Mieren: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
de
Labels: Vervangen Misbruikfilter: Leeghalen
k Wijzigingen door 85.148.57.134 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Sumurai8
Regel 1:
{{Taxobox insect
| afbeelding = Ant SEM.jpg
| afbeeldingtekst = [[Rasterelektronenmicroscoop|SEM]]-foto van een mierenkop.
| orde = [[Hymenoptera]] (vliesvleugeligen)
| onderorde = [[Apocrita]]
| superfamilie = [[Vespoidea]]
| taxon = [[Familie (biologie)|Familie]]
| w-naam = Formicidae / Mutillidae
| auteur = [[Pierre André Latreille|Latreille]]
| datum = 1802 (Mutillidae); 1809 (Formicidae)
}}
[[Bestand:Scheme ant worker anatomy-en.svg|thumb|Voorstelling anatomie en benaming werkmier (''[[Pachycondyla verenae]]'')]]
[[Bestand:Baltic amber inclusions - Ant (Hymenoptera, Formicidae)2.JPG|thumb|Mier [[fossiel|gefossiliseerd]] in Baltische [[barnsteen]]]]
[[Bestand:Ronisia barbara01.jpg|thumb|De mierwespen of fluweelmieren (hier ''Ronisia barbara'') lijken op mieren, maar zijn vleugelloze wespen]]
[[Bestand:FlyingAnts.jpg|thumb|De minuscule mannetjesmier paart met zijn reusachtige koningin]]
[[Bestand:XN AntMilkAphid.gif|thumb|Een mier 'melkt' een [[bladluizen|bladluis]]]]
[[Bestand:Epilobium tetragonum with Aphis fabae and ants, kantige basterdwederik zwarte bonenluis met mieren.jpg|thumb|Mieren met [[zwarte bonenluis]]]]
'''Mieren''' zijn een groep van [[Kolonie (biologie)|kolonievormende]] [[sociale insecten]], die behoren tot de [[orde (biologie)|orde]] van [[vliesvleugeligen]] (Hymenoptera). Mieren hebben zich kunnen aanpassen aan zeer verschillende [[habitat|leefomgevingen]]. Waar zij voorkomen, zijn mieren de dominante levensvorm op de bodem. Mieren komen vrijwel overal ter wereld voor.<ref>Overal, behalve op Antarctica. Ook op IJsland, Groenland en Hawaï komen van nature geen mieren voor.</ref> Ze behoren daarmee tot de succesvolste diergroepen. Veel mierensoorten bouwen hun nest in de bodem of in holle bomen, andere soorten spinnen bladeren aan elkaar om een nest te maken, en weer andere leven in spleten tussen rotsen.
 
Een [[Kolonie (biologie)|mierenkolonie]] bestaat uit één (of enkele) [[Koningin (dierenrijk)|koningin(nen)]], werksters (ook allemaal vrouwtjes) en soms jonge mannetjes en maagdelijke koninginnen. De grootste groep binnen de kolonie vormen de werksters, die onderling de werktaken verdelen. Er zijn onder andere verkenners, voedselverzamelaars, nest-onderhouders, kinderverzorgsters en soldaten. Wanneer het nest groot genoeg is, wordt een lichting van de opgroeiende [[larve]]n opgekweekt tot mannetjes en koninginnetjes. Bij de meeste soorten verlaten die het nest vliegend wanneer de tijd daarvoor rijp is. Dit gebeurt in Nederland vaak op warme dagen na een regenbui. In de lucht paren de mannetjes met de koninginnetjes, waarna de mannetjes snel sterven en de koninginnen een nieuwe nestplaats zoeken. Dit kan al vliegend gedaan worden, zodat zelfs in bloembakken 10 meter boven de grond nesten kunnen ontstaan.
de
 
Mieren worden soms ook als huisdieren gehouden, in een zogenaamd [[formicarium]].
 
