Gebruiker:B kimmel/kladblok4: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 132:
Achter de pedipalpen zijn vier paar looppoten gelegen waarvan de voorste drie paar voorzien zijn van schaartjes. De looppoten hebben altijd een [[coxa]] of heup als eerste segment, gevolgd door een [[dijbeenring]] (trochanter), een [[dij]] (femur), een [[Knie (anatomie)|knie]] (patella), een [[scheen]] (tibia) en een [[Voet (anatomie)|voet]] (tarsus). De looppoten dragen aan de basis van de coxa stekelachtige structuren die in kam-achtige rijen zijn gelegen. Deze zogenaamde gnathobases (kauwpoten) dienen om prooien te vermalen, de stekels zijn zo geplaatst dat het voedsel maar een kant op kan en dat is richting de mondopening.<ref name="FOX"/>
 
Het zesde, achterste potenpaar wordt aangeduid met 'duwpoten', ze dienen om het lichaam voort te duwen bij het lopen of graven. De duwpoten hebben geen gnathocoxa maar bezitten een stekelachtige structuur tussen de coxa en de trochanter die de coxale stekel wordt genoemd. De duwpoten zijn voorzien van spatel-achtige, platte uitsteeksels aan de uiteinden die uit elkaar worden gehouden tijdens het lopen om het contactoppervlak met de ondergrond te vergroten. Aan de basis van de [[coxa]] van de duwpoot is aan de buitenzijde een flapachtig uitsteeksel aanwezig dat het [[Flabellum (degenkrab)|flabellum]] wordt genoemd. Lange tijd werd gedacht dat het orgaan werd gebruikt om de kieuwbladenkieuwpoten te reinigen, maar hier is het te kort voor. Het flabellum is voorzien van gevoelig weefsel dat zeer veel zintuigcellen bevat. Het dient om de ingaande waterstroom van de kieuwen te 'proeven'. Het flabellum is wat betreft functie, lichaamspositie en gevoeligheid vergelijkbaar met het [[pectines]] van schorpioenen.
 
Aan de binnenzijde van de duwpoten is een verhard deel van de bovenzijde van de coxa aanwezig welke in een eveneens verhard deel van het kopborststuk kan worden gescharnierd. Dit deel van de duwpoot wordt gebruikt als kraakorgaan om harde voedseldelen te kraken en word de mandibel (kaak) genoemd.
Regel 162:
}}
]]
Het achterlijf bestaat uit negen segmenten die grotendeels met elkaar vergroeid zijn en, aan hetde achterlijfonderzijde zijn zeven paar aanhangsels gelegen aan de onderzijde. Het achterlijf is middels een scharnier verbonden met het kopborststuk zodat het lichaam enigszins ingeklapt kan worden. Een dergelijk scharnierend lichaamsdeel is uniek voor de spinachtigen, maar wordt wel meer gevonden bij de kreeftachtigen. De zijkanten van het scharnier hebben een richel met een [[ojief]]-achtige vorm. Aan de bovenzijde van het achterlijf zijn, aan weerszijden van het midden, twee rijen van zes putjes aanwezig. Dit zijn de aanhechtingsplaatsen voor de spieren van de achterlijfsaanhangsels of kieuwpoten, die aan de onderzijde gelegen zijn. Bij de meeste soorten zijn alle putjes langwerpig van vorm, alleen bij de [[Atlantische degenkrab]] is het voorste paar putjes driehoekig van vorm.<ref name="CRAB"/>
 
De bovenzijde van het achterlijf wordt beschermd door een verhard schild dat uit vergroeide segmenten bestaat. Aan de linker- en rechterzijde van de achterkant van het schild is een grote onbeweeglijke doonachtige stekel aanwezig. Ook in het midden van de achterrand van het achterlijf zijn stekels aanwezig aan weerszijden van de telson maar deze zijn kleiner. Tussen de stekel aan de buitenzijde en die in het midden is aan iedere kant een rij van zes lange, doornachtige structuren gelegen; de abdominale stekels. Deze stekels zijn individueel beweegbaar en vormen de overblijfselen van [[rudimentair|rudimentaire]] poten.
 
Het eerste paar aanhangsels wordt gevormd door twee kleine, plaat-achtige structuren die slechts uit een enkel segment bestaan en niet beweeglijk zijn. Deze zogenaamde chilariae (enkelvoud chilerium) dienen om de mondopening af te dekken en deze te beschermen als de opening niet wordt gebruikt. Het tweede paar aanhangsels aan het achterlijf is vergroeid tot een zogenaamde genitaaldekplaat, ook wel operculum of [[kieuwdeksel|operculum]]. Het dient als een deksel die de kieuwen beschermd. De genitaaldekplaat bestaat uit verschillende kleinere platen die verschillen bij de vier moderne soorten. Bij de [[Atlantische degenkrab]] zijn aan de achterzijde van het operculum twee kleine flapjes aanwezig, die bij de andere soorten ontbreken. Aan de voorrand van de plaat zijn de [[Gonoporie|geslachtsopeningen]] of gonoporiën aanwezig.<ref name="WINKLER"/>
 
