Geschiedenis van de elektriciteit: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Equinoxepart5 (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 2001:984:6A87:1:4981:BC9:AD9C:95A0 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door ErikvanB
gwrvgw
Labels: Vervangen Ongedaan gemaakt Misbruikfilter: Leeghalen Visuele tekstverwerker
Regel 1:
{{Zijbalk wetenschapsgeschiedenis}}
De '''geschiedenis van de elektriciteit''' beschrijft de indruk die de [[elektriciteit|elektrische]] en [[magnetisme|magnetische]] verschijnselen hebben achtergelaten op de mens in de historie. Al sinds de oudheid hebben vele mensen en instanties nagedacht over de elektrische fenomenen zoals bliksem, die ze waarnamen maar niet konden verklaren. Vanaf de [[19e eeuw]] werd de bestudering meer theoretisch van aard terwijl vanaf de [[20e eeuw]] de praktische toepassing een grote vlucht nam.
{{Inhoud}}
{{Clearboth}}
 
== Oudheid ==
{| class="toccolours collapsible vatop" style="width:270px; float:right; margin-left: 1em; font-size: 85%;"
! colspan="2" align=center | Tijdlijn van elektriciteit
|-
| width="15%" | {{nowrap|Ca. [[600 v.Chr.]]}}
| Het fenomeen van [[magnetisme]] en [[statische elektriciteit]] is bekend bij de oude [[Grieken]].
|-
| {{nowrap|Ca. [[580 v.Chr.]]}}
| De Griekse filosoof [[Thales van Milete|Thales]] houdt zich bezig met statische elektriciteit.
|-
| {{nowrap|[[4e eeuw v.Chr.]]}}
| In China noteert de [[Guiguzi|Meester uit het Demonendal]] dat [[zeilsteen]] ijzer aantrekt.
|-
| {{nowrap|[[1e eeuw v.Chr.]]}}
| Eerste vermelding van de ''sinan'', een naar het zuiden wijzende lepel die gebruikt wordt voor [[geomantiek]] (opgetekend in de ''Hanfeizi Youdu'', gecompileerd door [[Liu Xiang (wetenschapper)|Liu Xiang]])
|}
Elektrische verschijnselen waren in de [[oudheid]] nog onverklaard en wekten daarom vaak angst op bij de mens. De meest voorkomende uiting van elektrische krachten was in die tijd ongetwijfeld het soms verwoestende natuurverschijnsel [[onweer]].
 
De oude [[Oude Egypte|Egyptenaren]] beschreven al rond [[28e eeuw v.Chr.|2750]] voor Christus de schokken van elektrische vissen (bijvoorbeeld [[siddermeervallen]]), die ze de "donders van de [[Nijl]]" noemden en die ze als de beschermers van alle andere vissen zagen.
 
Maar ook [[statische elektriciteit]] was geen onbekend verschijnsel. Beïnvloed door [[Mesopotamië|Mesopotamische]] culturen beschreef de Griekse filosoof [[Thales van Milete]] reeds de [[elektrostatica|elektrostatische]] eigenschappen van [[barnsteen]] – versteend hars van bomen – in de [[6e eeuw v.Chr.|6e eeuw voor Christus]]. Hij merkte, dat als er over een voorwerp van barnsteen werd gewreven, dit lichte voorwerpen als haar aantrok, en als er lang genoeg werd gewreven, er zelfs een vonk oversprong.
 
Het magnetisme wordt voor het eerst beschreven in de [[4e eeuw v.Chr.|4e eeuw voor Christus]] door de [[Zhou-dynastie|Chinezen]] in het "boek van de heerser van de duivelvallei" (鬼谷子), waarin [[magnetiet]] beschreven wordt als materiaal dat ijzer doet komen of aantrekken.<ref name="LiShu">Li Shu-hua, ''Origine de la Boussole 11. Aimant et Boussole'', ''Isis'', Vol. 45, No. 2. (Jul., 1954), p.175</ref> De [[Grieken]] gaven het fenomeen de naam "magnetisme", naar het mineraal [[magnetiet]], wat veelvuldig voorkwam nabij de stad [[Magnesia ad Maeandrum|Magnesia]] in [[Anatolië|Klein-Azië]].
{{Clearboth}}
 
== Middeleeuwen ==
{| class="toccolours collapsible vatop" style="width:270px; float:right; margin-left: 1em; font-size: 85%;"
! colspan="2" align=center | Tijdlijn van elektriciteit
|-
| width="15%" | [[1088]]
| [[Shen Kuo]] beschrijft als eerste een navigationeel [[kompas|naaldkompas]].
|-
| [[1187]]
| [[Alexander Neckham]] maakt melding van een beschrijving van een kompas. 20 jaar later verschijnt een boekwerk van hem: ''De natura rerum''. Hierin staat een beschrijving van een magnetisch kompas.
|-
| [[1269]]
| [[Petrus Peregrinus]] vermeldt zijn experimenten met magnetische stenen in zijn boek: ''Epistola de Magnete''.
|-
| [[1550]]
| [[Girolamo Cardano]] maakt onderscheid tussen elektrische en magnetische krachten.
|}
Gedurende de [[Middeleeuwen]] veranderde het magnetisme van een onbegrepen filosofisch concept tot een instrument waarmee de nieuwe wereld kon worden ontdekt. De Chinees [[Shen Kuo]] beschreef in 1088 in zijn ''[[Meng Xi Bi Tan]]'' ([[Mandarijn (taal)|Mandarijn]]: 夢溪筆談 – ''droom-poel-verhandelingen'') als eerste een magnetische [[kompas]]naald, die voor [[navigatie]] gebruikt kon worden (deze werd in Europa pas in 1187 door [[Alexander Neckam]] beschreven).<ref>Bowman 2000, p. 599; Mohn 2003, p. 1</ref> De theorie achter het magnetisme werd in de loop van de eeuwen verder verfijnd door onder andere de Fransman [[Petrus Peregrinus]]. Ook vermeldt hij het feit dat er twee specifieke uiteinden aan een magneet zitten, de magneetpolen.
 
In 1550 werd door de Italiaanse wetenschapper [[Girolamo Cardano]] in het werk ''De Subtilitate Rerum'' betoogd dat elektrische en magnetische aantrekkingskrachten twee verschillende krachten zijn. Dit baseerde hij op het feit dat barnsteen alle soorten lichte voorwerpen aantrok, maar magneetsteen alleen ijzer.
{{Clearboth}}
 
== 17e eeuw ==
{| class="toccolours collapsible vatop" style="width:270px; float:right; margin-left: 1em; font-size: 85%;"
! colspan="2" align=center | Tijdlijn van elektriciteit
|-
| width="15%" | [[1600]]
| [[William Gilbert]] legt een verband tussen elektriciteit en magnetisme.
|-
| [[1629]]
| [[Niccolò Cabeo]] beschrijft elektrische afstoting.
|-
| [[1646]]
| [[Thomas Browne]] gebruikt voor het eerst het woord ''elektriciteit'' in een publicatie.
|-
| [[1650]]
| [[Otto von Guericke]] vindt de [[elektriseermachine]] uit.
|-
| [[1675]]
| [[Robert Boyle]] deelt mee dat elektrische aantrekking en afstoting ook in vacuüm optreedt.
|}
De Engelse natuurwetenschapper [[William Gilbert]], lijfarts van koningin [[Elizabeth I van Engeland|Elizabeth I]], borduurde verder op het werk van Cardano. Zo ontdekt hij dat ook andere stoffen, zoals glas, zwavel, bijenwas en edelstenen, gelijke eigenschappen hebben als barnsteen. Omdat de [[Grieks]]e benaming van barnsteen "elektron" is, besloot hij deze stoffen ''elektrika'' te noemen.<ref>{{Citeer web
| url = http://jan.sleutels.com/teksten/spanning.pdf
| titel = Archeologie van de elektriciteit
| bezochtdatum = 21 april 2010
| auteur = {{aut|Sleutels}}, Jan
| taal = nl
| citaat = In een verklarende woordenlijst bij zijn boek schreef hij: "Elektrika zijn de dingen die op dezelfde manier aantrekken als barnsteen".
}}</ref>
 