== Taxonomie ==
Mieren behoren tot de [[wespachtigen]], ze stammen af van gravende wespensoorten waarvan de werksters hun vleugels hebben verloren.<ref>{{en}} {{Aut|C. Zimmer}} [http://www.nytimes.com/2013/10/17/science/key-to-ants-evolution-may-have-started-with-a-wasp.html?_r=0 Key to Ants’ Evolution May Have Started With a Wasp], New York Times, 17 oktober 2013</ref><ref>{{en}} {{Aut|B. Johnson et al.}} [http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0960982213010567 Phylogenomics Resolves Evolutionary Relationships among Ants, Bees, and Wasps], Current Biology, volume 23, uitgave 20, 21 oktober 2013, pag. 2058–2062</ref> De nauwe verwantschap aan wespen is ook af te leiden uit de bouw van een mier, die sterk lijkt op die van een wesp. Alle mieren behoren tot een enkele familie, de Formicidae. Andere soorten [[insect]]en die abusievelijk voor een mier kunnen worden aangezien, behoren tot de [[mierwespen]], ook wel fluweelmieren genoemd (familie '''Mutillidae'''). Soorten uit deze laatste groep zijn ook vleugelloos en lijken op mieren, maar worden beschouwd als wespen zonder vleugels. Mierwespen zijn over het algemeen veel behaarder dan mieren.
 
De volgende onderfamilies zijn bij de familie ingedeeld:<br>
(Indicatie van aantallen soorten per onderfamilie tussen haakjes)
*[[Aenictinae]] (179)
*[[Aenictogitoninae]] (7)
*[[Agroecomyrmecinae]] <small>[[Frank M. Carpenter|Carpenter]], 1930</small> (1)
*[[Amblyoponinae]] (116)
*[[Aneuretinae]] (1)
*[[Apomyrminae]]
*[[Cerapachyinae]] (252)
*[[Dolichoderinae]] (697)
*[[Dorylinae]] <small>[[Johann Christian Fabricius|Fabricius]], 1815</small> (59)
*[[Ecitoninae]] (155)
*[[Ectatomminae]] (263)
*[[Schubmieren|Formicinae]] (Schubmieren) (2961)
*[[Heteroponerinae]] (24)
*[[Leptanillinae]] <small>[[Carlo Emery|Emery]], 1870</small> (58)
*[[Leptanilloidinae]] (15)
*[[Martialinae]] (1)
*[[Myrmeciinae]] <small>[[Carlo Emery|Emery]], 1877</small> (89)
*[[Myrmicinae]]
*[[Paraponerinae]] (2)
*[[Oermieren|Ponerinae]] (Oermieren) <small>[[Amédée Louis Michel le Peletier, comte de Saint-Fargeau|Lepeletier de Saint-Fargeau]], 1835</small> (1169)
*[[Proceratiinae]] (134)
*[[Pseudomyrmecinae]] (221)
* {{†}} [[Armaniinae]]
* {{†}} [[Brownimeciinae]]
* {{†}} [[Formiciinae]]
* {{†}} [[Sphecomyrminae]]
 
en de volgende geslachten die niet tot een onderfamilie behoren
* {{†}} ''[[CalyptitesCamelomecia]]''
* {{†}} ''[[Cretopone]]''
* {{†}} ''[[Curticorna]]''
* {{†}} ''[[Eoaenictites]]''
* {{†}} ''[[Eoformica]]''
* {{†}} ''[[Fonsecahymen]]''
* {{†}} ''[[Klondikia]]''
* {{†}} ''[[Kohlsimyrma]]''
* {{†}} ''[[Myanmyrma]]''
* {{†}} ''[[Petropone]]''
 
