, weet je niet
 
dat je dan Blookren moet?
 
Ga gauw naar huis en doe het nog,
 
dan komt vast alles goed.
 
 
 
De mensen keken elkaar aan,
 
die raad leek niet zo slecht;
 
had niet een overgrootpapa
 
ook eens zoiets gezegd?
 
 
 
Dus blookerde om half elf
 
die dag de hele stad;
 
en ieder was t erover eens
 
dat was me nog eens wat.
 
 
 
Een kopje voor, een tweede na, een derde er achteraan,
 
en toen schoot ieder overeind
 
de klok was weer gaan slaan.
 
 
 
Die goeie grijze torenklok
 
die had erop gewacht
 
dat eindelijk eens iedereen
 
aan blookren had gedacht
 
 
 
Toen was het torentje tevree
 
en lachte bij zichzelf;
 
En is weer aan de tik gegaan
 
precies om half elf.
 
 
 
Sindsdien gaat alles in die stad
 
weer rustigjes zijn gang.
 
Men weet precies hoe laat het is,
 
en dat is van belang.
 
 
 
Om half elf blookert iedereen
 
met een tevreden snoet
 
jaja, zo'n grijze torenklok
 
die weet wel wat hij doet.