Zijn belangrijkste werk is ''De Magnete, Magneticisque Corporibus, et de Magno Magnete Tellure'', een verhandeling over magnetisme uit 1600. In dit boek beschreef Gilbert de relatie tussen [[statische elektriciteit]] van barnsteen en magnetische effecten. Dit was het begin van de wetenschappelijke studie naar de samenhang tussen magnetisme en elektriciteit.
 
Hierbij maakte Gilbert onderscheid tussen 'elektrische' en 'niet-elektrische' lichamen. De eerste konden door wrijving elektrisch geladen worden, doordat deze overvloedig voorzien waren van een onzichtbaar fluïdum dat vrijkwam bij wrijving. Dat dit niet gebeurde bij niet-elektrische lichamen kwam doordat ze dit fluïdum niet bevatten. Deze visie op elektriciteit zou tot ver in de 18e eeuw dominant blijven.
{| class="toccolours vatop" style="width:155px; float:left; margin-right: 1em; font-size: 85%;"
| Elektriciteit is afgeleid van het Neolatijnse woord ''electricus'', wat "van barnsteen" betekent – dat zelf weer van ''ήλεκτρον'' [èlektron] komt, het Griekse woord voor "barnsteen".
|}
 
In 1646 werd voor het eerst het Engelse woord ''electricity'' gebruikt door de Britse schrijver [[Thomas Browne]] in zijn werk ''Pseudodoxia Epidemica''. Een andere pionier was [[Robert Boyle]], wiens belangrijkste ontdekking was dat elektrisch geladen objecten ook in een vacuüm lichte voorwerpen aantrekken. Dit gaf aan dat het elektrisch effect niet van [[lucht]] als medium afhankelijk was.
 
Enkele jaren later ontdekte de Duitse natuurkundige [[Otto von Guericke]] dat bollen met een elektrische lading elkaar afstoten. In 1650 bouwde hij in [[Maagdenburg (stad)|Maagdenburg]] een primitieve elektrostatische generator in de vorm van een ronddraaiende zwavelbol die met handwrijven geladen werd.<ref>Wayenburg, blz. 31</ref> Door de uitvinding van de [[elektriseermachine]] werd de weg vrijgemaakt om elektriciteit wetenschappelijk te bestuderen. Vele wetenschappers, onder wie [[Francis Hauksbee]] en [[Jesse Ramsden]], verbeterden deze machine verder in de [[18e eeuw]]. Zo werd de zwavelbol vervangen door een glazen bol, later glazen schijf. Met [[influentie]]machines, zoals die van [[Wilhelm Holtz]] en [[James Wimshurst]], verscheen er een nieuwe generatie, krachtige elektriseermachines.
{{Clearboth}}
 
== 18de eeuw ==
{| class="toccolours collapsible vatop" style="width:270px; float:right; margin-left: 1em; font-size: 85%;"
! colspan="2" align=center | Tijdlijn van elektriciteit
|-
| width="15%" | [[1729]]
| [[Stephen Gray]] ontdekt dat sommige materialen geleidende eigenschappen hebben.
|-
| [[1733]]
| [[Charles du Fay]] maakt onderscheid tussen positieve en negatieve elektrische lading.
|-
| [[1746]]
| [[Benjamin Franklin]] doet onderzoek naar elektriciteit aan de hand van een zogenaamde elektrische buis, die hij gekregen had van een collega.
|-
| [[1752]]
| [[Benjamin Franklin]] voert zijn bliksemexperiment uit.
|-
| [[1753]]
| [[Georg Wilhelm Richmann]] vindt de dood bij proeven met onweer.
|-
| [[1759]]
| Elektriciteit wordt wiskundig beschreven door [[Franz Aepinus]], hierdoor kan men elektriciteit "zien" door middel van berekeningen.
|-
| [[1770]]
| [[Alessandro Volta]] vindt de [[elektrofoor]] uit en verbetert de [[elektroscoop]].
|-
| [[1774]]
| [[Georges-Louis Le Sage]] bouwt een elektrostatische telegraaf.
|-
| [[1785]]
| [[Charles-Augustin de Coulomb]] maakt zijn bevindingen bekend aan de hand van zijn onderzoek naar aantrekkende en afstotende eigenschappen van elektrisch geladen lichamen.
|-
| [[1791]]
| [[Luigi Galvani]] ontdekt in ontlede kikkerpoten ''dierlijke elektriciteit''.
|-
| [[1800]]
| [[Alessandro Volta]] vindt de elektrische [[Batterij (elektrisch)|batterij]] uit.
|-
| 1800
| [[William Nicholson (scheikundige)|William Nicholson]] en [[Anthony Carlisle]] ontleden water in [[Waterstof (element)|waterstof]] en [[Zuurstof (element)|zuurstof]].
|}
 
==== Natuurwetenschap ====
De 18e eeuw was de periode waarin de wetenschap, en dan met name de natuurwetenschap in de mode is. Vooral onder de adel en de betere burgerij nam de belangstelling snel toe.
 
Tijdens zijn onderzoek naar statische elektriciteit ontdekte de Engelse wetenschapper [[Stephen Gray]] in 1729 dat 'niet-elektrische' lichamen weliswaar niet door wrijving geladen werden, maar wel de elektrische eigenschappen konden doorgeven indien ze in verbinding stonden met een elektrisch geladen lichaam. Daarmee had hij ontdekt dat sommige materialen geleidende eigenschappen hebben, terwijl andere materialen die niet hebben. Hij was de eerste die onderscheid maakte tussen geleiders en isolatoren. Via een metalen draad opgehangen aan draden van [[Zijde (textiel)|zijde]] wist hij elektriciteit over een afstand van 900 voet te verplaatsen.
 
In zijn boek ''Six mémoires sur l'Électricité'' uit 1733 maakte de Franse natuurkundige [[Charles du Fay]] onderscheid tussen twee soorten ladingsfluïdum: ''vitreuse'' (glasachtig) en ''resineuse'' (harsachtig). Deze termen werden later door [[William Watson]] en [[Benjamin Franklin]] vervangen door termen "negatieve" en "positieve" elektriciteit.<ref>{{en}}{{Citeer web |url=http://www.sparkmuseum.com/BOOK_DUFAY.HTM |titel=Two Kinds of Electrical Fluid: Vitreous and Resinous - 1733 |uitgever=Sparkmuseum |bezochtdatum=24 februari 2010}}</ref> [[Jean-Antoine Nollet]], die met Du Fay samenwerkte en later hoogleraar werd aan de [[universiteit van Parijs]], interpreteerde deze soorten elektriciteit als twee soorten elektrische vloeistof.
 
