Ontsteking (geneeskunde): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 19:
* '''hyperemie''': versterkte doorbloeding. Hyperemie wordt veroorzaakt door [[vasodilatatie|vaatverwijdende]] stoffen en [[vasoactief|vasoactieve]] mediatoren), waarvan [[histamine]] en [[bradykinine]] de belangrijkste zijn. Aan de veneuze kant (de kant van de [[ader (anatomie)|aderen]]) van de [[capillair|haarvaten]] ontstaat een verhoogde doorbloeding, en door de vaatverwijding wordt de “flow” (stroomsnelheid) van het bloed verlaagd. Doordat er meer bloed in het ontstoken gebied komt, zal het weefsel roodgekleurd (rubor) en warm (calor) worden en kunnen meer cellen voor de [[afweer]] zorgen.
* '''exsudatie''': uittreden van vocht uit de [[bloedbaan]], als gevolg van een verhoogde doorlaatbaarheid ([[permeabiliteit (materiaal)|permeabiliteit]]) van de vaatwand van de haarvaten. Ook exsudatie vindt plaats onder de invloed van histamine en bradykinine. De openingen tussen de (eenlagige) [[endotheel]]cellen waaruit de haarvatwanden zijn gevormd, worden groter door de vasoactieve mediatoren, en ook de [[hydrostatische druk]] in de capillairen stijgt, waardoor er meer vocht de bloedvaten verlaat dan normaal. Door de verhoogde permeabiliteit van de haarvatwanden verlaten ook [[albumine|eiwitten]], die normaalgesproken zorg dragen voor de [[osmotische druk|osmotische (of oncotische) druk]], de bloedbaan, en daarmee daalt de terugresorptie van bloed vanuit de capillairen naar de bloedbaan. Dit betekent dat er meer vocht achterblijft in het ontstoken weefsel, wat ontstekings[[oedeem]] genoemd wordt. Meer weefselvocht betekent dat er een onderhuidse zwelling of ''tumor'' optreedt bij de ontsteking.
* '''infiltratie of diapedese''' van [[leukocyt]]en (witte bloedcellen) uit de bloedbaan, ter plaatse van de ontsteking. Als eerste treden [[granulocyt]]en uit (na 24-48 uur), en daarna de [[monocyt]]en (of [[macrofagen]]) en de [[plasmacel]]len. Dit gebeurt onder invloed van stoffen ([[cytokine]]s), die worden afgegeven door [[endotheel]]cellen, door cellen bij de ontstekingshaard van [[bacteriën]] of door beschadigde eigen cellen. De leukocyten zorgen in het ontstoken weefsel voor [[fagocytose]] van de dode cellen of van de [[pathogeen|ziekteverwekkers]], en breken deze vervolgens af. Er kan sprake zijn van een [[afweer#Aspecifieke afweer|aspecifieke]] of van een [[afweer#Specifieke afweer|specifieke reactie]] van de leukocyten. Granulocyten (bij een ontsteking vooral [[neutrofiel]]en) en macrofagen zorgen voor de ''aspecifieke'' afweer; [[lymfocyt]]en, waaronder plasmacellen, zijn betrokken bij een ''specifieke'' reactie middels [[antigeen]]-herkenning. Bij een ontsteking zijn dus verschillende typen leukocyten bezig in het weefsel, er is sprake van een verhoogde cellulaire activiteit. Deze leidt tot een verhoogd energieverbruik en daarmee tot een toegenomen warmteproductie in het ontstoken weefsel: de zogeheten ''calor'', een van de vijf ontstekingskenmerken.
* '''celgroei''': [[proliferatie (cel)|proliferatie]] van onder andere [[fibroblast]]en, met als doel weefselherstel. Roodheid kan ook in deze fase, in het herstellende- of [[granulatieweefsel]], optreden, wanneer, onder invloed van [[groeifactor]]en, vermenigvuldiging (proliferatie) van bloedvaatjes in het weefsel plaatsvindt.
Soms kan het aangetaste weefsel hersteld worden tot de oorspronkelijke staat, maar soms heeft het weefsel geen [[regeneratie (biologie)|regeneratie]]-capaciteit, of is de regeneratiecapaciteit niet voldoende om alle schade te herstellen. In dat geval zal het beschadigde weefsel vervangen worden door [[bindweefsel]], wat zichtbaar blijft als [[Litteken (huid)|litteken]]. Het ontstaan van littekenweefsel, na genezing van een ontstekingsreactie, is dus afhankelijk van de mogelijkheid tot weefselregeneratie, wat weer bepaald wordt door het type cellen. [[Labiele cel]]len (bijvoorbeeld [[epitheelcel]]len) delen voortdurend en hebben daardoor een grote regeneratiecapaciteit. [[Stabiele cel]]len (onder andere de [[endotheel]]cellen, de [[Glad spierweefsel|gladde spiercellen]] en de [[levercel]]len) delen normaal gesproken niet, maar bij beschadiging van omliggend weefsel komen ze wel in de [[celcyclus]] terecht. Deze cellen hebben dus ook een goede regeneratiecapaciteit. [[Permanente cel]]len (zoals de [[neuron]]en en de [[Dwarsgestreept spierweefsel|dwarsgestreepte spiercellen]] van het skelet en het [[hart]]) kunnen niet [[celdeling|delen]] en hebben dus ook geen regeneratiecapaciteit. Bij deze cellen zal, na beschadiging, vervanging van oorspronkelijk weefsel door bindweefsel plaatsvinden, wat kan leiden tot functieverlies (''functio laesa'').