Belgische Grondwet: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 42:
Op 6 oktober 1830, twee dagen na het uitroepen van de onafhankelijkheid, stelde het [[Voorlopig Bewind (België)|Voorlopig Bewind]] een grondwetscommissie in die een ontwerp moest uitwerken.<ref group="n">Deze ''commission de constitution'' bestond uit voorzitter [[Etienne de Gerlache]] (Luik), [[Pierre Van Meenen]] (Leuven), [[Jean-François Tielemans]] (Brussel), [[Paul Devaux]] (Brugge), [[Charles de Brouckère (1796-1860)|Charles de Brouckère]] (Brussel), [[Jacques-Hyacinthe Fabry]] (Luik), [[Emmanuel Balliu]] (Gent), [[Charles Zoude]] (Namen) en [[Jean-Baptiste Thorn]] (Luxemburg). Zoals voorzien werden in de daarop volgende week nog bijkomende leden toegevoegd: [[Joseph Lebeau]] (Luik), [[François Louis Joseph Du Bus|François du Bus]] (Doornik), [[Isidore Jullien]] (Brugge), [[Charles Blargnies]] (Bergen) en [[Jean-Baptiste Nothomb]]. Fabry zag af van het mandaat wegens zijn leeftijd en Jullien liet zijn plaats aan Devaux. De uiteindelijke commissie telde dus twaalf leden.</ref> Dat er vrij grote eensgezindheid bestond, bleek al op de eerste bijeenkomst op 12 oktober, waar met 8 tegen 1 voor een [[monarchie]] gekozen werd. [[Jean-François Tielemans]] was de enige tegenstemmer. Op nauwelijks vijf dagen vergaderen waren alle grondlijnen uitgezet. Voor het uitschrijven van het uiteindelijke ontwerp hielden [[Jean-Baptiste Nothomb|Nothomb]] en [[Paul Devaux|Devaux]] de pen vast. Het werd met enkele kleine wijzigingen goedgekeurd door de commissie en verscheen op 27 oktober. Vanaf 25 november werd het ontwerp besproken in het [[Nationaal Congres (België)|Nationaal Congres]]. Van de alternatieve voorstellen die circuleerden zijn er een twintigtal bewaard gebleven. Het belangrijkste was een ontwerp van [[Joseph Forgeur]], [[Jean Barbanson]], [[Joseph-Stanislas Fleussu]] en [[Charles Liedts]], dat meer nadruk legde op provinciale autonomie en democratie. Op 7 februari 1831 sloot het Nationaal Congres de debatten en stemde voor de Belgische Grondwet.
 
Het resultaat was een evenwichtige synthese van de [[Franse Grondwet|Franse]], [[Nederlandse Grondwet|Nederlandse]] en [[Britse grondwet|Britse constituties]]. Zo'n 90% van de artikelen was min of meer verbatim terug te voeren op deze voorbeelden: een 40% was behouden uit de [[Nederlandse Grondwet#Grondwet 1815|Grond-Wet van 1815]], een 35% was afkomstig uit het Franse [[charter van 1814]] (licht gewijzigd in 1830), 10% uit de [[Franse grondwet van 1791]] en 5% uit de Engelse traditie.<ref>{{aut|John Gilissen}}, "La Constitution belge de 1831. Ses sources, son influence" in ''Res Publica. Revue de l'Institut belge de science politique'', 1968, nr. 10, pp. 107–141.</ref> De Britse invloed was diepgaander dan de beperkte letterlijke ontlening suggereert. Er is zelfs beweerd dat de Belgische Grondwet "heel dicht komt bij een schriftelijke reproductie van de Engelse constitutie".<ref>{{aut|Albert Venn Dicey}}, ''[http://archive.org/details/introductiontos04dicegoog An Introduction to the Study of the Law of the Constitution]'', 1889, p. 8685: "The Belgian constitution indeed comes very near to a written reproduction of hte English constitution".</ref> Het nieuwe materiaal, ongeveer een tiende deel, ging over zaken als de macht van de [[Koning der Belgen|koning]], de verhouding tussen kerk en staat, de vrijheid van vereniging en de verkiezing van senatoren. In de finale analyse was de tekst van 1831 geen juridisch amalgaam, maar een originele creatie. Liberaal-pluralistische staatsinstellingen van Engelse snit werden gecombineerd met een Franse visie op de volkssoevereiniteit en het (atomistische) kiezerskorps, onder weglating van het holistische natiebegrip uit de buitenlandse modellen.<ref>{{aut|Henk De Smaele}}, [http://www.bmgn-lchr.nl/articles/10.18352/bmgn-lchr.6253/galley/6307/download/ Eclectisch en toch nieuw. De uitvinding van het Belgisch parlement in 1830-1831] {{pdf}}, ''Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden'', 2005, nr. 3, pp. 415-416, {{doi|10.18352/bmgn-lchr.6253}}.</ref> Het land was geen dynastiek bezit meer van een absoluut vorstenhuis,<ref>{{aut|Boris Mirkine-Guetzévitch}}, "Mille huit cent trente dans l'évolution constitutionnelle de l'Europe" in ''Revue d'histoire moderne'', 1931, nr. 34, pp. 241-256.</ref> en zelfs geen gematigde monarchie waar de koning een aantal rechten had afgestaan. Alle macht ging uit van de natie, terwijl de koning geen andere macht bezit dan wat hem uitdrukkelijk is toegekend. Dit constitutionele regime moest een 'besluitenregering' zoals die van [[Willem I der Nederlanden]] onmogelijk maken.<ref>{{aut|[[Hendrik Vuye]]}} en {{aut|[[Veerle Wouters]]}}, ''[http://books.google.be/books?id=bkMBDAAAQBAJ&pg=PT25 De maat van de monarchie. Macht en middelen van het Belgisch koningshuis]'', 2016, p. 25.</ref>
 
De grondwetgever van 1831 schuwde abstracte en theoretische principes. Bekende concepten als de scheiding der machten, de [[rechtsstaat]] of de [[scheiding van kerk en staat]] zijn zeker aanwezig, maar worden niet in alle consequenties doorgetrokken.