==Variatie==
Er zijn ongeveer 12.000 soorten beschreven. Bij mieren bestaat een grote variatie waar het gaat om de volgende eigenschappen:
* De grootte van de kolonie. Deze kan soms uit enkele, soms uit miljoenen mieren bestaan. Een kolonie [[trekmier]]en kan uit meer dan 15 miljoen dieren bestaan.<ref>{{en}} {{Citeer journal |author= Iain D. Couzin, Nigel R. Franks |doi= 10.1098/rspb.2002.2210 |title= Self-organized lane formation and optimized traffic flow in army ants |journal= Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences |volume= 270 |issue= 1511 |pages= 139–146 |date=2003 |pmid= 12590751 |pmc= 1691225}}</ref>
* Het aantal koninginnen aan het hoofd van de kolonie. Dit kan variëren van één tot enkele honderden.
* De complexiteit van de mierenmaatschappij. Bij sommige mierensoorten bestaat er een heel specifieke verdeling van taken, en bijbehorende lichaamskenmerken.
* De woonomgeving van de kolonie. Sommige soorten leven ondergronds, terwijl andere alleen in de toppen van bomen voorkomen.
 
== Kenmerken ==
De meeste soorten mieren zijn zwart of bruin, maar ook gele, rode, groene, zilvergrijze en goudkleurige soorten komen voor. Mieren hebben, net als de meeste andere insecten, [[voelspriet]]en op hun kop, die hun voornaamste zintuig vormen, en waarmee ze kunnen ruiken en voelen. De meeste mierensoorten hebben tevens ogen, maar in het donkere nest zijn deze niet erg nuttig.
 
Zoals alle insecten hebben mieren een in drieën verdeeld lichaam en drie paar poten. Qua lichaamsbouw lijken mieren erg op [[gewone wesp|wespen]], alleen zijn ze vaak kleiner, hebben geen vleugels en hebben een klein vierde (en soms vijfde) lichaamsdeel tussen [[borststuk]] en achterlijf: de ''schub'' (bij [[schubmieren]]) of de ''knopen'' (bij [[knoopmieren]]). Vleugels zijn voorbehouden aan de koningin en de mannetjes, die ze gebruiken om de zogenoemde ''[[Bruidsvlucht (biologie)|bruidsvlucht]]'' uit te voeren. In Nederland en België gebeurt dit meestal rond de maand augustus; de tijd van de ''vliegende mieren''.<ref>[http://antark.net/ant-life/ant-life-cycle/nuptial-flight/ Nuptial flight op Antsweb]</ref>
 
Sommige [[predator|rovende]] geleedpotigen, zoals bepaalde soorten [[wantsen]] maar ook [[spinnen (dieren)|spinnen]], lijken sprekend op mieren, om zo onopgemerkt op mieren te kunnen jagen. Deze jachtstrategie noemt men in de biologie [[mimicry|'agressieve mimicry']].
 
== De mierenmaatschappij ==
[[Bestand:Eciton_burchellii_army_ants.jpg|thumb|Werksters en een soldaat van de [[trekmier]] ''[[Eciton burchellii]]'']]
Binnen een mierenkolonie worden de volgende groepen onderscheiden:
* de koningin (bij een aantal soorten komen er meerdere voor per kolonie);
* de mannetjes (die enkel en alleen dienen voor de voortplanting en daarna spoedig sterven);
* de werksters. Werksters hebben daarnaast vaak nog verschillende functies in de mierenmaatschappij:
** soldaten: Dit zijn de gravers van de kolonie. Er wordt vaak gedacht dat deze groep het nest verdedigt of aanvallen pleegt, maar dit is een misverstand. Het misverstand komt waarschijnlijk door de grotere kaken, maar die zijn er om goed mee te kunnen graven. Ze zijn voor de kolonie veel te kostbaar om als "soldaat" gebruikt te worden, de larven van deze groep hebben namelijk extra veel voedsel nodig. Niet alle soorten hebben soldaten, ''Lasius''-soorten bijvoorbeeld niet;
** verkenners die foerageren om voedsel te vinden: dit zijn meestal de al wat oudere werksters die spoedig van ouderdom zullen sterven en waarvan het dus een kleiner verlies voor de kolonie is als ze tijdens hun werk worden opgegeten/aangevallen;
** verzorgers van de larven (dit zijn bijna altijd de jongste volwassen mieren, waarom is niet bekend);
** luizenkwekers die luizen als een soort 'koeien' houden (bijvoorbeeld bij de [[gele weidemier]]);
** opslagvaten ([[honingpotmieren]]);
** slavenhalers en -houders;
** voedselmakers.
 
