Panegyricus: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k lexicaal puin uit de weg geruimd
 
Regel 5:
De [[Romeinse oudheid|Romeinen]] beperkten de panegyrici tot de levenden, en reserveerden de grafredes exclusief voor de doden. Het meest gevierde voorbeeld van een [[Latijn]]se panegyricus is degene die voorgedragen is door [[Plinius de jongere]] ([[100]] n.Chr.) in de [[Senaat (Rome)|Senaat]] ter gelegenheid van zijn acceptatie van het [[consulaat (Romeinse Rijk)|consulschap]], bevattende een enigszins overdreven [[eulogie]] van [[Trajanus]].
 
Tegen het einde van de [[3e eeuw]] en gedurende de [[4e eeuw]], als gevolg van de oriëntalisatie van het Keizerlijke hof door [[Diocletianus]], werd het gebruikelijk om de bovenmenselijke deugden en prestaties van de heersende [[keizer]] te verheerlijken, in een formeel opgezet literair festijn. De goed uitgesproken, elegante en grappige panegyricus was een gelegenheid voor een geschoolde maar onervaren jonge man om de zich te profileren als redenaar in een competitieve sfeer.
 
[[Cassiodorus]], de hoveling en ''magister'' van [[Theodorik de Grote]] en zijn opvolgers, heeft een boek van panegyrici nagelaten, zijn ''Laudes''. Als zijn biograaf heeft O'Donnell over dit genre gezegd: "Het was te verwachten dat de lofrede vervat in een toespraak excessief zou zijn; het intellectuele pointe van de exercitie (en meest waarschijnlijk een belangrijk criterium in de beoordeling ervan) was om te zien hoe excessief de lofrede gemaakt kon worden, onderwijl binnen de grenzen van decorum en terughoudendheid blijvend, hoe veel hoge lof gemaakt kon worden gelijkend op de benijdenswaardige getuigenis van eenvoudige eerlijkheid."<ref>[https://web.archive.org/web/20060103043111/http://ccat.sas.upenn.edu/jod/texts/cassbook/chap2.html O'Donnell 1979, ch. 2]</ref>