Briefkaart: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→Briefkaarten als verzamelobject: link update |
|||
Regel 30:
In 1865 deed [[Heinrich von Stephan]] in Duitsland een voorstel voor iets dat leek op wat we nu een briefkaart noemen. Het werd beschreven als “postblad” (zonder zegelopdruk). Het voorstel werd afgewezen, omdat men vond, dat het immoreel of beledigend was om berichten zonder omslag (envelop) te verzenden<ref name=immoreel>Kiggen 1979, p. 106</ref>. Enkele jaren later, in 1869, publiceerde Emanuel Herrmann in [[Oostenrijk-Hongarije]] in een krant een artikel “over een nieuw soort van correspondentie door middel van de post”. Hij dacht aan een kaart waarop maximaal 20 woorden mochten worden vermeld, en die tegen een gereduceerd tarief verzonden zou kunnen worden. Het voorstel werd al in hetzelfde jaar gerealiseerd. Op 1 oktober 1869 werd op de postkantoren de eerste briefkaart, de “Correspondenz-Karte” aangeboden. De beperking tot 20 woorden was weggevallen. De gehele achterzijde van de 12 x 8,5 cm grote kaart mocht beschreven worden. Er was een geel zegel ingedrukt van 2 [[Kreuzer]].
In het Noord-Duitse
== De eerste briefkaarten in Nederland ==
In Nederland verscheen de eerste briefkaart op 1 januari 1871. De invoering verliep tamelijk snel. In het ontwerp tot wijziging van de [[postwet 1850]], dat op 13 februari 1870 bij de [[Tweede Kamer]] werd ingediend, was nog geen sprake van briefkaarten. In de Tweede Kamer werd er ook niet over gesproken. Maar de Commissie van Rapporteurs voegde eigenhandig aan het Voorlopig Verslag (vastgesteld op 30 april) een passage toe waarin de aandacht gevraagd wordt voor de wijziging die in België in de wetgeving was voorgesteld m.b.t. de
Een belangrijke reden om het voorstel voor de invoering van de carte-
De Tweede Kamer ging na enige discussie akkoord. Tijdens de beraadslagingen werd ook de naam van het nieuwe poststuk vastgesteld: het zou in Nederland “briefkaart” gaan heten, en op 1 januari 1871 worden ingevoerd. Op 22 juli 1870 werd de wettelijke invoering gepubliceerd in het Staatsblad: "houdende regeling van het briefport en van de aangelegenheden der brievenposterij".<ref>{{cite book|first= |last=|title=Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden |publisher= Nederlandse Regering |location=Den Haag| date=1870-08-09 |edition=138 }}</ref>.
Regel 43:
Op de voorzijde van de eerste briefkaart was een soort gebruiksaanwijzing gedrukt, om het publiek te informeren over het nieuwe “medium”. De letterlijke tekst daarvan luidde:<ref name="verkoop">Stapel 1992, p. 10</ref>
{{Cquote|Nota. Aan deze zijde het adres en aan de tegenzijde het
Op deze tekst is zeer veel (taalkundige) kritiek gekomen. Dat begon al bij het woord ''tegenzijde''. Dat betekent naastliggende zijde en niet de andere kant, zoals men bedoelde. Maar de meeste hilariteit verwekte ''anderszins''. Als bijwoord past het niet in de rij van zelfstandige naamwoorden. Er verschenen ingezonden brieven, waarin mensen hun briefkaarten niet met inkt of met potlood wilden beschrijven, maar met anderszins... De posterijen wachtten anderhalf jaar en kwamen toen met een nieuwe briefkaart, waarop geen ''Nota'' meer te vinden was.
|