In 1745 ontdekten de [[Nederland]]se wetenschapper [[Pieter van Musschenbroeck]] en de [[Duitsland|Duitser]] [[Ewald Georg von Kleist]] onafhankelijk van elkaar, dat lading bewaard kon worden. De opgewekte lading van een elektriseermachine sloegen zij op in een zogenoemde [[Leidse fles|Leidsche fles]], een toestel dat we nu [[condensator]] noemen. <!--De Leidse fles was een glazen fles met water vastgehouden in de hand waar de lading instroomde (elektriciteit werd immers gezien als een onzichtbare vloeistof).-->
 
In tegenstelling tot Du Fay geloofde Van Musschenbroeck (en ook Franklin<ref>Wayenburg, blz. 35</ref>) dat er maar één soort elektriciteit bestond. Op basis van proeven met de Leidse fles, waarmee hij vonken onttrok aan proefpersonen, kwam hij met de suggestie dat één enkel soort elektrische fluïdum werd overgebracht van fles naar persoon als de één een overschot en de andere een tekort aan elektriciteit bezat. Overdracht gebeurde via elektrische ''effluvia'' of 'uitvloeisels'.<ref>Lang, blz. 46</ref>
 
===Franklin, Coulomb & Volta <!--Betere titel: Ware aard van elektriciteit--> ===
In 1752 legde de Amerikaanse wetenschapper en politicus [[Benjamin Franklin]] de link tussen bliksem en elektriciteit en vond hiermee de [[bliksemafleider]] uit. Hij neutraliseerde hiermee de gevaarlijke effecten van de bliksem. De bliksem was toen de enige krachtige vorm van elektriciteit. Hij slaagde er niet in om deze vorm van elektriciteit te beheersen. Franklin maakte voor het eerst onderscheid tussen positieve en negatieve lading. Tevens was hij de eerste die het tot dan toe onbegrepen fenomeen [[sint-elmsvuur]] zag als een vorm van natuurlijke elektriciteit. Ongevaarlijk waren deze experimenten met bliksem trouwens niet: de natuurkundige [[Georg Wilhelm Richmann]] werd in [[Sint-Petersburg]] geëlektrocuteerd toen de bliksem insloeg in zijn vliegertouw.
 
In 1780 ontdekte de Italiaanse anatoom [[Luigi Galvani]], dat hij de poot van [[kikkers]] kon laten bewegen met behulp van elektriciteit. Hij meende ten onrechte daaruit te concluderen, dat hij de zogenoemde ''dierlijke elektriciteit'' had ontdekt. Dit zou volgens hem de levenskracht zijn, die alles zou laten bewegen. Deze ontdekking leidde begin [[19e eeuw]] tot een nieuwe vorm van amusement. Onder grote publieke belangstelling werden lichamen van opgehangen misdadigers met elektriciteit weer in beweging gebracht.
 
[[Bestand:Bcoulomb.png|thumb|De [[torsiebalans]] waarmee Coulomb de elektrostatische wet van de omgekeerde evenredigheid met het kwadraat van de afstand verifieerde<ref>Fregonese, blz. 25</ref>]]
In zeven brieven gericht aan de Franse wetenschapsacademie publiceerde de Franse natuurkundige [[Charles-Augustin de Coulomb]] tussen 1785 en 1791 de wetten van elektrostatica. Deze wetten beschrijven de interactie van twee of meerdere elektrostatische ladingen – gelijke ladingen stoten elkaar af terwijl ongelijke ladingen elkaar aantrekken. Bij iedere halvering van de afstand neemt de kracht met een factor vier toe.
 
Om aan te tonen dat de dierlijke elektriciteit van Galvani niet bestond bouwde [[Alessandro Volta]], hoogleraar natuurkunde te Pavia, in 1800 de naar hem genoemde [[Zuil van Volta]]. Met deze voorloper van de [[Batterij (elektrisch)|moderne batterij]] kon hij een ononderbroken, permanente stroom produceren, in tegenstelling tot elektrostatische machines die altijd in één enkele stroomstoot ontlaadden. Zijn batterij bestond uit op elkaar gestapelde schijfjes [[zilver]] (later [[Koper (element)|koper]]) en [[Zink (element)|zink]], gescheiden door in een zwavelzuuroplossing gedrenkte wollen lapjes. Zo ontstond een krachtige spanningsbron die een hernieuwde impuls gaf in het elektrisch onderzoek.
 
Pas een halve eeuw later werd door experimenten van onder andere [[Leopoldo Nobili]] (1834), [[Carlo Matteucci]] (1842) en [[Emil du Bois-Reymond]] (1848) aangetoond dat er elektrische stroompjes door de zenuwen lopen die in het lichaam zelf worden opgewekt en de spieren laten bewegen. Zoals Galvani al dacht bleek hieruit dat dierlijke elektriciteit toch bestaat.
{{Clearboth}}
 