In principe zijn alle werksters [[onvruchtbaarheid|steriele]] dochters van de koningin, en vanuit [[evolutie|evolutionair]] standpunt bezien dient het overleven van een specifieke [[populatie (biologie)|populatie]] (=kolonie) mieren dan ook slechts één belang: instandhouding van hun koningin, die in haar eentje de draagster is van de specifieke [[genenpoel]] van de kolonie. De aanvankelijk gevleugelde koningin verliest na de [[bruidsvlucht (biologie)|bruidsvlucht]] haar vleugels en begint een nieuwe kolonie met vleugelloze werksters.
 
Sommige werksters leggen [[ei (dier)|eieren]] die door andere werksters worden opgegeten. Als deze voor interne consumptie bestemde eieren onverhoopt toch uitkomen, wat zelden, en slechts bij enkele mierensoorten voorkomt, dan komen er mannetjes uit.
 
De lichaamsbouw van een werkster is vaak aangepast aan haar specifieke taken. Aan deze [[morfologie (biologie)|morfologische]] specialisatie ligt geen [[genetische variatie]] ten grondslag: hun op specifieke taken berekende lichaamsbouw wordt meestal bepaald door het soort voedsel dat ze als larve krijgen. Morfologische specialisatie van werksters komt bij mierensoorten in Nederland en België overigens vrijwel niet voor.
 
Een kolonie mieren kan behalve als een verzameling individuen ook worden beschouwd als een 'superorganisme', dat een aantal gedragingen vertoont dat niet kan worden voorspeld vanuit de gedragingen van de individuele mier. Het lijkt dan haast alsof ze op een [[Intelligentie|intelligente]] manier worden aangestuurd. Dit wordt, naar analogie met gelijksoortig gedrag bij [[bijen]] (ook vertegenwoordigers van de [[vliesvleugelige]]n), wel '[[bijenkorfintelligentie]]' (''hive intelligence'') genoemd.
 
== Communicatie en gedrag ==
Communicatie bij mieren verloopt hoofdzakelijk door middel van [[feromoon|feromonen]]. Deze vorm van communicatie is bij mieren mogelijk nog meer ontwikkeld dan bij andere sociale vliesvleugeligen, zoals [[bijen]] of [[gewone wesp|wespen]].{{Bron?||2015|09|20}} Net als andere [[insecten]] kunnen mieren met hun [[antenne (insect)|voelsprieten]] 'ruiken'. Deze voelsprieten zijn erg beweeglijk, met een duidelijk ellebooggewricht na het eerste segment (de ''scapus''). Doordat een mier twee voelsprieten heeft, voorzien ze de mier van informatie over zowel intensiteit van de voedselbron als de richting waarin deze zich bevindt.
 
Mieren gebruiken bijvoorbeeld het bouquet (geurpalet) van [[koolwaterstoffen]], die als een soort [[was (substantie)|was]]laag op hun huid zitten, om te kunnen herkennen tot welke kolonie ze behoren. Als een individu het nest binnenkomt met de verkeerde samenstelling van deze koolwaterstoffen, dan zal betreffende mier (hardhandig) verwijderd worden. Om alle nestgenoten hetzelfde te laten ruiken, worden de geurstoffen vermengd met voedsel dat de mieren onderling delen. Dit noemt men ook wel [[trophallaxis]]. Mieren vallen aan, en verdedigen zichzelf en hun nest, door te steken met een [[angel (insect)|gifangel]], of door te bijten en vervolgens [[mierenzuur]] in het bijtwondje te spuiten. In [[Maleisië]] komen mieren voor die, als ze worden aangevallen, exploderen door hun [[maagmembraan]] te laten springen, waarbij de [[predator|aanvaller]] soms ook te gronde gaat.<ref>{{aut|Jones T.H., D.A. Clark, A.A. Edwards, D.W. Davidson, T.F. Spande, R.R. Snelling}} (2004) ''The chemistry of exploding ants, <u>Camponotus spp. (cylindricus complex)</u>.'' J Chem Ecol. 2004 Aug 30 (8):1479-92</ref>
 
