Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 50:
De orde heeft tot 1945 ook Duitse ridders-expectanten en commandeurs gekend. Koning Willem III heeft zelfs tegen het grote aantal Duitse voordrachten geprotesteerd. Na 1871 werden er nog elf Duitse edelen tot kapittelridders benoemd. In 1937 werd vastgelegd dat de er geen Duitse onderdanen meer in de orde zouden worden opgenomen. In 1946 werden de Duitse leden geschrapt uit het ledenregister. De enige Duitse commandeur, [[Wolf Dietrich von Trotha]], die sinds 1935 lid van het kapittel was, trof hetzelfde lot.
 
Mogelijke ridders-expectanten worden vaak al bij hun geboorte als "edelexpectant" aangemeld. Op hun 21e verjaardag kunnen zij als ridder-expectant tot de orde toetreden. Op hun 30edertigste jaar zijn zij verkiesbaar in het kapittel. Het entreegeld bedraagt 1200 gulden.
De kapittelridders worden niet tot ridder [[ridderslag|geslagen]], maar leggen een eed af.
Het kapittel bestaat uit de landcommandeur, de coadjutor, elf commandeurs en de eerste en tweede kapittelridder.
Regel 66:
van vóór 1795 en één adellijk kwartier maternel (aan de moederszijde) zonder ouderdomsgrens vereist<ref>Jaarverslag 2006 - Hoge Raad van Adel op [http://www.hogeraadvanadel.nl/HRvA_jaarverslag_2006.pdf]. Gezien 3 augustus 2013.</ref>.
 
In 1992 werd het Duitse Huis gedeeltelijk teruggekocht. De orde heeft in Nederland 130 verpachte boerderijen en 1430 hectare landbouwgrond, waarvan het grootste deel in de [[Utrecht (provincie)|provincie Utrecht]]. Uit de pachtopbrengsten wordt jaarlijks 1,2 miljoen euro uitgekeerd aan goede doelen.<ref>''De landheer verpacht voor een aalmoes''. [[de Volkskrant]], 22 december 2020.</ref>
 
==Activiteiten van de Ridderlijke Duitsche Orde in de protestantse Balije Utrecht==