== 19e eeuw ==
{| class="toccolours collapsible vatop" style="width:270px; float:right; margin-left: 1em; font-size: 85%;"
! colspan="2" align=center | Tijdlijn van elektriciteit
|-
| width="15%" | [[1802]]
| [[Humphry Davy|Davy]] vindt de [[booglamp]] uit: licht maken via een elektrische stroom.
|-
| [[1809]]
| [[Samuel Thomas von Sömmerring]] construeert de elektrochemisch telegraaf.
|-
| [[1811]]
| [[Siméon Poisson|Siméon-Denis Poisson]] toont de relatie aan tussen elektriciteit en wiskunde.
|-
| [[1820]]
| [[Hans Christian Ørsted]] ontdekt dat een kompasnaald beweegt in de nabijheid van een stroomvoerende draad.
|-
| 1820
| [[André-Marie Ampère]] bewijst dat een elektrische stroom een magnetisch veld opwekt.
|-
| [[1821]]
| [[Michael Faraday]] maakt een primitieve elektromotor.
|-
| [[1821]]
| Door een metalen strip (die opgebouwd is uit twee verschillende metalen) te verhitten, ontdekt [[Thomas Seebeck]] [[Thermo-elektrisch effect|thermo-elektriciteit]].
|-
| [[1823]]
| [[William Sturgeon]] maakt een [[elektromagneet]] die meer dan 10 keer zijn eigen gewicht kan optillen.
|-
| [[1827]]
| [[Georg Ohm]] toont de relatie aan tussen spanning, stroom en weerstand in een stroomkring: U=I×R.
|-
| [[1830]]
| [[Joseph Henry]] ontdekt dat je een spanning kunt opwekken in een draad, wanneer je deze aan een wisselend magnetisch veld blootstelt.
|-
| [[1831]]
| Onafhankelijk van Henry ontdekt ook Faraday elektromagnetische inductie.
|-
| [[1832]]
| [[Pavel Schilling]] creëert de eerste elektromagnetische telegraaf; enkele maanden later gevolgd door [[Carl Friedrich Gauss|Gauss]] en [[Wilhelm Eduard Weber|Weber]].
|-
| 1832
| [[Hippolyte Pixii]] bouwt de eerste [[dynamo]].
|-
| [[1833]]
| Faraday stelt zijn elektrolysewetten op.
|-
| [[1835]]
| Henry vindt het [[relais]] uit, een elektromagnetisch bediende schakelaar.
|-
| [[1837]]
| [[Thomas Davenport]] bouwt de eerste industriële [[elektromotor]].
|-
| [[1838]]
| [[Charles Wheatstone]] en [[William Fothergill Cooke]] leggen in Engeland de eerste telegrafielijn aan.
|-
| [[1839]]
| [[William Grove]] ontwikkelt de eerste [[brandstofcel]].
|-
| [[1843]]
| [[Alexander Bain (uitvinder)|Alexander Bain]] verkrijgt een octrooi op de "kopieertelegraaf", voorloper van de [[fax]].
|-
| [[1844]]
| [[Samuel Morse]] verzendt in Amerika zijn eerste telegram.
|-
| [[1850]]
| Eerste [[onderzeese telegraafkabel]] tussen Engeland en Frankrijk.
|-
| [[1858]]
| De eerste [[trans-Atlantische telegraafkabel]] wordt gelegd.
|-
| [[1859]]
| [[Gaston Planté]] vindt de eerste oplaadbare batterij ([[Accumulator|accu]]) uit.
|-
| [[1861]]
| [[James Clerk Maxwell]] beschrijft de wetten over elektromagnetisme en elektromagnetische golven.
|-
| [[1866]]
| [[Georges Leclanché]] vindt de droge [[zink-koolstofcel]] uit.
|-
| [[1869]]
| [[Zénobe Gramme]] maakt een betrouwbare [[dynamo]].
|-
| [[1873]]
| Gramme ontdekt dat zijn dynamo ook kan functioneren als elektromotor.
|-
| [[1873]]
| [[Willoughby Smith]] bevestigt de lichtgevoeligheid van [[seleen]].
|-
| [[1874]]
| [[Karl Ferdinand Braun]] ontdekt de werking van de [[kristaldetector]].
|-
| [[1876]]
| [[Alexander Graham Bell]] krijgt een patent op de [[Telefoontoestel|telefoon]].
|-
| [[1878]]
| [[Joseph Swan]] laat de eerste praktische [[gloeilamp]] zien.
|-
| [[1879]]
| [[Thomas Edison|Thomas Alva Edison]] verbetert de gloeilamp van Swan.
|-
| [[1880]]
| [[Pierre Curie|Pierre]] en [[Paul-Jacques Curie]] ontdekken in kwarts het [[piëzo-elektrisch effect]].
|-
| [[1881]]
| [[Lucien Gaulard]] en [[John Dixon Gibbs]] demonstreren de eerste [[transformator]].
|-
| [[1886]]
| [[Heinrich Hertz]] wekt de reeds door Maxwell voorspelde [[Radiogolf|radiogolven]] op.
|-
| [[1887]]
| Hertz ontdekt het [[foto-elektrisch effect]].
|-
| [[1888]]
| [[Nikola Tesla]] vindt de eerste wisselstroom[[inductiemotor]] uit.
|-
| [[1891]]
| [[Johnstone Stoney]] gebruikt als eerste de naam ''electron'' als elementaire eenheid van elektriciteit.
|-
| [[1895]]
| [[Guglielmo Marconi]] gebruikt de golven van Hertz voor draadloze telegrafie.
|-
| [[1897]]
| [[Karl Ferdinand Braun]] vindt de [[kathodestraalbuis]] uit.
|-
| 1897
| [[Joseph John Thomson]] ontdekt de ware drager van elektriciteit: het [[elektron]].
|-
| [[1900]]
| [[Reginald Fessenden]] weet als eerste een menselijke stem over de ether te versturen. Het zal tot 1906 duren voordat de eerste [[radio]]-uitzending een feit is.
|}
 
=== Elektrochemie ===
De uitvinding van de batterij leidde tot tal van nieuwe elektrische toepassingen. Naast [[galvaniseren|galvanisatie]], het bedekken van een voorwerp met een laagje metaal, ontdekten scheikundigen met behulp van [[elektrolyse]] tal van nieuwe chemische elementen, zoals [[kalium]], [[natrium]], [[barium]], [[calcium]], [[magnesium]] en [[Fluor (element)|fluor]].
 
De Duitse professor [[Thomas Seebeck]] merkte in 1821 op dat wanneer warmte wordt toegevoerd aan een verbindingslas van twee verschillende metalen, dat in de draden een [[elektrische spanning]] wordt opgewekt: [[Thermo-elektrisch effect|thermo-elektriciteit]]. Hierdoor is de uitvinding van het [[thermokoppel]] een feit. In 1834 ontdekte de Franse natuurkundige [[Jean Peltier]] het tegenovergestelde effect – wanneer een stroom door het thermokoppel wordt gestuurd zal de temperatuur ter plaatse van de las stijgen of dalen, afhankelijk van de stroomrichting. Dit wordt het [[peltiereffect]] genoemd.
 
Ondanks de vele proeven die ze deden met stroom en spanning beschouwden wetenschappers ze als twee afzonderlijke verschijnselen. Het was de Duitse wiskundige [[Georg Ohm]] die de relatie tussen stroom en spanning bewees. Tijdens zijn onderzoek naar het geleidingsgedrag van verschillende metaaldraden toonde hij aan dat er lineaire relatie was tussen de stroomsterkte door de draad en de aangelegde spanning: [[Wet van Ohm|U = I × R]]. De resultaten van zijn onderzoek publiceerde hij in 1827 in ''Die galvanische Kette, mathematisch bearbeitet''.
 
=== Elektromagnetisme ===
De eerste die de link aantoonde tussen elektriciteit en magnetisme was de Deense hoogleraar [[Hans Christian Ørsted]]. In 1820 zag hij bij toeval dat een magneetnaald reageerde op een nabijgelegen draad waar een elektrische stroom door liep. Een verklaring van dit fenomeen kon Ørsted niet geven.
 
Het was de Franse wiskundige [[André-Marie Ampère]] die kort na de publicatie van Ørsted de wiskundige onderbouwing gaf. In verder onderzoek ontdekte Ampère daarnaast dat twee parallelle stroomdraden elkaar aantrekken als de stromen in dezelfde richting lopen, maar elkaar afstoten als die in tegengestelde richting lopen. De kracht waarmee dat gebeurt was evenredig met de stroomsterkte en omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tussen de draden. Hiermee wist Ampère als eerste stroom te kwantificeren.
 
Naast Ampère raakte ook de Brit [[Michael Faraday]], assistent van Davy, sterk geïnspireerd door het werk van Ørsted. Hij veronderstelt dat de elektrische stroom de kompasnaald van richting verandert omdat de stroom rond de draad cirkelvormige magnetische krachtlijnen laat ontstaan. Op basis van deze stelling lukte het hem in 1821 om een elektrische stroom om te zetten in een roterende beweging – het principe van de [[elektromotor]] was geboren. Tevens was Faraday de eerste die elektriciteit beschreef in de vorm van veldlijnen.
 
Ervan overtuigd dat energie binnen een systeem behouden blijft, beredeneerde Faraday dat het omgekeerde ook mogelijk moet zijn – met magnetisme elektriciteit creëren. Pas tien jaar later, rond 1831, bewees hij dat de beweging van een sterke magneet in een [[spoel|draadspoel]] een korte elektriciteitspuls in de spoel kon opwekken. Faraday had de (elektro)magnetische inductie ontdekt, het principe achter de [[dynamo]] en de [[transformator]].
 