Veel mierensoorten gebruiken feromonensporen om de weg terug naar huis te vinden. Zo kan een voedselverzamelaar, die voedsel vindt, een spoor op de grond achterlaten, en op die manier aan andere voedselverzamelaars kenbaar maken waar dit voedsel gevonden kan worden, waarna deze vervolgens het feromonenspoor terug kunnen gaan volgen. Deze 'spoorvolgers' versterken op hun beurt het feromonenspoor verder, zodat nog meer mieren het zullen volgen, totdat de voedselbron is uitgeput. Het feromonenspoor wordt dan niet verder versterkt en vervaagt langzaam. Behalve dit spoor, gebruiken mieren verschillende soorten informatie om hun weg terug naar het nest te vinden. Zo tellen ze bijvoorbeeld het aantal stappen dat ze hebben genomen sinds hun vertrek, hebben ze een ingebouwd [[kompas]] en slaan ze herkenningspunten op in hun geheugen. Indien een mier door een mens op een andere plaats wordt neergezet, is het voor de mier moeilijker om het nest weer terug te vinden.
 
Andere feromonen zijn bijvoorbeeld het alarmferomoon, dat iedere individuele mier kan afgeven, en dat nabije nestgenoten tot een furieuze aanval aanzet. Sommige [[parasiet|parasitaire]] mieren gebruiken zogenaamde propagandaferomonen om hun [[gastheer (biologie)|gastheren]] in verwarring te brengen terwijl ze binnendringen. Mieren kunnen ook detecteren tot welke takengroep een andere mier uit dezelfde kolonie behoort (bijvoorbeeld verkenner of kinderverzorgster), aan de hand van de laag van koolwaterstoffen op hun huid. De koningin heeft vaak een specifiek bouquet van geurstoffen, waarvan men aanneemt dat de werksters haar hieraan als zodanig herkennen. Bij gebrek aan een koningin worden de resterende eieren opgekweekt tot nieuwe koninginnen, en gaan de werksters zelf eieren leggen waar mannetjes uitkomen.
 
== Levenswijze ==
[[Bestand:LeafAnt.jpg|thumb|Parasolmieren]]
Veel soorten mieren verzamelen niet alleen voedsel, maar kweken het ook zelf. Men zou zelfs kunnen zeggen dat een aantal soorten aan een soort [[landbouw]] en zelfs [[veeteelt]] doet. Zo zuigt de (zwarte) [[wegmier]] (''Lasius niger'') graag de zoete afscheiding ([[honingdauw]]) van [[bladluizen]] op, en beschermt daarom de luizen met mierenzuur tegen vijanden als [[lieveheersbeestjes]]. Andere soorten gaan nog verder en brengen de luizen naar ondergrondse kamers met plantenwortels. Hier kunnen de luizen ongestoord sappen uit de plantenwortels zuigen en tappen de mieren de honingdauw bij de luizen af. [[Parasolmier]]en, vooral bekend uit het geslacht ''[[Atta (mieren)|Atta]]'', knippen delen van bladeren af en transporteren de bladeren naar het nest. Hier wordt in speciale groeikamers een bepaalde [[schimmels|schimmel]] gekweekt waarvan de mieren leven. Een kolonie telt al gauw 2 miljoen mieren, die binnen 24 uur een boom volledig kunnen ontbladeren.
 