Het tweede paar aanhangsels aan het achterlijf is vergroeid tot een zogenaamde genitaaldekplaat of [[operculum (biologie)|operculum]]. Het dient als een deksel die de kieuwen beschermd. Aan de voorrand van de plaat zijn de [[Gonoporie|geslachtsopeningen]] of gonoporiën aanwezig.<ref name="WINKLER"/> Achter het operculum zijn aan weerszijden vijf paar omgevormde looppoten gelegen die geëvolueerd zijn tot bladvormige kieuwpoten of kieuwbladen. De kieuwbladenkieuwpoten zijn horizontaal afgeplat en worden wel boekkieuwen genoemd; ze lijken op de [[boeklong]]en van [[spinnen (dieren)|echte spinnen]]. Iedere kieuwpoot draagt ongeveer 150 flapachtige structuren die lijken op de bladzijden uit een boek.<ref name="GRZ"/> Het water wordt onder de abdominale stekels in de kieuwpoten gezogen en verlaat het lichaam weer aan weerszijden van de basis van de telson.<ref name="FOX"/> De kieuwbladenkieuwpoten zijn bedekt met vele kleine en platte haarachtige structuurtjes, die setae worden genoemd. Op de kieuwbladenkieuwpoten zijn wratachtige uitstulpingen aanwezig die voorzien zijn van aangepaste setae met een trompetachtig uiteinde. De zintuiglijke haartjes dienen om het uitgeademde water als het ware te 'proeven'. De kieuwen dienen om zuurstof op te nemen uit het water, ze zijn hiertoe bedekt met een dun membraanachtig weefsel dat zuurstof wel doorlaat maar water buiten houdt. Voorafgaand aan een vervelling wordt water via de kieuwen in het lichaam gebracht zodat het lijf op kan zwellen en de oude huid wordt afgeworpen.
Het eerste paar aanhangsels wordt gevormd door twee kleine, plaat-achtige structuren die slechts uit een enkel segment bestaan. Deze zogenaamde chilariae (enkelvoud chilerium) dienen om de mondopening af te dekken en deze te beschermen als de opening niet wordt gebruikt.
 
Het tweede paar aanhangsels aan het achterlijf is vergroeid tot een zogenaamde genitaaldekplaat of [[operculum (biologie)|operculum]]. Het dient als een deksel die de kieuwen beschermd. Aan de voorrand van de plaat zijn de [[Gonoporie|geslachtsopeningen]] of gonoporiën aanwezig.<ref name="WINKLER"/> Achter het operculum zijn aan weerszijden vijf paar omgevormde looppoten gelegen die geëvolueerd zijn tot bladvormige kieuwpoten of kieuwbladen. De kieuwbladen zijn horizontaal afgeplat en worden wel boekkieuwen genoemd; ze lijken op de [[boeklong]]en van [[spinnen (dieren)|echte spinnen]]. Iedere kieuwpoot draagt ongeveer 150 flapachtige structuren die lijken op de bladzijden uit een boek.<ref name="GRZ"/> De kieuwbladen zijn bedekt met vele kleine en platte haarachtige structuurtjes, die setae worden genoemd. Op de kieuwbladen zijn wratachtige uitstulpingen aanwezig die voorzien zijn van aangepaste setae met een trompetachtig uiteinde. De zintuiglijke haartjes dienen om het uitgeademde water als het ware te 'proeven'.
 
 
 
 
De boeklongen zuigen het water aan vanonder de abdominale stekels. Het water verlaat het lichaam weer aan weerszijden van de basis van de telson.<ref name="FOX"/> {{RW}}
 
 
 
Aan de onderzijde van het achterlijf zijn de kieuwpoten gelegen. Deze worden gedeeltelijk bedekt door het [[kieuwdeksel|operculum]] of kieuwdeksel {{feit}}. Deze bestaat uit verschillende platen die verschillen bij de vier moderne soorten. Bij de [[Atlantische degenkrab]] zijn aan de achterzijde van het operculum twee kleine flapjes aanwezig, die bij de andere soorten ontbreken.
 
De kieuwen dienen om zuurstof op te nemen uit het water, ze zijn hiertoe bedekt met een dun membraanachtig weefsel dat zuurstof doorlaat maar water buitensluit.{{RW}} Tijdens een vervelling wordt water via de kieuwen in het lichaam gebracht zodat het lijf op kan zwellen en de oude huid wordt afgeworpen.
 
===Telson===
Regel 191 ⟶ 179:
==Inwendige anatomie==
[[Bestand:Carcinoscorpius eye.jpg|thumb|right|260px|[[Facetoog]] van de [[Singapore degenkrab]].]]
Degenkrabben hebben in vergelijking met andere geleedpotigen een afwijkende inwendige bouw omdat het lichaam in twee delen is verdeeld, gescheiden door een scharnier. In het voorste deel, het [[kopborststuk]], zijn de belangrijkste organen gelegen. Het achterlijf herbergt voornamelijk spieren die dienen om de kieuwpoten aan te sturen. Het zenuwstelsel bestaat uit een centraal deel en vele vertakkendevertakte zenuwbanen. De spijsvertering wijkt af van die van andere gifkaakdragers doordat het in staat is om vast voedsel op te nemen.
 
===Organen===
Regel 302 ⟶ 290:
Degenkrabben komen voor in ondiepe delen van de zee nabij de kust en leven op zanderige tot slibachtige bodems waar ze zich gemakkelijk kunnen ingraven in de bodem. Alle soorten zijn nachtdieren die zich overdag verschuilen in het zand, en pas 's nachts tevoorschijn komen om te jagen.<ref name="LEKT"/>
 
Bij het zwemmen beweegt de degenkrab zich op de rug waarbij met de looppoten gesynchroniseerd wordt geroeid en de kieuwbladenkieuwpoten als een enkele roeispaan worden gebruikt door deze regelmatig heen- en weer te bewegen. Degenkrabben houden tijdens het zwemmen een hoek van dertig graden aan ten opzichte van de waterspiegel. Tijdens het foerageren in het zand worden de poten gebruikt om zich in te graven (SYN), ook wordt het scharnierende lijf in- en uitgeklapt om extra kracht te zetten bij het ingraven.<ref name="WINKLER"/>
 
===Voedsel===