Op basis van Faradays experimenten ontwierp de Fransman [[Hippolyte Pixii]] in 1832 de eerste bruikbare dynamo. Pixii's toestel bevatte twee door een draaiwiel aangedreven roterende magneten, die zich voorbij een spoel met ijzerkern bewoog. Dankzij de door Ampère voorgestelde [[commutator]] bouwde hij in 1833 de eerste gelijkstroomdynamo.
 
Onafhankelijk van Faraday had de Amerikaanse natuurkundige [[Joseph Henry]] een jaar eerder (1830) ook het fenomeen van zelfinductie ontdekt. Maar omdat Faraday zijn bevindingen als eerste publiceerde wordt hij officieel erkend als de ontdekker ervan. In 1835 vond Henry het [[relais]] uit – een elektromagnetische schakelaar die op afstand bediend kan worden. Werkend als versterker konden dankzij het relais telegrafieberichten over steeds grotere afstand verstuurd worden.
 
=== Telegrafie & telefonie ===
Vanaf het moment dat elektriciteit beschikbaar kwam gingen wetenschappers op zoek naar praktische toepassingen. Vanuit eerdere proeven was bekend dat elektriciteit zich met hoge snelheid voortbeweegt.
 
Een van de eerste praktische toepassingen van elektriciteit was het versturen van berichten over lange afstanden, de [[telegrafie]]. Hoewel de Zwitserse natuurkundige [[Georges-Louis Le Sage]] reeds in 1774 had geprobeerd een elektrostatische telegraaf te bouwen, zou het tot het begin van 19e eeuw duren voordat telegrafie pas echt van de grond kwam.
 
De eerste wetenschapper die met een werkbaar telegraafsysteem kwam was [[Samuel Thomas von Sömmerring]]. In 1809 construeerde hij een elektrochemische telegraaf bestaande uit 35 met water gevulde glazen buisjes – voor bijna elke letter van het Latijnse alfabet – waar hij met behulp van elektrolyse gasbelletjes in liet ontstaan. Vanwege de complexiteit werd zijn telegraaf geen succes.
 
In navolging van de ontdekking van Ørsted bouwde in 1832 de Russische baron [[Pavel Schilling]] de eerste elektromagnetische telegraaf. Enkele maanden later bouwden de Duitse hoogleraren [[Carl Friedrich Gauss]] en [[Wilhelm Eduard Weber|Wilhelm Weber]] hun versie van de elektromagnetische schrijftelegraaf. In Göttingen wisten ze een afstand van 1200 meter te overbruggen.
 
De Britse [[William Fothergill Cooke]] woonde in 1836 een lezing bij aan de universiteit van Heidelberg waarin de telegraaf van Schilling werd gedemonstreerd. Meteen zag Cooke de onbegrensde toekomstige mogelijkheden van deze uitvinding. Terug in Engeland begon hij te werken aan de telegraaf, maar het ontbrak hem aan elektrotechnische kennis om signalen te versturen over lange afstand. Hij vroeg professor [[Charles Wheatstone]] om advies en deze loste Cookes problemen op. In mei 1837 kregen ze gezamenlijk patent op de wijzertelegraaf, om vervolgens het jaar daarop in Groot-Brittannië de eerste commerciële telegrafielijn aan te leggen.
 
De echte doorbraak voor de elektrische telegraaf kwam uit de Verenigde Staten.
Met name het pionierswerk van de Amerikaanse tekenleraar [[Samuel Morse]] was van grote invloed op deze ontwikkeling. Al vanaf 1833 werkte hij aan de schrijftelegraaf waar hij drie jaar later patent op aanvroeg. Samen met [[Alfred Vail]] bedacht hij een seriële-code – het [[morse]] – waardoor hij slechts één enkele draad nodig had om alle karakters van het alfabet te versturen. (Als retourgeleider werd de aarde gebruikt.)
 
Ondanks de hoge aanlegkosten nam telegrafie in de tweede helft van de 19e eeuw een grote vlucht. Dankzij de vondst van [[guttapercha]] (een soort natuurrubber) als isolatiemateriaal konden de [[John Watkins Brett|gebroeders Brett]] omstreeks 1850 de eerste [[onderzeekabel]] aanleggen op de bodem van [[het Kanaal]]. Hoewel hij maar kort in bedrijf is geweest, zou slechts acht jaar later door technici een van de grootste prestaties van die tijd geleverd worden: de aanleg van de [[trans-Atlantische telegraafkabel]] in 1858.
 
Net als bij de telegraaf was de uitvinding van de [[telefonie|telefoon]] het werk van meerdere personen. Hoewel [[Alexander Graham Bell]] op [[7 maart]] [[1876]] octrooi kreeg op de telefoon, was hij niet de eerste. Ruim 22 jaar eerder had de Franse telegraafbeambte [[Charles Bourseul]] het basisprincipe van telefonie geformuleerd en in 1862 lukte het de Duitser [[Philipp Reis]] – de naam ''telephon'' is van hem afkomstig – om een werkend toestel te maken en (mogelijk) te demonstreren.
 
Een bijna vergeten naam in de geschiedenis is die van [[Antonio Meucci]]. In 1871 vroeg de uit Italië afkomstige immigrant in de Verenigde Staten een cavaat<ref>Cavaat: registratie van een idee vooruitlopend op een volledig patent</ref> aan voor de ''teletrophone''. Maar wegens geldproblemen kon Meucci zijn idee niet omzetten in een officieel octrooi, waardoor zijn aanspraak verliep en de weg voor Bell openlag. Net als bij telegrafie maakte telefonie een snelle technologische ontwikkeling door op het gebied van communicatie. Binnen enkele jaren verdrong ze de telegraaf.
 
=== Elektromagnetische straling ===
De wiskundige relatie tussen elektriciteit en magnetisme werd in 1861 beschreven door de Brit [[James Clerk Maxwell]] in het werk ''On Physical Lines of Force''. In een aantal formules vatte hij hiermee honderd jaar wetenschappelijk onderzoek samen. Maxwells vergelijkingen beschrijven de richting en grootte van elektrische en magnetische velden. De oplossing is een [[Elektromagnetische straling|elektromagnetische golf]] die zich voortplant met de [[lichtsnelheid]]. Hieruit concludeerde Maxwell dat (zichtbaar) [[licht]] ook een vorm van elektromagnetische straling is. (''A Dynamical Theory of the Electromagnetic Field'', 1865) Later werd bekend dat elektromagnetische straling overgedragen wordt door lichtdeeltjes, [[foton]]en.
 
In 1886 wist de Duitse docent natuurkunde [[Heinrich Hertz]] de reeds door Maxwell voorspelde elektromagnetische golven op te wekken met zijn [[oscillator (elektronica)|oscillator]]. Hertz zelf zag geen praktische toepassingen voor zijn ontdekking, maar anderen zagen wel de relevantie ervan. De Engelse natuurkundige [[Oliver Heaviside]] zei in 1891: "Drie jaar geleden waren elektromagnetische golven nergens. Maar nu zijn ze overal."
 
