Séquentiel Couleur à Mémoire: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
HandigeHarry (overleg | bijdragen)
k grammatica
HandigeHarry (overleg | bijdragen)
k redigeren
Regel 7:
De afkorting SECAM werd door sommigen ook wel vertaald als: '''S'''ystem '''E'''ssentially '''C'''ontrary to the '''A'''merican '''M'''ethod, waarmee men op een grappige manier wilde aangeven dat het de Fransen niet zoveel uitmaakte dat ze een overbodige standaard ontwikkelden, zolang het maar niet leek op de Amerikaanse oplossing.
 
Een beeld dat met behulp van SECAM is ontstaan is te herkennen aan de ogenschijnlijke lichtgevendheid van alles wat kleur heeft. Dus vooral de tennisballen in het schemerduister van Roland Garos of de gekleurde bontmutsen in de menigte op het Moskouse Rode Plein geven licht. Kleurverzadiging varieert namelijk niet mee met de helderheid, doordat SECAM is gebaseerd op frequentiemodulatie van een voortdurend aanwezige draaggolf met afgeleiden (D'R en D'B) van elk der beide kleurverschilsignalen (R-Y; B-Y).
 
[Y staat voor helderheid, R en B voor Rood en Blauw. De vaste relatie tussen R, G en B (Y=0,299R + 0,587G + 0,114B) levert dus ook het G-signaal op.]
Kleurverzadiging varieert namelijk niet mee met de helderheid, doordat SECAM is gebaseerd op frequentiemodulatie van een voortdurend aanwezige draaggolf met afgeleiden (D'R en D'B) van elk der beide kleurverschilsignalen (R-Y; B-Y).
Een aldus ontstaan frequentie gemoduleerdfrequentiegemoduleerd signaal wordt gesuperponeerd op het helderheidssignaal., Zodatzodat ook hier de compatibiliteit met zwart-wit ontvangers blijft bestaan.
Voor de beeldlijnen van 64 μsec geldt dat beurtelings frequentie modulatiefrequentiemodulatie met het D'R signaal en frequentie modulatiefrequentiemodulatie met het D'B signaal wordt toegepast. Dit is eenZe frequentieworden modulatiegemoduleerd vanop kleurendraaggolvendraaggolven van respectievelijk 4,40625 MHz en 4,25 Mhz. Om nu voor een beeldlijn te bepalen welke van de twee aan de beurt is, wordt in het eerste deel van een lijn, gedurende ca 5 μsec geen modulatie toegepast. De centrale frequentie wordt dus uitgezonden. Die frequentie wordt door de ontvanger gemeten en als uitgangspunt voor de demodulatie gebruikt. Dat systeem heet lijn-identificatie, of horizontale identificatie.
 
In de periode dat frequentie(-verschil)-detectie van het frequentieverschil in een dergelijk korte tijd van 5 μsec lastig en/of kostbaar was, waswerd er sprakegebruik gemaakt van zgzogenaamde raster-identificatierasteridentificatie, of verticale identificatie. Gedurende 9 lijnen, voorafgaande aan het zichtbare beeld, wordt er beurtelings, steeds gedurende 1 lijntijd een frequentie van 3,9 MHz of 4,75625 MHz uitgezonden. De volgorde waarin dit gebeurt wordt tijdens het uitzenden van die 9 lijnen opgeslagen, om bij het aftellen van de lijnen gedurende een beeld, voor elke -even of oneven- lijn de juiste centrale frequentie te kunnen kiezen. Mocht er onderweg een (tel)fout ontstaan, dan wordt dat dus automatisch gecorrigeerd in het volgende beeld, 1/25 seconde later.
[Y staat voor helderheid, R en B voor Rood en Blauw. De vaste relatie tussen R G en B (Y=0,299R + 0,587G + 0,114B) levert dus ook het G-signaal op.]
Een aldus ontstaan frequentie gemoduleerd signaal wordt gesuperponeerd op het helderheidssignaal. Zodat ook hier de compatibiliteit met zwart-wit ontvangers blijft bestaan.
Voor de beeldlijnen van 64 μsec geldt dat beurtelings frequentie modulatie met het D'R signaal en frequentie modulatie met het D'B signaal wordt toegepast. Dit is een frequentie modulatie van kleurendraaggolven van respectievelijk 4,40625 MHz en 4,25 Mhz. Om nu voor een beeldlijn te bepalen welke van de twee aan de beurt is, wordt in het eerste deel van een lijn, gedurende ca 5 μsec geen modulatie toegepast. De centrale frequentie wordt dus uitgezonden. Die frequentie wordt door de ontvanger gemeten en als uitgangspunt voor de demodulatie gebruikt. Dat systeem heet lijn-identificatie, of horizontale identificatie.
 
