Ministeriaal: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
D'Arch (overleg | bijdragen)
Kleine redactie.
Regel 3:
Ministerialiteit ontwikkelt zich vanaf de [[11e eeuw]] als een aparte [[Stand (maatschappelijk)|beroepsstand]]. De ontwikkeling van de ministerialiteit in de Nederlandse gebieden (Gelre, Utrecht, Holland) lijkt sterk op die van de aangrenzende Nederrijnse territoria en andere delen van het Duitse Rijk. De sporen van hun onvrije afkomst werden vanaf de [[12e eeuw]] uitgewist.
 
In kleinere [[vestingstad|vesting]]steden in de [[Duitsland (hoofdbetekenis)|Duits]]e landen, waaronder [[Horstmar]], [[Samtgemeinde Artland|Quakenbrück]] en [[Lübbecke]], bestond een bijzondere groep ministerialen. Daar woonden, in opdracht van de landsheer, zgn. ''Burgmann''en[[Borgman (edelman)|borgmannen]]. Een Burgmannborgman, vaak iemand van lage adel, bewoonde doorgaans een ''Burgmannshofborgmanshof''. Dat is een groot,versterkt en ietwatweerbaar kasteelachtig huis, dicht bij of af en toe ook weleens aan de stadsmuren. De ''Burgmannenborgmannen'' hadden o.a.onder andere de verdediging van de stad in het belang van de landheer tot taak. In een aantal stadjes waren er meer dan tien van zulke ''Burgmannenborgmannen'' met bijbehorende ''Burgmannshofe''borgmanshuizen. Soms waren deze functionarissen de "lange arm" van de landheer in zo'n stadje. Ze versterkten de macht van hun heer door ook zitting in het stadsbestuur te nemen.
 
In de [[late middeleeuwen]] gingen ministerialen op in de [[ridder (ruiter)|ridderstand]], het [[patriciër|stadspatriciaat]] en de [[landadel]].