Ook sommige planten halen voordeel uit een [[symbiose]] met mieren, en lokken mieren naar zich toe door een zoete afscheiding te produceren (zie ook [[mierenbroodje]]). Een grotere planteneter die door de mieren in de bek of tong wordt gebeten/gestoken laat het wel uit zijn hoofd om nogmaals van die plant te eten.
 
== [[Ecologische betekenis]] ==
{{Zie ook|Zie ook [[Myrmecotrofie]]}}
Mieren kunnen van grote invloed zijn op de planten en dieren in een [[ecosysteem]]. Welke invloed mieren hebben en hoe groot die invloed is, hangt af van het soort mier en het ecosysteem waar de mieren aanwezig zijn.
 
; Mieren helpen bij het bestrijden van schadelijke insecten: Uit onderzoek is gebleken dat bosmieren per kolonie en seizoen 6,1 miljoen insecten en andere [[geleedpotigen]] buitmaken.<ref>{{Aut|J. Petal}} (1978): 'The role of ants in ecosystems', in: Production ecology of ants and termites (ed. Brian MV): 293-325. Cambridge University Press, Cambridge</ref> Vogels mijden soms de bomen waarin bosmieren foerageren<ref>{{Aut|P.D. Haemig}} (1994): 'Effects of ants on the foraging of birds in spruce trees.' Oecologia 97:35-40</ref> en mieren kunnen soms helpen bij het bestrijden van insecten die de bladeren, naalden of zaden van gewassen eten.<ref>{{Aut|R. Peng, K. Crhistian, D. Reilly}} (2012): 'Biological control of the fruit-spotting bug ''Amblypelta lutescens'' using weaver ants ''Oecophylla smaragdina'' on African mahoganies in Australia.' Agricultural and Forest Entomology 14: 428-433</ref> Bosmieren die op een [[kaalslag]] overleven, kunnen de door kleine houtetende kevertjes veroorzaakte schade aan zaailingen verminderen.<ref>{{Aut|V. Manák, J. Nordenhem, N. Björklund, L. Lenoir, G. Nordlander}} (2013): 'Ant protect conifer seedlings from feeding damage by the pine weevil ''Hylobius abietis''.' Agriculture and Forest Entomology 15:98-105</ref> Het onderzoek hiernaar staat nog in de kinderschoenen.
 
; Mieren kunnen zaden verspreiden: Mieren hebben ook een functie in het verspreiden van sommige soorten plantenzaden die hiertoe zijn voorzien van een zogenoemd [[mierenbroodje]].
 
; Mieren spelen een belangrijke rol in de voedingsstoffenkringloop: Via hun activiteiten als [[detrivoor|detrivoren]] in de [[strooisellaag]] dragen mieren bij aan een verbeterde [[bodemvruchtbaarheid]].
 