Het bleek dat elektromagnetische golven uitermate geschikt waren als medium om informatie over grote afstanden te verzenden. Hoewel verschillende wetenschappers hiermee bezig waren was het de jonge Italiaan [[Guglielmo Marconi]] die in 1895 als eerste een morsebericht draadloos wist over te brengen. Zes jaar later zond Marconi voor het eerst een radiosignaal over de Atlantische Oceaan, van [[Cornwall]] in Engeland naar het Canadese [[Newfoundland]].
 
De overdracht van draadloze telegrafie kwam een stap verder in de goede richting toen de Duitse natuurkundige [[Karl Ferdinand Braun]] erin slaagde elektromagnetische golven in de door hem gewenste richting te sturen. Voor hun werk op het gebied van draadloze telegrafie kregen Braun en Marconi in 1909 gezamenlijk de [[Nobelprijs voor de Natuurkunde]].
 
== Tweede industriële revolutie ==
De jaren 80 van de negentiende eeuw waren het startpunt van de [[Industriële revolutie##Tweede industriële revolutie|tweede industriële revolutie]]. Naast de productie van [[Staal (legering)|staal]] en de uitvinding van de [[verbrandingsmotor]] was het – industrieel en later ook huishoudelijk – gebruik van elektriciteit een van de belangrijkste ontwikkelingen van deze revolutie.
 
=== Dynamo/elektromotor ===
[[Bestand:Pacinotti dynamo.jpg|thumb|Pacinotti's macchinetta]]
Dankzij de uitvinding van de dynamo kon op grote schaal, en vele malen goedkoper dan met chemische elementen, elektrische energie worden opgewekt. Volgend op Faradays ontdekking van elektromagnetische inductie ontwikkelde Pixii in 1832 de eerste dynamo. Na Pixii werd de dynamo in de jaren daarna door diverse wetenschappers aanzienlijk verbeterd.
 
Zo vervangt de Italiaanse natuurkundige [[Antonio Pacinotti]] rond 1859 het hoefijzervormige anker door een ringvormig anker, waardoor zijn ''macchinetta'' een veel gelijkmatigere gelijkstroom levert. De Belgische ingenieur [[Zénobe Gramme]] bracht een aantal belangrijke verbeteringen aan en slaagde erin om rond 1870 een ringkernankerdynamo te maken die hogere spanningen en een voldoende sterke gelijkstroom kon produceren.
 
Gedurende de eerste helft van 1830 werden de eerste machines ontwikkeld die elektriciteit konden omzetten in mechanische arbeid. De eerste elektromotor die in staat was om een werktuig aan te drijven werd in 1832 door de Brit [[William Sturgeon]] gebouwd, terwijl in de Verenigde Staten naast Henry ook [[Charles Grafton Page]] en [[Thomas Davenport]] experimentele motoren bouwden.
 
Desondanks bleven de prestaties – en dus de toepasbaarheid – van de elektromotor ver achterlopen bij die van de stoommachine. Het zou tot 1873 duren voordat de elektromotor echt zou doorbreken. In dat jaar (her)ontdekte Gramme samen met zijn partner [[Hippolyte Fontaine]] de omkeerbaarheid van de elektrische machine: de dynamo kan gebruikt worden als elektromotor. Vanaf dat moment liep de ontwikkeling van de elektromotor gelijk op met die van de dynamo.
 
=== Elektrische verlichting ===
In eerste instantie werd de door dynamo's opgewekte energie vooral toegepast in het voeden van [[booglamp]]en. Reeds in 1810 had [[Humphry Davy]] een letterlijk verblindende demonstratie gehouden voor de ''Royal Institution'' in Londen. Tussen twee [[houtskool]]staven, aangesloten op 2000 voltabatterijen, trok hij een vlamboog die fel wit licht uitstraalde.<ref>{{Citeer boek
| achternaam = De Vogeleare
| voornaam = Antoon
| datum = 2009
| titel = Gloeilicht, nu het einde nadert...
| uitgever = Universiteit Gent: Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen
}}</ref> Hiermee toonde hij voor het eerst aan dat het met elektriciteit mogelijk was om licht te creëren. Desondanks zou het enkele decennia duren voordat deze vorm van lichtopwekking gemeengoed werd. Pas na de introductie van de dynamo werden koolspitsbooglampen op grote schaal toegepast als straatverlichting. Voor huishoudelijk gebruik waren de booglampen echter ongeschikt doordat ze een veel te fel en letterlijk oogverblindend licht gaven.
 
Om elektrisch licht in de huiskamer te krijgen was een nieuwe uitvinding noodzakelijk, de [[gloeilamp]]. In tegenstelling tot booglampen kon de minder felle gloeilamp wel in kleine ruimtes worden gebruikt en was hij schoon en gemakkelijk in gebruik. Aan de uitvinding van de gloeilamp hangt vooral de naam van [[Thomas Edison|Thomas Alva Edison]], hoewel hij niet de eerste was die de gloeilamp uitvond: hij verbeterde wel de eerste prototypes die al door andere uitvinders vervaardigd waren en zorgde ervoor dat de gloeilamp uitgroeide tot een commercieel succes. Hiervoor leverde Edison voor zijn klanten een compleet elektriciteitsnetwerk, inclusief dynamo's, kabels en accessoires zoals fittingen, zekeringen en [[Kilowattuurmeter|elektriciteitsmeters]]. In 1882 nam hij 's werelds eerste [[elektriciteitscentrale]] in bedrijf die 110V gelijkstroom leverde aan 59 klanten in [[Lower Manhattan]].<ref>{{Citeer web
| url=http://www.coned.com/history/electricity.asp
| titel=A brief history of Con Edison
| bezochtdatum=28 april 2010
| taal=en
}}</ref>
 
=== Strijd gelijkstroom - wisselstroom ===
Grootste concurrent van Edison was [[George Westinghouse]], een Amerikaanse zakenman die rijk was geworden met de uitvinding van de [[westinghouserem|luchtrem]]. Daar waar Edisons elektriciteitsnetwerk gebaseerd was op lage gelijkspanning – wat leidt tot hoge stromen en dus veel energieverlies in de leidingen – koos Westinghouse voor een alternatief systeem. Tijdens een rondreis door Europa had hij kennisgemaakt met een betere methode om elektriciteit te distribueren. Met [[wisselstroom]] was het mogelijk om spanning voor transport omhoog te transformeren en voor gebruik omlaag te transformeren.
 
Met de hulp van elektrotechnici als [[William Stanley Jr.|William Stanley]] en [[Oliver Shallenberger]] wist hij het [[transformator]]ontwerp van de Europeanen Gaulard en Gibbs aanzienlijk te verbeteren. De grote doorbraak van Westinghouse kwam nadat hij de Servische immigrant [[Nikola Tesla]] aan zich wist te binden. In 1887 ontwikkelde Tesla de [[inductiemotor]].
 
