Plasmascherm: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k |{{Largethumb}}| is redundant, gebruik voortaan |thumb|
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 22:
In 1936 beschreef de Hongaarse uitvinder [[Kálmán Tihanyi]] voor het eerst het principe van een plasmascherm. Het zou echter nog tot 1964 duren voordat Donald Bitzer, H. Gene Slottow en Robert Willson het eerste werkende prototype van een dergelijk scherm demonstreerden. De aanvankelijk monochrome plasmaschermen werden in de jaren 70 vooral toegepast in computerterminals. Doordat de techniek een geringe dikte combineerde met een hoge betrouwbaarheid, kwamen plasmaschermen ook terecht in rekenmachines, navigatie-instrumenten en kasregisters. In de loop van de jaren 80 en 90 werden plasmaschermen voor deze toepassingen verdrongen door LEDs, terwijl voor computerterminals of personal computers werd overgeschakeld op [[Kathodestraalbuis|CRT-monitoren]].
 
In 1992 kwam [[Fujitsu]] met het eerste plasmascherm dat beelden in kleur kon weergeven. Waar dit scherm nog een beelddiagonaal had van 21 [[inch]] (53 [[Centimeter|cm]]), wist men in de laatste helft van de jaren 90 al plasmatelevisies te produceren met een schermmaat van 42 inch (107 cm). Ondertussen stond de concurrerende techniek [[liquid -crystal display]] (lcd) nog in de kinderschoenen wat betreft de toepassing in televisies; grootste pijnpunten waren de onscherpte van bewegende beelden en het slechte contrast. Rond de millenniumwisseling werden plasmaschermen zodoende beschouwd als opvolger van beeldbuistelevisies met een kathodestraalbuis.
 
Nog altijd bieden plasmaschermen over het algemeen een fraaie kleurweergave, een hoog contrast, een snelle responstijd en een grote kijkhoek. Sinds de vroege jaren 2000 hebben lcd-fabrikanten hun panelen echter flink doorontwikkeld, waardoor lcd-televisies op gebied van beeldkwaliteit en aanschafprijs konden concurreren met plasmaschermen. Hierdoor begonnen de traditionele nadelen van plasmaschermen voor veel consumenten steeds zwaarder te wegen. Plasmaschermen zijn vaak dikker dan lcd-televisies, en zijn door hun lagere helderheid en de spiegelende glasplaat voor het display minder goed inzetbaar in ruimtes met veel licht. Zeker nadat lcd-fabrikanten overstapten op energiezuinige LED-achtergrondverlichting achter het lcd-paneel ([[Tv met led-backlight|LED-tv]]), verbruiken plasmaschermen bij gelijke beeldgrootte meer energie dan lcd-televisies. Daarnaast is bij plasmaschermen de kans groter dat lang stilstaande beelden permanent inbranden op het beeldoppervlak. Dit risico verschilt echter van model tot model, en is over het algemeen een stuk kleiner bij nieuwere apparaten. Gedurende het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw stopten steeds meer fabrikanten (waaronder [[Sony]], [[Koninklijke Philips|Philips]] en [[Pioneer Corporation|Pioneer]]) met de productie van plasmatelevisies vanwege de toegenomen populariteit van lcd-televisies. De laatste fabrikanten die nog op grote schaal plasmaschermen produceerden, [[Panasonic]], [[Samsung Group|Samsung]] en [[LG]], verlieten in 2014 de markt voor plasmatelevisies, waardoor sindsdien geen nieuwe modellen meer zijn uitgebracht.