; Mierennesten bieden onderdak aan andere dieren, waaronder sommige rode lijstsoorten: In de nesten van mieren kan een groot aantal soorten insecten en andere geleedpotigen leven. Sommige dieren die in mierennesten leven, eten de miereneieren of -larven, of ze troggelen de mieren het voedsel af dat bestemd is voor de larven. Er zijn zelfs mierensoorten die hun kolonie in de nesten van andere mierensoorten bouwen.<ref>{{Aut|B. Hölldobler, E.O. Wilson}} (1990): 'The Ants', Springer-Verlag, Berlin</ref> Er zijn echter ook heel veel soorten [[mijten]], [[springstaarten]] en andere 'typische' bodemdieren die in mierennesten leven. Ze zijn voor hun voedsel niet direct afhankelijk van mieren maar leven van het organische materiaal en van de [[schimmels]] en bacteriën die in het nestmateriaal groeien. Deze dieren zijn de mieren waarschijnlijk niet tot last ([[commensalisme]]). Het is opvallend dat er in mierenhopen andere soorten bodemdieren voorkomen dan in de 'gewone' bodem. De bodemdieren in de mierenhopen van rode bosmieren bestaan vooral uit soorten die afhankelijk zijn van [[bacteriën]], terwijl de soorten in de bosbodem vooral van schimmels leven.<ref>{{Aut|J. Laakso, H. Setälä}} (1998): 'Composition and trophic structure of detrital food web in ant (Formica aquilonia) nest mounds and the surrounbding soil.' Oikos 81:266-278</ref> Hier zijn verschillende oorzaken voor. Zo is de mierenhoop van bosmieren meestal droog en warm, terwijl de bosbodem natter is en de temperatuur ervan meer fluctueert. Daaraan kan de ene soort zich beter aanpassen dan de andere. Ook de aanwezigheid van hars in bosmierennesten kan een rol spelen. Uit onderzoek is gebleken dat springstaarten in aantal afnemen als hars aan bodemmateriaal wordt toegevoegd, terwijl mijten minder last hebben van hars.<ref>{{Aut|L. Lenoir, J. Bengtsson, T. Persson}} (2003): 'Effects of conifer resin on soil fauna in potential wood-ant nest materials at different moisture levels.' Pedobiologia 47: 19-25</ref>
 
== Evolutie en ontwikkeling ==
Recente [[fossiel |fossiele]] vondsten en onderzoek op het gebied van [[Desoxyribonucleïnezuur|DNA]] hebben meer duidelijkheid verschaft over de evolutie van de mieren en de relaties tussen de verschillende families.
 
Rond het midden-krijt (circa 100 miljoen jaar geleden) breidde de mier zich sterk uit in [[bos (vegetatie)|bosachtige]] omgevingen, hetgeen samenviel met de opkomst van de [[bedektzadigen| bloeiende planten]]. In het [[paleoceen]] (66 tot 56 miljoen jaar geleden) bereikte deze diergroep dominantie in deze [[ecologische niche]] (die van het bos), in samenhang met de inmiddels alomtegenwoordige [[bloem (plant)|bloeiende planten]]. Daarna werden, naast het bos, ook andere [[habitat|leefgebieden]] door mierensoorten gekoloniseerd, en ontstond er een grotere diversiteit in leefgewoonten tussen de verschillende mierensoorten.
 
== Fotogalerij ==
'''In Nederland en België'''
<gallery mode=packed caption=" " widths="150px" heights="150px">
Lasius.flavus.jpg|[[Gele weidemier]] (''Lasius flavus'')
Lasius niger.jpg|[[Zwarte wegmier]] (''Lasius niger'')
A Formica rufa worker.jpg|[[Behaarde rode bosmier]] (''Formica rufa'')
Formica pratensis 2.JPG|[[Zwartrugbosmier]] (''Formica pratensis'')
Formica polyctena.jpg|[[Kale rode bosmier]] (''Formica polyctena'')
</gallery>
 
'''Buiten Nederland en België'''
<gallery mode=packed caption=" " widths="150px" heights="150px">
Oecophylla smaragdina MHNT reine.jpg|De ''Oecophylla smaragdina''- koningin uit [[Australazië]] is overwegend groen
Pristomyrmex pungens01.jpg|''Pristomyrmex pungens'' uit [[Japan]]
GRF PheidologetonDiversus 01.jpg|''Pheidologeton diversus'' uit [[Indonesië]]
Meat eater ant qeen excavating hole.jpg|Koningin ''Iridomyrmex purpureus'' uit [[Australië (continent)|Australië]]
</gallery>
 
== Bestrijding ==
[[Bestand:Mierenlokdoos Ant Bait.JPG|thumb|Mierenlokdoos]]
Mieren kunnen worden bestreden door een mierenlokdoos te gebruiken. De werkzame stof wordt door de werksters van het mierenvolk meegenomen in het nest. Het mierenprobleem wordt daardoor bij de bron aangepakt.
 