De felle concurrentiestrijd die vervolgens tussen Edison (gelijkstroom) en Westinghouse (wisselstroom) ontstond zou de geschiedenis ingaan als de [[oorlog van de stromen|War of the currents]]. Edison wees met name op de gevaren van de hoge wisselspanning, met alle risico's op een dodelijke [[elektrocutie]]. Ondanks de vele tegenwerkingen en de negatieve publiciteit werd de strijd nog voor de eeuwwisseling beslist in het voordeel van de wisselstroom.
{{Clearboth}}
 
== 20e eeuw ==
{| class="toccolours collapsible vatop" style="width:270px; float:right; margin-left: 1em; font-size: 85%;"
! colspan="2" align=center | Tijdlijn van elektriciteit
|-
| width="15%" | [[1901]]
| [[Peter Cooper Hewitt]] maakt een kwikdamplamp, voorloper van de [[Fluorescentielamp|tl-buis]].
|-
| 1901
| [[Guglielmo Marconi]] verzorgt de eerste trans-Atlantische radioverbinding.
|-
| [[1903]]
| [[Ernest Rutherford]] doet diverse ontdekkingen in de wereld van [[subatomair deeltje|subatomaire deeltjes]], en hun samenhang met elektrische lading.
|-
| [[1904]]
| [[John Ambrose Fleming|Ambrose Fleming]] vraagt octrooi aan op de [[elektronenbuis]]. Het begin van het elektronicatijdperk.
|-
| [[1907]]
| [[Lee De Forest]] vindt de "Audion" uit, waarmee elektrische signalen versterkt kunnen worden.
|-
| [[1909]]
| [[Hendrik Lorentz]] unificeert zijn theorie van elektriciteit van elektronen.
|-
| [[1911]]
| [[Heike Kamerlingh Onnes]] bewijst het bestaan van [[supergeleiding]].
|-
| [[1913]]
| [[Robert Millikan]] berekent de exacte lading van het elektron.
|-
| [[1925]]
| [[John Logie Baird]] laat in Londen de eerste [[televisie]]beelden zien.
|-
| 1925
| Ontdekking van de elektronenspin door [[Samuel Goudsmit]] en [[George Uhlenbeck]].
|-
| [[1931]]
| [[Ernst Ruska]] en [[Max Knoll]] vinden de [[Elektronenmicroscopie|elektronenmicroscoop]] uit.
|-
| [[1932]]
| [[Carl Anderson (natuurkundige)|Carl Anderson]] neemt voor het eerste het [[positron]] waar, de tegenhanger van het elektron.
|-
| [[1939]]
| [[Russell Ohl]] treft bij toeval de [[pn-overgang]] aan in silicium.
|-
| [[1947]]
| [[John Bardeen]], [[William Shockley]] en [[Walter Brattain]] maken de [[transistor]].
|-
| [[1954]]
| [[Bell Labs|Bell Telephone Laboratories]] ontwikkelt zonnecellen, waarmee zonlicht in spanning wordt omgezet.
|-
| 1954
| De eerste [[hoogspanningsgelijkstroom]]lijn wordt aangelegd tussen het vasteland van Zweden en Gotland.
|-
| [[1958]]
| [[Jack Kilby]] ontwikkelt een methode om [[geïntegreerde schakeling]]en (chips) te maken.
|-
| [[1969]]
| [[Marcian Hoff]] vindt de [[microprocessor]] uit.
|-
| [[1970-1979]]
| De [[mobiele telefoon]] doet zijn intrede in het straatbeeld.
|-
| [[1981]]
| De [[personal computer]] kan door de consument worden aangeschaft.
|}
 
=== Ontdekking van het elektron ===
De theorie omtrent de ware aard van elektriciteit veranderde aanzienlijk aan het einde van de 19e eeuw. Natuurkundigen kwamen met de theorie – eigenlijk hypothese – dat elektrische lading op de een of andere manier betrokken was bij de atomaire bouw van materie. Dit leidde tot een verhoogde belangstelling voor experimenten met [[gasontladingsbuis|gasontladingsbuizen]]. In deze buizen werden onder lage druk elektrische ontladingen bestudeerd, waarbij uit de kathode een zwak oplichtende straal verscheen.
 
Het onderzoek naar deze [[kathodestralen]] raakte verdeeld in twee kampen. Duitse wetenschappers, zoals [[Julius Plücker]] en [[Eugen Goldstein]], meenden dat de uitgezonden straling net als licht een golfkarakter bezat. Daar tegenover stond [[William Crookes]], die net als bijna alle Engelse fysici, ervan overtuigd was dat de straling uit deeltjes bestond. De oplossing kwam van [[Joseph John Thomson]], hoogleraar aan het [[Cavendish-laboratorium]].
 
Hoewel hij in eerste instantie ook van het golfkarakter uitging, kon hij in 1897 experimenteel bewijzen dat kathodestralen uit een stroom negatief geladen deeltjes bestonden, die hij ''corpuscles'' noemde en de lading ''electron''.<ref>Lang, blz. 96-97</ref> (Later werd de laatste term voor het geheel gebruikt.) Voor de ontdekking van de drager van elektrische lading kreeg Thomson in 1906 de [[Nobelprijs voor de Natuurkunde]].
 
Omdat elektronen veel kleiner waren dan atomen, zo redeneerde Thomson, zouden ze weleens onderdeel van het atoom kunnen zijn. In zijn visie was het atoom een massieve, positief geladen bol, met erop 'geplakt' de negatief geladen elektronen. De juiste locatie van de elektronen in het atoommodel werd in 1910 definitief aangedragen door [[Ernest Rutherford]] – de negatief geladen elektronen bewegen in schillen rondom de positief geladen atoomkern. In 1913 werd door [[Robert Millikan]] met het [[Proef van Millikan|oliedruppelexperiment]] de exacte lading van één elektron gemeten: 1,602 × 10<sup>−19</sup> [[Coulomb (eenheid)|coulomb]] (Nobelprijs, 1923).
 
Latere natuurkundigen, zoals [[Albert Einstein]] en [[Hendrik Lorentz]] bouwden op deze theorie voort en op de oorspronkelijke ideeën en formules van Maxwell. Het resultaat was de [[kwantummechanica]], die het gedrag beschrijft van atomen en elektronen op het allerkleinste niveau. De kwantummechanica liet zien dat elektronen naast deeltjes ook golven zijn. Dit principe wordt onder andere toegepast in de [[elektronenmicroscopie]], in 1931 uitgevonden door [[Ernst Ruska]], die voorwerpen laat zien zo klein als moleculen. Daarnaast bleek het elektron naast massa en lading, nog een derde fundamentele eigenschap te bezitten: [[spin (kwantummechanica)|spin]].
 
=== Supergeleiding ===
Het elektron bleek over meer geheimen te beschikken dan Thomson, Lorentz en Zeeman hadden voorzien. In 1911 ontdekte de Nederlandse fysicus [[Heike Kamerlingh Onnes]] samen met laboratoriumassistent [[Gilles Holst]] in Leiden tijdens hun cryogene onderzoek het verschijnsel van [[supergeleiding]] – de totale afwezigheid van elektrische weerstand bij zeer lage temperaturen.<ref>Lang, blz. 130-132</ref>
 
De verklaring – waarvan Kamerlingh Onnes dacht dat het met de kwantummechanica te maken had – werd uiteindelijk in 1957 gevonden door [[John Bardeen]], [[Leon Cooper]] en [[Robert Schrieffer]] (Nobelprijs, 1972). In hun [[BCS-theorie]] toonden ze aan dat bij supergeleiding de afstotende kracht tussen twee elektronen wordt omgezet in een aantrekkende kracht. Hierbij worden zogenoemde [[Cooperpaar|Cooperparen]] gevormd met een lading 2''e''.
 