In Frankrijk wordt de raster-identificatierasteridentificatie van overheidswege als een achterhaald en ongewenst systeem gezien. Het verwijderen daarvan aan de zenderkant wordt lastig, omdat oude ontvangers -met slechts raster-identificatie- moeten kunnen blijven werken. Rasteridentificatie blijft dus bestaan, waardoor de noodzaak tot ontvangervernieuwing niet zo groot is. Nieuwe ontvangers hebben rasteridentificatie als reserve mogelijkheidreservemogelijkheid aan boord.
 
In de periode dat frequentie(-verschil)-detectie in een dergelijk korte tijd van 5 μsec lastig en/of kostbaar was, was er sprake van zg raster-identificatie, of verticale identificatie. Gedurende 9 lijnen, voorafgaande aan het zichtbare beeld, wordt er beurtelings, steeds gedurende 1 lijntijd een frequentie van 3,9 MHz of 4,75625 MHz uitgezonden. De volgorde waarin dit gebeurt wordt tijdens het uitzenden van die 9 lijnen opgeslagen, om bij het aftellen van de lijnen gedurende een beeld, voor elke -even of oneven- lijn de juiste centrale frequentie te kunnen kiezen. Mocht er onderweg een (tel)fout ontstaan, dan wordt dat dus automatisch gecorrigeerd in het volgende beeld, 1/25 seconde later.
 
In Frankrijk wordt de raster-identificatie van overheidswege als een achterhaald en ongewenst systeem gezien. Het verwijderen daarvan aan de zenderkant wordt lastig, omdat oude ontvangers -met slechts raster-identificatie- moeten kunnen blijven werken. Rasteridentificatie blijft dus bestaan, waardoor de noodzaak tot ontvangervernieuwing niet zo groot is. Nieuwe ontvangers hebben rasteridentificatie als reserve mogelijkheid aan boord.
 
--
Regel 24 ⟶ 21:
Om te voorkomen dat de immer aanwezige kleurendraaggolf storend zichtbaar wordt in het beeld, wordt voor deze draaggolf bij elke beeld- of lijnscan een andere startfase toegepast. Bij elke beeldscan start de draaggolf met 180 graden faseverschuiving ten opzichte van de voorgaande beeldscan-start. Bij de eerste twee lijnscans start de draaggolf in dezelfde fase, bij de derde verschuift deze 180 graden ten opzicht daarvan, bij de vierde weer 180 graden, naar nul dus, en de cyclus herhaalt zich voor elke 3 lijnen.
 
Ook wordt er pre-emphasis toegepast op de kleurverschilsignalen. DwzDat wil zeggen dat boven een bepaalde frequentie, de amplitude met 20 dB per decade toeneemt. ZoalsDat datgebeurt bij alle FM-systemen gebeurt, om ruis te onderdrukken. Een zg.zogenaamd bell-filter [de frequentie-responseresponsekarakteristiek karakteristiek heeft de vorm van eenis kerkklokklokvormig] aan de ontvangerkant egaliseert het signaal weer.
 
Tenslotte wat getallen:
Regel 34 ⟶ 31:
De toleranties mogen niet groter zijn dan zo'n 20kHz
 
De centrale frequenties zijn resp 272 maal de lijnfrequentie, en 282 maal de lijn frequentielijnfrequentie.
 
De draaggolf van eerste der 9 raster-id lijnenrasteridentificatielijnen begint per raster met frequenties
van resp 3,9 - 4,75625 - 4,75625 - 3,9 MHz, en weer opnieuw