Het gif in mierenbestrijdingsmiddelen is echter vaak zeer krachtig en behoort doorgaans tot de groep der [[neonicotinoïde]]n. Dit zogenaamde systemische gif is niet alleen dodelijk voor mieren, maar voor alle insecten die er direct of indirect mee in aanraking komen, waaronder bijen en hommels. Deze groep gifstoffen breekt zeer slecht af in het milieu en verspreidt zich van mierennest naar de bodem en via het grondwater naar planten en bloemen waar andere insecten van eten. Ook voor dieren die vergiftigde insecten eten (vogels, amfibieën, egels, etc.) is het giftig. Het gaat doorgaans om een of meerdere van de volgende neonicotinoïden:
* Imidacloprid
* Thiamethoxan
* Clothianidine
* Thiacloprid
* Acetamiprid
* Dinotefuran
* Nitenpyram
 
Vrijwel alle mierenbestrijdingsmiddelen die vrij voor particulieren te koop zijn bevatten neonicotinoïden. Als alternatief kunnen middelen gebruikt worden die de genoemde stoffen niet bevatten. Ook kan er overgegaan worden tot natuurlijke bestrijding, zoals het planten van [[goudsbloem (soort)|goudbloemen]] of [[afrikaantje]]s in de buurt van het nest, of het strooien van sterk geurende stoffen zoals koffie, peper of knoflook. De mieren zullen dan niet doodgaan, maar wel verhuizen. Een minder diervriendelijk alternatief is een mengsel van gist of bakpoeder met water en bijvoorbeeld stroop of jam. De mieren komen op de zoetigheid af, maar krijgen bij het nuttigen ervan ook de gist binnen. De gist zet in hun maag uit, waardoor deze scheurt.<ref>[https://www.duurzaamthuis.nl/mieren-bestrijden-een-geduchte-tegenstander Mieren bestrijden]</ref> Droge gist of bakpoeder met poedersuiker wordt door de mieren meegenomen naar het nest. Hierdoor zullen ook daar mieren sterven als gevolg van het scheuren van hun maag. Een ecologische methode die geen kwaad kan voor bijen.{{Bron?|laten bijen dit mengsel links liggen?|2017|05|31}}
 
== Zie ook ==
* [[Bladsnijdersmier (groep)]]
* [[Formicivoor]] (mierenetende diersoorten)
* [[Lijst van mieren in Nederland]]
* [[Mierenbroodje]]
* [[AntWeb]], website over mieren opgezet door de [[California Academy of Sciences]]
 
== Literatuur ==
* ''Mieren van de Benelux'' (2010), Peter Boer. Stichting Jeugdbondsuitgeverij, 's Graveland, 184 pp., {{ISBN|978-90-5107-043-9}}
* ''De wespen en mieren van Nederland'' (2004), T.M.J. Peeters, C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J.Smit en H.H.W. Velthuis; eindredactie A.J. de Winter , [[Naturalis]], [[Leiden]]; [[KNNV]], [[Zeist]] en [[EIS-Nederland]], Leiden , 496 pp., {{ISBN|90 5011 174 2}}
* ''Onze mieren'' (2001), E. Schoeters en F. Vankerkhoven. Educatie Limburgs Landschap vzw, Heusden-Zolder, 175 pp.
* ''Onze mieren: Geactualiseerde determinatietabel voor België'' (2002), E. Schoeters en F. Vankerkhoven. Educatie Limburgs Landschap vzw, Heusden-Zolder, 62 pp.
 
== Externe links ==
* [http://www.nederlandsesoorten.nl/get?site=nlsr&view=nlsr&page_alias=conceptcard&cid=0AHCYFCQUXVY Mieren], Nederlands Soortenregister
* [http://www.formicidae.be/ Mieren in Vlaanderen]
* [http://www.nlmieren.nl/ Hobbywebsite over Nederlandse Mieren]
 
{{Commonscat|Formicidae}}
{{Appendix}}
 
[[Categorie:Mier| ]]