In de jaren 80 en 90 van de 20e eeuw vond men ook dat supergeleiding kan plaatsvinden in keramische materialen bij veel hogere temperaturen (~39K) dan het absolute nulpunt. In 1986 ontdekten de IBM-fysici [[Georg Bednorz]] en [[Alex Müller]] het Zürich-oxide – een keramische legering die al supergeleidend wordt bij een temperatuur van -200&nbsp;°C, waarden die bereikbaar zijn met vloeibaar [[distikstof|stikstof]] in plaats van het dure [[helium]]. Een theoretische verklaring voor deze vorm van supergeleiding is tot op heden nog niet gevonden.
 
=== Elektronica ===
[[Bestand:Nachbau des ersten Transistors.jpg|thumb|Replica van de eerste transistor]]
Niet in 1947 met de uitvinding van de [[transistor]] door [[John Bardeen]], [[William Shockley]] en [[Walter Brattain]] (Nobelprijs 1956) begon het [[elektronica]]tijdperk, maar reeds in 1904 met de uitvinding van de [[elektronenbuis]] door [[John Ambrose Fleming|Ambrose Fleming]].
 
Het principe van deze buis was gebaseerd op het effect van [[thermionische emissie]] of het Edisoneffect dat Edison reeds in 1883 had waargenomen bij de ontwikkeling van de gloeilamp. Dit effect omvat dat elektronen alleen in één richting kunnen bewegen, van de hete kathode naar de koude anode. Hoewel met de elektronenbuis wisselstroom omgezet kon worden in gelijkstroom, kwam de grote doorbraak vijf jaar later.
 
In 1909 voegde de Amerikaan [[Lee De Forest]] een stuurrooster toe aan Flemings buis: de [[triode]]versterker was geboren. Vanaf nu konden zwakke elektrische signalen versterkt worden. De triode vond snel daarna toepassing in de telegrafie, telefonie, radio's en televisies.
 
=== Halfgeleidertechniek ===
Transistors worden gemaakt van [[Halfgeleider (elektronica)|halfgeleiders]], stoffen die wat elektrisch geleidingsvermogen betreft tussen geleiders en isolatoren staan. In 1874 had [[Karl Ferdinand Braun|Ferdinand Braun]] een gelijkrichtend effect waargenomen in loodkristal<ref>Loodkristal, [[galeniet]], is een halfgeleider bestaand uit loodsulfide</ref> wanneer dit kristal door een metalen punt wordt aangeraakt. Braun had de werking van de puntcontactovergang ontdekt, een ontdekking die uiteindelijk leidde tot de ontwikkeling van de [[kristalontvanger]] in de beginjaren van de radiocommunicatie. In [[1939]] nam de Amerikaan [[Russell Ohl]] de vergelijkbare [[pn-overgang]] waar in silicium.
 
Toen transistors de buizen vervingen werden elektronische apparaten kleiner en betrouwbaarder. Een poging om elektronische componenten nog kleiner te maken leidde tot een revolutionair concept, dat op twee plaatsen tegelijkertijd werd ontwikkeld. Onafhankelijk van elkaar kwamen de Amerikanen [[Jack Kilby]] en [[Robert Noyce]] met de uitvinding van de [[geïntegreerde schakeling]], ofwel de microchip. Tien jaar na de eerste transistor bouwde Kilby met twee transistors op een enkel stuk [[germanium]] het eerste eenbitsgeheugen, de [[flip-flop]].
 
=== Computertechnologie ===
Dankzij betere en nieuwe lithografische technieken zijn transistors in de loop der tijd steeds kleiner geworden. Hierdoor konden op een eenzelfde oppervlak silicium steeds meer transistors worden ondergebracht. Dit leidde in 1971 tot de uitvinding van de [[microprocessor]], een universele chip die door middel van software-instructies geprogrammeerd kan worden.
 
Hoewel de eerste elektrische [[computer]], de [[Z3 (computer)|Z3]], al in 1941 werd gemaakt, zorgde de veel kleinere microprocessor ervoor dat de computer ook beschikbaar kwam voor bedrijven en de gewone consument. De computer zorgde tegelijkertijd voor een grote vooruitgang voor de elektrotechnicus zelf. De ingewikkelde en complexe wiskundige berekeningen toegepast binnen de [[elektriciteitsleer]] konden dankzij de computer sneller en nauwkeuriger worden uitgevoerd.
 
== Toekomst ==
Elektriciteit is vandaag de dag niet meer weg te denken uit onze moderne samenleving. Veel van onze apparatuur die we dagelijks gebruiken werkt dankzij elektriciteit. Dat we zo sterk afhankelijk zijn geworden van deze energievorm merken we pas als elektriciteit even niet voorhanden is, zoals bij een [[stroomuitval]] (''blackout''). Vanwege deze sterke afhankelijkheid ligt er voor elektrotechnici een toekomstige taak in de ontwikkeling van een betrouwbare, duurzame elektriciteitsvoorziening.
 
{{Appendix||2=
== Bronvermelding ==
'''Bronnen'''
* Bij het samenstellen van dit artikel zijn vooral bronnen gebruikt uit <!--zowel de Nederlandstalig als--> de Engelstalige wikipedia, waaronder:
** {{en}}[[:en:History of electromagnetism|History of electromagnetism]]
** {{en}}[[:en:Timeline of electromagnetism|Timeline of electromagnetism]]
** {{en}}[[:en:Maxwell's equations|Maxwell's equations]]
** {{en}}[[:en:Electrical telegraph#History|Electrical telegraph]]
** {{en}}[[:en:Semiconductor device|History of semiconductor device development]]
'''Literatuur'''
* {{Citeer web
| url = http://www.ilorentz.org/EM2/artikelen/thomson.html
| titel = De ontdekking van het elektron
| bezochtdatum = 18 februari 2010
| auteur = {{Aut|Beenakker}}, Carlo
| jaar = 1998
| taal = nl
| uitgever = Universiteit van Leiden
}}
* {{Citeer boek
| achternaam = Bowman
| voornaam = J.S.
| datum = 2000
| titel = Columbia Chronologies of Asian History and Culture
| uitgever = Columbia University Press
| plaats = New York
| ISBN =
| taal = en
}}
* {{Citeer boek
| achternaam = Fregonese
| voornaam = Lucio
| datum = 2009
| titel = Volta – Grondlegger van de elektrochemie
| uitgever = Veen Magazine
| plaats = Amsterdam
| ISBN = 978-90-857-1130-8
| taal = nl
}}
* {{Citeer boek
| achternaam = Lang
| voornaam = Herman de
| medeauteurs = Vincent Icke, e.a
| datum = 2009
| titel = Canon van de Natuurkunde
| uitgever = Veen magazines
| plaats = Diemen
| ISBN =
| taal = nl
}}
* {{Citeer boek
| achternaam = Mohn
| voornaam = P.
| datum = 2003
| titel = Magnetism in the Solid State: An Introduction
| uitgever = Springer-Verlag Inc.
| plaats = New York
| ISBN = 3-540-43183-7
| taal = en
}}
* {{Citeer boek
| achternaam = Wayenburg
| voornaam = Bruno van
| datum = 2007
| titel = Vonken en Schokken - Statische elektriciteit in Teylers Museum
| uitgever = Nieuw Amsterdam Uitgevers ism Teylers Museum
| plaats =
| ISBN =
| taal = nl
}}
'''Voetnoten'''
{{References}}
}}
 
[[Categorie:Elektriciteit| ]]